Hoofdstuk 2

De afscheiding en de verzoening

V. De functie van de wonderdoener

 

1. Alvorens wonderdoeners klaar zijn om hun functie in deze wereld te aanvaarden, is het noodzakelijk dat ze de angst voor bevrijding ten volle begrijpen. Anders kunnen zij onbedoeld voedsel geven aan de overtuiging dat bevrijding gevangenschap betekent, een overtuiging die reeds al te zeer is verbreid. Deze valse waarneming komt op haar beurt weer voort uit de overtuiging dat letsel beperkt kan blijven tot het lichaam. Dat komt door de onderliggende angst dat de denkgeest in staat is zichzelf te kwetsen. Niet een van deze vergissingen betekent iets, omdat de miscreaties van de denkgeest niet werkelijk bestaan. Dit inzicht is een veel beter beschermmiddel dan welke vorm van niveau-verwarring ook, omdat het de correctie invoert op het niveau van de vergissing. Het is noodzakelijk te onthouden dat alleen de denkgeest scheppen kan, en dat correctie thuishoort op het niveau van het denken. Om nu een eerdere uitspraak aan te vullen: de geest is reeds volmaakt en behoeft daarom geen correctie. Het lichaam bestaat niet, behalve als leermiddel voor de denkgeest. Dit leermiddel is niet onderworpen aan zijn eigen vergissingen, omdat het niet kan scheppen. Het ligt dan ook voor de hand dat de denkgeest ertoe aanzetten zijn miscreaties op te geven de enige echt zinvolle toepassing van scheppend vermogen is.

 

Om deze alinea te kunnen begrijpen moeten we haar zien als een voortzetting van de vorige paragraaf. Daar werd ons verteld dat iemand, die in een door angst verzwakte toestand verkeert, in paniek kan raken wanneer hij te vroeg aan een wonder wordt blootgesteld (T2.IV.4:7-9). Deze alinea legt uit waarom dat zo is.

Onbewust gelooft de zieke dat zijn denkgeest zichzelf door zijn vergissingen heeft gekwetst, dat deze vergissingen zijn ware aard hebben besmet. Dit geloof is zo beangstigend, dat hij deze besmetting op zijn lichaam projecteert, waar ze de vorm van ziekte aanneemt. Dat ervaart hij als een opluchting: 'Gelukkig bevindt het probleem zich in mijn lichaam, niet in mijn denkgeest'. Maar dan komt de wonderdoener met de beste bedoelingen, maar met onvoldoende begrip van ware bevrijding om de zieke te genezen voordat deze daar klaar voor is.

Wanneer de verdediging die hij heeft opgebouwd de ziekte wegvalt, staat hij oog in oog met wat deze verborg: het geloof dat zijn vergissingen zijn denkgeest hebben gekwetst en zijn ware aard hebben beschadigd. Hij is bevrijd, maar ervaart dit als gevangenschap. Daarom is de wonderdoener pas werkelijk behulpzaam wanneer hij probeert de zieke ervan te overtuigen dat de miscreaties van zijn denkgeest niet bestaan (1:5-6). Die boodschap willen we allemaal horen: 'Er is niets gebeurd. Je vergissingen hebben geen enkel gevolg. Je bent reeds volledig vrijgesproken'. Dat is veel beter dan: 'Je lichaam was het probleem, maar nu is het genezen'. Het lichaam is slechts een gevolg en kan dus niet het probleem zijn (1:9-10). Het is ook veel beter dan: 'Je ziel was bevlekt, maar God zal haar zuiveren als je in Jezus gelooft'. De ziel, of de geest, is volmaakt en heeft geen correctie nodig (1:8), ze is immuun voor alles wat we doen.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

