Hoofdstuk 9

Het aanvaarden van de verzoening

VI. Het aanvaarden van jouw broeder

 

Deze paragraaf vervolgt de bespreking van het feit dat we het licht in onszelf alleen kunnen ontdekken door het aan onze broeders te geven. 

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

1. Hoe kun jij je in toenemende mate bewust worden van de Heilige Geest in jou anders dan door Zijn werking? Je kunt Hem met je ogen niet zien en met je oren niet horen. Hoe kun jij Hem dan überhaupt waarnemen? Als jij tot vreugde inspireert en anderen met vreugde op jou reageren, dan moet er wel iets in jou zijn wat in staat is die vreugde op te wekken, ook al ervaar jij die zelf niet. Als het in jou zit en vreugde op kan wekken, en als je ziet dat het in anderen inderdaad vreugde opwekt, dan kan het niet anders dan dat jij het in jezelf dissocieert.

 

We worden ons bewust van de Heilige Geest in ons door Zijn werking door ons heen waar te nemen bij anderen. Wanneer iemand met vreugde op ons reageert, moet zich een bron van vreugde in onszelf bevinden, ook al zijn we ons daar niet van bewust. De reactie van de ander versterkt echter dit bewustzijn in onszelf. 

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

2. Het komt jou voor alsof de Heilige Geest niet constant in jou vreugde opwekt, omdat jij niet constant vreugde in anderen oproept. Aan hun reacties op jou meet jij af hoe constant Hij is. Wanneer jij niet constant bent zul je niet altijd aanleiding tot vreugde geven, en zodoende zul je niet altijd Zijn constantheid herkennen. Wat jij jouw broeder schenkt, schenk je Hem, want Hij kan in wat Hij geeft niet verder gaan dan wat jij schenkt. Dit komt niet doordat Hij beperkt wat Hij geeft, maar eenvoudig doordat jij beperkt hebt wat je ontvangt. De beslissing om te ontvangen is de beslissing om te aanvaarden.

 

Deze enigszins ingewikkeld lijkende alinea bevat twee eenvoudige ideeën:

Wat ik mijn broeders aanbied is wat ik bereid ben te ontvangen van de Heilige Geest.

Als ik geen constante vreugde oproep in mijn broeders, aanvaard ik zelf geen constante vreugde van de Heilige Geest, maar beoordeel ik Hem als niet constant.

 

Toepassing : Stel jezelf de vraag: 'Heb ik de Heilige Geest wel eens als niet constant beoordeeld? Als dat zo is, zou het dan mijn eigen niet-constant-zijn kunnen zijn, in plaats van het Zijne?'

Lees deze vraag nog enkele keren. Doe je best om je ongeloof opzij te zetten en de vraag bij je binnen te laten komen.

Vraag jezelf dan af: 'Hoe zou mijn leven anders zijn als ik het idee ter harte zou nemen dat ik, als ik constante vreugde van de Heilige Geest wil, mijn broeders constant aanleiding tot vreugde moet geven?'

Zeg tenslotte: Ik moet mijn broeders constant aanleiding tot vreugde geven, zodat de Heilige Geest constant vreugde kan geven aan mij.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

3. Als jouw broeders deel van jou zijn, ga je hen dan ook aanvaarden? Alleen zij kunnen jou onderwijzen wat jij bent, want wat jij leert is het resultaat van wat jij hun hebt onderwezen. Waaraan jij in hen appelleert, daaraan appelleer jij in jezelf. En wanneer je in hen daaraan appelleert wordt het voor jou werkelijkheid ...

 

Wat we onze broeders onderwijzen over wat zij zijn, leert ons wat wij zelf zijn. Door een beroep te doen op iets in hen, versterken we de werkelijkheid daarvan in onszelf. Dit maakt de vraag in de eerste zin uitermate boeiend: aanvaarden we onze broeders? Of wijzen we hen af, wat betekent dat we onszelf leren dat we afgewezen worden?

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

... God heeft maar één Zoon, want Hij kent ze allen als één. Alleen God Zelf is meer dan zij, maar zij zijn niet minder dan Hij. Wil jij weten wat dit betekent? Als je wat jij aan je broeder doet aan mij doet, en als je alles voor jezelf doet omdat wij deel van jou zijn, dan hoort alles wat wij doen evenzeer jou toe. Ieder die God geschapen heeft is deel van jou, en deelt met jou in Zijn glorie. Zijn glorie hoort Hem toe, maar is op gelijke wijze van jou. Jij kunt dus niet minder glorievol zijn dan Hij.