2. Magie is het onnadenkende, ofwel miscreërende gebruik van de denkgeest. Lichamelijke medicaties zijn een soort ‘tovermiddelen’, maar als je bang bent je denkgeest voor genezing aan te wenden, moet je dat ook niet proberen. Alleen al het feit dat je bang bent maakt jouw denkgeest vatbaar voor miscreatie. Je zult dan waarschijnlijk ook elke genezing die zich voordoet verkeerd begrijpen, en omdat egocentrisme en angst gewoonlijk samengaan, ben je misschien niet in staat om de werkelijke Bron van de genezing te aanvaarden. In deze omstandigheden is het voor jou veiliger je tijdelijk op lichamelijke geneesmiddelen te verlaten, omdat jij die niet voor je eigen scheppingen kunt aanzien. Zolang je gevoel van kwetsbaarheid je parten blijft spelen, moet je niet proberen wonderen te verrichten.

 

Deze alinea gaat nogmaals in op het thema 'stoffelijke geneesmiddelen' uit de vorige paragraaf. Ook hier wordt medicatie beschreven als een aanvaardbare tussenweg, maar nu vanwege de angst van de genezer, in plaats van die van de zieke. Als je bang bent om je denkgeest te gebruiken voor de genezing van een ander, leveren je goede bedoelingen misschien enig resultaat op, maar schrijf je dat toe aan jezelf in plaats van aan God. Je wordt je eigen kleine god, maar hoe machtig je ook lijkt te zijn, het is slechts een schijn van macht, die dient ter compensatie van de angst en de kwetsbaarheid die je werkelijk voelt. Daarom zegt Jezus: 'Vergeet alsjeblieft dit hele scenario. Geef deze man of vrouw gewoon een pil. Dat is geen ideale oplossing, maar een stuk beter'.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

3. Ik heb al gezegd dat wonderen uitdrukkingen zijn van wondergerichtheid, en wondergerichtheid betekent een juiste gerichtheid-van-denken. Hij wiens denken juist is gericht zal de denkgeest van de wonderdoener of wonderontvanger noch ophemelen noch kleineren. Als correctie hoeft het wonder de juiste gerichtheid van de ontvanger echter niet af te wachten. Hem zijn juiste staat van denken teruggeven is immers juist het doel ervan. Het is echter noodzakelijk dat de wonderdoener zelf in een juiste staat van denken verkeert, hoe kort ook, anders zal hij de juiste gerichtheid in iemand anders’ denken niet kunnen herstellen.

 

Om iemand een wonder te kunnen schenken, moeten we zelf in een juiste staat van denken verkeren, al is het maar voor even. Er is 'niets meer nodig dan één enkel ogenblik van jouw liefde zonder aanval' (T27.V.4:2). Dit is wat we vergeten wanneer we bang zijn. Wanneer we kiezen voor de juiste gerichtheid-van-denken, schijnt het licht van onze denkgeest in die van de ander en laat diens juist gerichte denkgeest herontwaken.

 

Toepassing : Denk aan iemand die je probeert te helpen, maar van wie je je afvraagt of hij je hulp wel kan aanvaarden. Zeg tegen jezelf:

Ik kies ervoor hem op de juist gerichte manier te zien, en erop te vertrouwen dat mijn juist gerichte denken zich uitbreidt in het zijne.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

4. De genezer die op zijn eigen gereedheid vertrouwt, brengt zijn begrip in gevaar. Je bent volkomen veilig zolang jij je totaal niet om je eigen gereedheid bekommert, maar een niet aflatend vertrouwen houdt in die van mij. Als je aandrang om wonderen te verrichten niet naar behoren functioneert, dan komt dat altijd doordat er angst is binnengeslopen in de juiste gerichtheid van je denkgeest en die op z’n kop heeft gezet. Alle vormen van een onjuiste gerichtheid-van-denken zijn het resultaat van de weigering de Verzoening voor jezelf te aanvaarden. Als je die wel aanvaardt, verkeer je in de positie te begrijpen dat zij die genezing behoeven eenvoudig diegenen zijn die zich niet hebben gerealiseerd dat een juiste gerichtheid-van-denken al genezing is.

 

Het probleem is de bezorgdheid van de wonderdoener om zichzelf. 'Ben ik er wel klaar voor?' 'Ben ik niet te kwetsbaar?' Kan ik het wel?' Al deze vormen van zelfbekommernis zijn in werkelijkheid vormen van angst, en angst verhindert dat wonderen door ons heen plaatsvinden. Door onze angst los te laten, kunnen we aanspraak maken op onze macht om te genezen, en wonderen verrichten die ver voorbij onszelf en onze kleine problemen reiken.

 

Toepassing : Denk aan iemand die jou om hulp heeft gevraagd. Maak vervolgens contact met je angst over de vraag je daar wel klaar voor bent. En zeg dan tegen Jezus:

Ik hoef nergens bang voor te zijn. Ik maak me geen zorgen over mijn eigen gereedheid, en vertrouw volkomen op die van u.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

5. De enige verantwoordelijkheid van de wonderdoener is de Verzoening voor zichzelf te aanvaarden. Dit betekent dat je inziet dat de denkgeest het enige scheppingsniveau is, en dat zijn vergissingen door de Verzoening worden genezen. Als je dit eenmaal aanneemt, kan je denkgeest niet anders dan genezend werken. Door je denkgeest elk destructief vermogen te ontzeggen en zijn zuiver constructieve krachten in ere te herstellen, zorg je dat je de niveau-verwarring van anderen ongedaan kunt maken. De boodschap die je hun dan geeft is de waarheid dat hun denkgeest even constructief is, en dat hun miscreaties hen niet kunnen deren. Door dit te beamen bevrijd je de denkgeest van de overschatting van zijn eigen leermiddel en geef je hem zijn ware positie als leerling terug.

 

Deze alinea opent met een van de meest bekende — en meest onbegrepen verklaringen van de Cursus. Cursusstudenten vatten dit vaak op als 'Mijn enige verantwoordelijkheid ben ikzelf en mijn eigen denkgeest' (dus niet jij en jouw denkgeest). Wat het werkelijk betekent is in feite al besproken in de voorgaande alinea's, waarin Jezus spreekt over een wonderdoener en een wonderontvanger (spreken wij ooit over een wonderontvanger?) en dat de wonderdoener, om een wonder te kunnen verrichten, in een juist gerichte staat van denken moet verkeren. Hij zei ook dat de juiste gerichtheid-van-denken hetzelfde is als de Verzoening. Deze verklaring betekent dus: om een wonderdoener te zijn — om wonderen te geven aan wonderontvangers moeten we eerst de juist gerichtheid-van-denken, oftewel de Verzoening, aanvaarden in onze eigen denkgeest. Dit werd ook al gezegd in alinea 3: 'Het is echter noodzakelijk dat de wonderdoener zelf in een juiste staat van denken verkeert, hoe kort ook, anders zal hij de juiste gerichtheid in iemand anders' denken niet kunnen herstellen' (3:5). De Cursus verwijst vaak naar deze 'enige verantwoordelijkheid' (ik heb er 24 genoteerd) onder andere in het Handboek voor Leraren:

 

Dit is de werkelijke betekenis van de uitspraak dat het de enige verantwoordelijkheid van de wonderdoener is de Verzoening voor zichzelf te aanvaarden. De leraar van God is een wonderdoener omdat hij de geschenken geeft die hij ontvangen heeft. Maar hij dient ze eerst te aanvaarden. Meer hoeft hij niet doen, en meer kan hij ook niet doen. Door genezing te aanvaarden kan hij die geven (H7.3:2-6).

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

6. Er moet nogmaals de nadruk op worden gelegd dat het lichaam evenmin leert als schept. Als leermiddel volgt het slechts de leerling, maar als het ten onrechte eigen initiatief wordt gegeven, kan het een ernstige hinderpaal worden voor het leerproces dat het juist vergemakkelijken moet. Alleen de denkgeest heeft de mogelijkheid tot verlichting. De geest is al verlicht en het lichaam is op zichzelf te verdicht. De denkgeest kan echter zijn verlichting naar het lichaam brengen door in te zien dat het niet de leerling is, en daarom ongevoelig is voor onderricht. Het lichaam is echter gemakkelijk in harmonie te brengen met een denkgeest die geleerd heeft naar het licht erachter te kijken.