 

De eerste zin bevestigt dat alle schijnbaar afgescheiden fragmenten van het Zoonschap in werkelijkheid één zijn: 'God heeft maar één Zoon'.

De daaropvolgende zin lijkt een tegenstrijdigheid te bevatten: God is méér dan de schijnbaar afgescheiden fragmenten van het Zoonschap, maar ze zijn niet minder dan Hij ...

Jezus legt uit: aangezien er slechts één Zoon is, die één is met de Vader, delen we alles met elkaar. In de wereld delen we de gespleten denkgeest met onze broeders, in werkelijkheid delen we de glorie van God met hen én met Hem. Zoals de volgende alinea zegt is God 'alleen maar meer dan jij omdat Hij jou geschapen heeft', maar zijn wij niet minder glorievol dan Hij.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

4. God is alleen maar meer dan jij omdat Hij jou geschapen heeft, maar zelfs dit wil Hij jou niet onthouden. Daarom kun jij scheppen zoals Hij, en jouw dissociatie zal daar niets aan afdoen. Noch Gods licht, noch het jouwe is getemperd omdat jij niet ziet ...

 

In tegenstelling tot Gods glorie, kan Gods schepping van mij niet van mij zijn op dezelfde manier waarop ze van Hem is, want dat zou betekenen dat ik mijzelf geschapen heb en dat is onmogelijk. Wat mij echter wel toebehoort is de macht waarmee Hij mij geschapen heeft. Deze scheppingsmacht oefen ik uit in de Hemel, ook al besef ik dat niet in mijn droom van afgescheidenheid.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

... Omdat het Zoonschap noodzakelijkerwijs als één schept, herinner jij je de schepping telkens wanneer jij een deel van de schepping herkent. Elk deel dat jij je herinnert draagt bij aan jouw heelheid, want elk deel is heel. Heelheid is ondeelbaar, maar jij kunt pas leren wat jouw heelheid is als je die overal ziet. Jij kunt jezelf alleen kennen zoals God Zijn Zoon kent, want kennis wordt met God gedeeld. Wanneer jij in Hem ontwaakt, zul je jouw grootheid kennen door Zijn onmetelijkheid als de jouwe te aanvaarden. Maar tot die tijd zul je die beoordelen zoals je die van jouw broeder beoordeelt, en die aanvaarden zoals je de zijne aanvaardt.

 

We herinneren ons onze scheppende functie wanneer we een van onze medescheppers herkennen ... Stel je voor dat je vroeger honkbal speelde, maar dat een ernstig geval van geheugenverlies deze herinnering heeft geblokkeerd. Dan ontmoet en herken je een van je voormalige teamgenoten. Zou dat de herinnering van je honkbal-verleden niet dichter naar de oppervlakte brengen?

Elke broeder wiens werkelijkheid je herkent, draagt bij aan jouw heelheid, omdat je hem herkent als deel van jezelf. Hierdoor lijkt het alsof je je heelheid volledig kunt kennen door één broeder te kennen. Maar 'Jij kunt jezelf alleen kennen zoals God Zijn Zoon kent', en Hij kent ons alleen als één. Om onze heelheid werkelijk te kennen, moeten we dus iedereen herkennen als Gods Zoon. Zolang we in de wereld zijn, zullen we onze heelheid beoordelen zoals we die beoordelen in elke andere broeder. 

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

5. Jij bent nog niet wakker, maar je kunt leren hoe te ontwaken. Heel eenvoudig: de Heilige Geest leert jou anderen te wekken. Naarmate je hen ziet ontwaken, zul jij leren wat ontwaken betekent, en omdat jij ervoor gekozen hebt hen te wekken, zal hun dankbaarheid en waardering voor wat je hun gegeven hebt, jou leren wat de waarde daarvan is. Zij zullen de getuigen worden voor jouw werkelijkheid, zoals jij geschapen werd als getuige voor die van God. Maar wanneer het Zoonschap tezamen komt en aanvaardt dat het Eén is, zal het gekend zijn aan zijn scheppingen, die voor zijn werkelijkheid getuigen zoals de Zoon dat voor de Vader doet.