 

Iedereen houdt van het lichaam behalve Een cursus in wonderen. Hier vertelt hij ons: Denk niet dat het lichaam eigen initiatief heeft, dat het handelt vanuit zijn eigen instincten en impulsen, en dat het ziek wordt door bacteriën en genen die het in zich heeft. Denk niet dat het lichaam wijs en intelligent is (hoe vaak wordt ons tegenwoordig niet verteld dat we naar de wijsheid van het lichaam moeten luisteren?). Het is letterlijk 'verdicht' en dom. Denk niet dat het uit zichzelf iets kan leren en jou kan onderwijzen wat het heeft geleerd. Realiseer je in plaats daarvan dat jij als denkgeest de leiding hebt. De denkgeest is degene met intelligentie, en het lichaam volgt slechts de denkgeest. Wanneer jij voorbij het lichaam naar het licht kijkt is je denkgeest gevuld met licht, en dit licht zal het lichaam doordringen, waardoor het in harmonie is met de denkgeest.

 

Toepassing : Stel je voor dat je in een spiegel naar je lichaam kijkt. Kijk naar zijn gebreken en zijn sterke punten. Merk op dat je denkgeest hier niet bij betrokken is, en dat deze lichamelijke kenmerken de waarheid over jou lijken te zijn.

Realiseer je nu dat dit niet zo is. Kijk voorbij deze kenmerken, kijk voorbij je lichaam. Jij bent niet je lichaam.

Stel je voor dat het lichaam dat je in de spiegel ziet verdwijnt, en dat er alleen licht overblijft.

Dit, niet het lichaam met zijn gebreken en sterke punten, is de waarheid over jou.

Laat dit licht je denkgeest binnenstromen en deze vullen.

En laat het dan je lichaam vullen, met het doel dit licht uit te breiden naar iedereen.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

7. Corrigerend leren begint altijd met het ontwaken van de geest en het verlaten van het geloof in de fysieke blik. Dit gaat vaak met angst gepaard, omdat jij bang bent voor wat je geestelijke blik jou tonen zal. Ik heb eerder al gezegd dat de Heilige Geest geen vergissingen kan waarnemen en alleen in staat is daaraan voorbij te zien, naar de verdediging die de Verzoening is. Dat dit onbehagen kan veroorzaken lijdt geen twijfel, maar onbehagen is niet het eindresultaat van de waarneming. Wanneer het de Heilige Geest wordt toegestaan de ontwijding van het altaar te aanschouwen, ziet Hij meteen ook de Verzoening. Niets wat Hij waarneemt kan angst teweegbrengen. Alles wat uit geestelijk bewustzijn voortvloeit wordt eenvoudig in de baan van correctie geleid. Onbehagen wordt alleen gewekt om de noodzaak tot correctie bewust te maken.

 

Correctie begint wanneer we ophouden op onze fysieke ogen te vertrouwen, en beginnen te ontwaken tot onze geestelijke blik wat later 'de visie van Christus' wordt genoemd die de werkelijkheid ziet achter alle verschijningsvormen. Ben je bereid om je geestelijke blik naar je ontwijde altaar te laten kijken, naar de plaats in je denkgeest die je toewijding vertegenwoordigt? Hoe zou je je voelen als je naar de uiterlijkheden zou kijken die je op dit altaar hebt gelegd uiterlijkheden die aan moeten tonen hoe oprecht en spiritueel je bent? Hoe zou je je voelen als je naar de excuses en leugens zou kijken die je jezelf daarover vertelt? Als je eerlijk bent, is het antwoord waarschijnlijk: heel erg bang. Wat is de waarheid? Wat is je werkelijke toewijding?

Hier komt een nieuwe vraag: Zou je bereid zijn om naar je ontwijde altaar te kijken als je er zeker van zou zijn dat je dan ook meteen de Verzoening zou zien, de eeuwige waarheid dat je je altaar nooit hebt ontwijd? Zou je bereid zijn te kijken als het resultaat niet zou zijn: 'je bent schuldig', maar: 'dit heeft alleen correctie nodig'?

Als je antwoord nog steeds 'nee' is, is dat oké. De meesten van ons kiezen voortdurend voor dat antwoord. Maar uiteindelijk zullen we 'ja' moeten zeggen, want zolang we niet naar ons ontwijde altaar willen kijken, kunnen we niet genezen.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

8. De angst voor genezing komt uiteindelijk voort uit de onwil ondubbelzinnig te accepteren dat genezing noodzakelijk is. Wat het fysieke oog ziet werkt niet corrigerend, en evenmin kan een vergissing worden gecorrigeerd door enig middel dat met fysieke zintuigen kan worden waargenomen. Zolang jij gelooft in wat jouw fysieke blik je voorhoudt, zullen je pogingen tot correctie verspild zijn. Je werkelijke visie is verduisterd omdat je de aanblik van jouw eigen ontwijde altaar niet verdragen kunt. Maar aangezien het altaar ontwijd is, wordt jouw toestand dubbel gevaarlijk, tenzij het inderdaad wordt gezien.

 

Wij denken dat onze fysieke ogen ons kunnen vertellen wat er niet goed is en hoe we dit kunnen corrigeren. Maar deze correcties werken niet. De enige oplossing is de bereidheid om naar binnen te kijken, naar ons ontwijde altaar.

Het altaar is een plaats in onze denkgeest die volledig toegewijd is aan God, maar die we verduisterd hebben door onze toewijding aan iets anders. Alleen wanneer we bereid zijn dit onder ogen te zien, kunnen we 'ondubbelzinnig accepteren dat genezing noodzakelijk is'. Het is zeer geruststellend om te beseffen dat dit niet bedreigend is omdat we, als we samen met de Heilige Geest kijken, ook meteen de Verzoening zullen zien (7:5). Dat geeft ons de moed om te kijken. En als we dat doen, zullen we eindelijk de 'werkelijke visie' verwerven die ons in staat stelt voorbij te zien aan wat onze fysieke ogen ons vertellen, en het licht van zuiverheid te zien dat daarachter ligt.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

9. Genezing is een vermogen dat zich na de afscheiding ontwikkelde, en dat voordien niet nodig was. Zoals ieder aspect van het geloof in tijd en ruimte is ze tijdelijk. Zolang de tijd echter voortduurt is genezing als middel ter bescherming nodig. Dit komt omdat genezing op naastenliefde berust, en naastenliefde is een manier iemand anders’ volmaaktheid waar te nemen, ook als je die niet in jezelf kunt zien. Het merendeel van de verhevener denkbeelden waartoe je nu in staat bent is tijdsgebonden. Naastenliefde is in werkelijkheid een zwakke afspiegeling van een veel krachtiger liefdesomvatting die elke vorm van naastenliefde die jij je vooralsnog kunt voorstellen, verre te boven gaat. Naastenliefde is onontbeerlijk voor een juiste gerichtheid-van-denken, in de beperkte zin waarin die nu bereikbaar is.

 

10. Naastenliefde is een manier om een ander te bezien alsof hij zijn feitelijke verworvenheden in de tijd reeds verre had overstegen. Aangezien zijn eigen denken gebrekkig is kan hij voor zichzelf de Verzoening niet zien, anders zou hij geen naastenliefde nodig hebben. De naastenliefde die hem wordt verleend is zowel een erkenning dat hij hulp behoeft, als het inzicht dat hij die aanvaarden zal. Deze beide constateringen tonen onmiskenbaar hun afhankelijkheid van de tijd en maken duidelijk dat naastenliefde nog altijd binnen de beperkingen van deze wereld ligt. Ik heb hiervoor al gezegd dat alleen een openbaring de tijd overstijgt. Het wonder kan, als een uiting van naastenliefde, die alleen maar bekorten. Je moet echter begrijpen dat iedere keer wanneer je een ander een wonder schenkt, je het lijden van jullie beiden bekort. Dit corrigeert zowel met terugwerkende als met vooruitwerkende kracht.