 

Stel je voor dat je in een spiritueel tijdschrift een artikel leest met de titel: 'Wil je leren hoe je kunt ontwaken?' Hoe groot is de kans dat het advies zou luiden: 'Laat de Heilige Geest jou leren hoe je anderen kunt wekken'. Waarschijnlijk uitermate klein, maar toch is dat het antwoord dat we hier krijgen. Als we naar de Heilige Geest luisteren en anderen vergeven door hen te zien zoals ze werkelijk zijn, zal hun denkgeest ontwaken tot deze werkelijkheid en daarmee de onze. Uiteindelijk zal het hele Zoonschap zichzelf herkennen als de Eenheid die het ís, en zullen we onze scheppingsfunctie in de Hemel op ons nemen als de uitbreiding van onze ware natuur. 

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

6. Wonderen hebben in de eeuwigheid geen plaats, omdat ze een herstellende functie hebben. Maar zolang jij nog genezing nodig hebt, zijn je wonderen de enige getuigen van jouw werkelijkheid die jij kunt herkennen. Je kunt een wonder niet voor jezelf verrichten, want wonderen zijn een manier om aanvaarding te geven en te ontvangen. In de tijd komt het geven eerst, hoewel ze in de eeuwigheid, waar ze niet kunnen worden gescheiden, gelijktijdig zijn. Wanneer jij geleerd hebt dat ze hetzelfde zijn, is de behoefte aan tijd voorbij.

 

Wanneer we spreken over het opwekken van vreugde in anderen, hen onderwijzen wat ze werkelijk zijn, en hen wekken uit de droom van het ego, spreken we over het verrichten van wonderen. De krachtigste manier om onze eigen werkelijkheid te herkennen, is het zien van de gevolgen die we veroorzaken in de wereld. Wanneer dat onheilige gevolgen zijn, zien we onszelf als zoon van het ego; zijn het heilige gevolgen, dan zien we onszelf als Zoon van God. En de mensen in wie deze gevolgen zichtbaar zijn, worden de getuigen van onze heiligheid of onheiligheid.

We kunnen ons dus alleen bewust worden van onze heiligheid door haar in anderen te erkennen. In de wereld van ruimte en tijd gaat geven vooraf aan ontvangen. Maar er zal een moment komen waarop we beseffen dat geven en ontvangen hetzelfde zijn en gelijktijdig plaatsvinden. En dan zal er geen tijd meer nodig zijn tussen beide.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

7. De eeuwigheid is één tijd, met als enige dimensie ‘altijd’. Dit kan niets voor jou betekenen tot jij je Gods open Armen herinnert, en tenslotte Zijn open Denkgeest kent. Net als Hij ben jij ‘altijd’: in Zijn Denkgeest en met een denkgeest als de Zijne. In jouw open denkgeest bevinden zich jouw scheppingen, in volmaakte communicatie uit volmaakt begrip ontstaan. Kon je er maar één van aanvaarden, dan zou jij niets verlangen wat de wereld te bieden heeft. Al het andere zou volstrekt zonder betekenis zijn. Gods betekenis is incompleet zonder jou, en jij bent incompleet zonder jouw scheppingen. Aanvaard jouw broeder in deze wereld en aanvaard niets anders, want in hem zul jij jouw scheppingen vinden, omdat hij die met jou geschapen heeft. Je zult pas weten dat jij medeschepper bent met God als je eerst leert dat jouw broeder medeschepper is met jou.

 

De eeuwigheid heeft slechts één dimensie, in tegenstelling tot de drie wereldse dimensies van verleden, heden en toekomst. In de eeuwigheid is het altijd 'altijd'. Voor ons heeft dit geen enkele betekenis totdat we weer thuis zijn bij God in de Hemel. Dan zullen we ontdekken wat alles en altijd betekenen.

Wat ons compleet maakt zijn onze scheppingen: de uitbreiding van Liefde in de Hemel en de afspiegeling daarvan in de wereld door vergeving. Als we slechts één van onze broeders zouden kunnen zien als volmaakt onschuldig en volledig één met ons, zouden we ook kunnen zien dat we samen met hem scheppen. Dan zouden we de wereld achter ons laten en samen met God scheppen in de Hemel. 

(Toelichtingen door Robert Perry)