 

Naastenliefde betekent voor ons in het algemeen het schenken van geld of goederen aan mensen die lichamelijk in nood verkeren, die voedsel, kleding of onderdak nodig hebben. We beschouwen dit als edelmoedig gedrag: we geven iemand waar hij gebrek aan heeft en waar hij zelf niet in kan voorzien. In de Cursus betekent naastenliefde echter: geven aan iemand die innerlijk in nood verkeert, iemand die Verzoening nodig heeft. In deze betekenis is naastenliefde geen edelmoedig gedrag, maar edelmoedige waarneming: de waarneming die in de ander meer spirituele ontwikkeling ziet dan hij zelf kan zien. Naastenliefde geeft hem dus iets waar hij op dit moment zelf inderdaad niet in kan voorzien: de visie van zijn volmaaktheid.

Met andere woorden: wanneer we een broeder met naastenliefde bezien, blijft onze waarneming van hem niet beperkt tot zijn huidige gedrag, zijn huidige niveau van spirituele ontwikkeling, maar biedt hem een vooruitblik op zijn ware werkelijkheid. Deze edelmoedigheid is zo zuiver en liefdevol, dat het woord 'genade' in me opkomt. Maar hoe verheven deze waarneming ook is, het effect ervan heeft nog steeds tijd nodig, omdat ze iemand betreft wiens behoefte in de loop van de tijd zal worden vervuld. Daarom kan naastenliefde niet vergeleken worden met de Liefde van de Hemel, die een 'veel krachtiger liefdesomvatting [is] die elke vorm van naastenliefde die jij je vooralsnog kunt voorstellen, verre te boven gaat'.

 

Toepassing : Denk aan iemand wiens mening over zichzelf de behoefte aan naastenliefde oproept.

Visualiseer deze persoon, terwijl hij zich in de loop van de tijd spiritueel ontwikkelt. Het is belangrijk om dit te zien voorbij alles wat op dit moment mogelijk lijkt te zijn.

Zie hem steeds vrijer worden, minder angstig, minder verbitterd, minder boos.

Zie zijn gezicht opklaren en vrediger worden, vervuld van een stille kracht, verlicht door vreugde, liefde en wijsheid.

Zie nu dat deze persoon het niveau bereikt dat Jezus heeft bereikt, en in alle opzichten aan hem gelijk is. Evenals Jezus is hij een volmaakt lichtbaken geworden voor de hele wereld. Zijn denkgeest straalt helder als de zon, zonder het minste spoortje duisternis.

Breng een moment door met deze waarneming.

Breng vervolgens dit beeld uit een verre toekomst naar het heden.

Realiseer je dat dit verlichte wezen de persoon is die hij in werkelijkheid is, onder de vermomming van zijn ego.

Realiseer je dat hij, wanneer hij op een dag dit niveau bereikt, dezelfde persoon is die hij nu lijkt te zijn. Het enige verschil is, dat hij dan ontwaakt is uit de slaap die zijn werkelijkheid verduisterde.

Zie dat hij dat nu dit verlichte wezen is.

En realiseer je dat deze waarneming ware naastenliefde is.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

A. Bijzondere richtlijnen voor wonderdoeners

 

11. (1) Het wonder elimineert de behoefte aan zorgen van lagere orde. Aangezien het een tijdsinterval buiten het normale patroon betreft, gelden de gebruikelijke overwegingen van tijd en ruimte niet. Wanneer jij een wonder verricht, zal ik zorgen dat zowel tijd als ruimte zich daarnaar schikken.

 

Wanneer we iemand willen helpen, worden we vaak geconfronteerd met twee niveaus: de behoefte om de uiterlijke problemen op te lossen, maar ook de denkgeest te genezen waar — het werkelijke probleem zich bevindt. Deze richtlijn zegt: Schenk deze persoon eerst een wonder, en alle behoeften van een lagere orde zullen eveneens worden vervuld.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

12. (2) Een duidelijk onderscheid tussen wat geschapen en wat gemaakt is, is noodzakelijk. Alle vormen van genezing berusten op deze fundamentele correctie in het waarnemen van niveaus.

 

13. (3) Verwar nooit juiste met onjuiste gerichtheid-van-denken. Wanneer je met iets anders dan een verlangen om te genezen reageert op enigerlei vorm van vergissing, is dat een uiting van deze verwarring.

 

14. (4) Het wonder is altijd een ontkenning van deze vergissing en een bevestiging van de waarheid. Alleen een juiste gerichtheid-van-denken kan corrigeren op een manier die enig werkelijk effect sorteert. Pragmatisch bezien heeft iets wat geen werkelijk gevolg heeft, ook geen werkelijk bestaan. Zijn gevolg is dus leegte. En omdat het zonder wezenlijke inhoud is, leent het zich tot projectie.

 

15. (5) Het vermogen van het wonder om niveaus recht te zetten leidt tot de juiste waarneming voor genezing. Zolang dat niet heeft plaatsgevonden, kan genezing niet worden begrepen. Vergeving is een loos gebaar als ze geen correctie met zich meebrengt. Zonder dat is ze in wezen eerder veroordelend dan genezend.

 

16. (6) Wondergerichte vergeving is louter correctie. Ze draagt geen enkel element van veroordeling in zich. De uitspraak ‘Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen’ beoordeelt op geen enkele wijze wat ze doen. Het is een bede tot God om hun denkgeest te genezen. Er wordt geen zinspeling gemaakt op waar de vergissing in uitmondt. Dat is van geen belang.

 

Deze richtlijnen zijn afzonderlijk genummerd, maar ze gaan allemaal over hetzelfde. Wat doen we als wonderdoener wanneer we geconfronteerd worden met iemands vergissing, bijvoorbeeld in de vorm van een aanval? We kunnen reageren op het niveau van deze persoon zelf.

We evalueren de aanval, we bepalen de omvang ervan, we onderzoeken de aangerichte schade en proberen dan de vergissing te vergeven. Maar onze vergeving zal 'een loos gebaar' zijn (15:3). In feite zeggen we: 'je hebt enorm veel schade aangericht en zou daar echt voor moeten boeten, maar ik vergeef het je'. Het eerste deel van deze zin annuleert het tweede deel. Het is een veroordelende benadering. We verwarren de juiste gerichtheid-van-denken (genezing) met de onjuiste gerichtheid (oordeel).

De andere benadering is dat we geen oordeel vellen over de vergissing. We houden ons niet bezig met de gevolgen ervan, want 'dat is van geen belang' (16:6). We zien alleen een roep om hulp. We begrijpen dat de vergissing van deze persoon deel is van de illusie (12:1), en dat alleen zijn geest van belang is. Alles wat we doen is bidden tot God om zijn denkgeest te genezen (16:4). En voor wat betreft de puinhoop die hij veroorzaakt heeft, vertrouwen we erop dat tijd en ruimte zich aan ons wonder aanpassen en de rommel op zullen ruimen (11:3).

 

Toepassing : Denk aan iemand die jouw geschenk van vergeving nodig heeft.

Zeg in gedachten het volgende tegen hem of haar:

Het is niet van belang wat je gedaan hebt.

Het is niet van belang hoeveel schade je schijnt te hebben aangericht.

Het enige wat van belang is, is dat je genezing vindt,

ik doe een beroep op God om je denkgeest te genezen.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

17. (7) Het gebod ‘Weest één van denkgeest’* is de uitdrukking voor openbaringsgereedheid. Mijn verzoek ‘Doet dit tot mijn gedachtenis’ is de oproep tot samenwerking van de kant van wonderdoeners. Deze twee uitspraken liggen niet in dezelfde orde van werkelijkheid. Alleen met de laatste is een tijdsbewustzijn gemoeid, aangezien herinneren betekent het verleden in het heden terugroepen. De tijd staat onder mijn leiding, maar tijdloosheid behoort aan God. In de tijd bestaan we voor en met elkaar. In tijdloosheid bestaan we samen met God.

 

'Weest één van denkgeest' is afkomstig uit de Bijbel: 'En nu, broeders, vaarwel! Laat alles weer goed komen, neemt mijn vermaning ter harte, weest eensgezind, bewaart de vrede, en de God van liefde en vrede zal met u zijn' (2Korintiërs 13:11). In het licht van de interpretatie van de Cursus betekent dit, dat Gods Zelf-openbaring voor ons allen zal dagen wanneer we onze denkgeesten met elkaar verenigen, en als één wachten in de ruimte van rustige anticipatie. 'Doet dit tot mijn gedachtenis' is wat Jezus gezegd zou hebben tijdens het Laatste Avondmaal. In de interpretatie van de Cursus betekent het niet: 'Vier de eucharistie ter nagedachtenis aan mijn lichamelijke offer', maar: 'Verricht wonderen ter gedachtenis aan mij, je gids naar wonderen. Laat je wonderen een daad zijn van samenwerking met mij'.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

18. (8) Je kunt veel doen ten behoeve van je eigen genezing en die van anderen als je in een situatie die om hulp vraagt, daar als volgt over denkt:

 

Ik ben hier alleen om werkelijk behulpzaam te zijn.

Ik ben hier om Hem te vertegenwoordigen die mij gezonden heeft.

Ik hoef me geen zorgen te maken om wat ik zal zeggen

of wat ik moet doen, want Hij die mij gezonden heeft zal mij leiden.

Ik ben tevreden daar te zijn waar Hij me wenst, wetend dat Hij me vergezelt.

Ik zal genezen zijn, wanneer ik toelaat dat Hij mij

genezen leert.

 

Dit prachtige en geliefde gebed is zeer zorgvuldig geformuleerd. De verklaringen zijn in feite een reeks impliciete ontkenningen, die ten doel hebben de zelfbekommernis van de wonderdoener op te heffen, zodat zijn natuurlijke impuls om te helpen vrijuit kan stromen.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

VERKLARINGEN

 

Ik ben hier alleen om werkelijk behulpzaam te zijn.

 

Ik ben hier om Hem te vertegenwoordigen die mij gezonden heeft.

 

Ik hoef me geen zorgen te maken om wat ik zal zeggen of wat ik moet doen, want Hij die mij gezonden heeft zal mij leiden.

 

Ik ben tevreden daar te zijn waar Hij me wenst, wetend dat Hij me vergezelt.

 

Ik zal genezen zijn, wanneer ik toelaat dat Hij mij genezen leert.

IMPLICIETE ONTKENNINGEN

 

Ik ben hier niet om de behoeften van mijn ego te vervullen.

 

Ik ben hier niet om ervoor te zorgen dat ik belangrijk word gevonden.

 

Ik hoef me niet druk te maken over het bedenken

van de perfecte woorden en daden.

 

 

De situaties hoeven niet naar mijn smaak te zijn. Ik ben tevreden omdat Hij bij me is.

 

Dit alles is geen offer. Dit is de manier waarop ik zelf genezing vind.

(Toelichtingen door Robert Perry)

* In NBG en KBS (en Willibrord 1995) luidt de vertaling van 2Kor.13:11, waarnaar hier verwezen wordt: ‘Weest eensgezind.’ In het Engels staat er: ‘Be of one mind.’ Een Course-concordante vertaling moet dan ook luiden: ‘Weest één van denkgeest’.