Hoofdstuk 24
Het doel van speciaalheid
V. De Christus in jou
1. De Christus in jou is heel stil. Hij kijkt naar wat Hij liefheeft, en kent dat als Zichzelf. En aldus verheugt Hij Zich over wat Hij ziet, want Hij weet dat het één is met Hem en met Zijn Vader. Ook speciaalheid schept vreugde in wat ze ziet, ofschoon het niet waar is. Maar wat jij zoekt is een bron van vreugde zoals jij je die voorstelt. Wat jij wenst, is waar voor jou. Het is niet mogelijk dat jij iets kunt wensen en het jou aan geloof ontbreekt dat dit zo is. Wensen maakt even zeker tot werkelijkheid als de wil schept. De kracht van een wens houdt illusies even sterk overeind als liefde zich uitbreidt. Zij het dat het ene misleidt, terwijl het andere geneest.
Christus is het ene Zelf dat iedereen deelt. En hoewel de Zoon van God in slaap is gevallen en droomt dat Hij met velen is, is Zijn ware Zelf, de Christus, altijd wakker gebleven. Zijn aanwezigheid in ons is 'heel stil', in plaats van hectisch en luidruchtig zoals het ego. Vanuit die stilheid kijkt Hij naar Zijn heilige broeder die precies hetzelfde is als Hij. Hij ziet geen speciaalheid, geen unieke identiteit, opgesloten in een lichaam. Hij ziet alleen Zichzelf en verheugt zich over wat Hij ziet.
Ook speciaalheid verheugt zich over wat ze ziet. Zoals de vorige paragraaf ons vertelde ziet ze zonde. Dit weerspiegelt het principe van waarneming. Wanneer we iets willen zien, zullen we het zien, en we zullen er blij om zijn en erop vertrouwen dat het waar is. Dat zonde een absolute realiteit lijkt te zijn in de wereld, komt dus omdat we omdat we zonde willen zien. We moeten zonde zien in anderen, om onszelf te kunnen zien als zondeloos.
(Toelichtingen door Robert Perry)
2. Er is geen droom van speciaalheid – hoe verborgen en vermomd de vorm ook is, hoe lieflijk hij ook lijkt, hoe subtiel hij ook hoop geeft op vrede en een ontsnapping biedt aan pijn – waarin jij niet van je veroordeling te lijden hebt. In dromen worden oorzaak en gevolg verwisseld, want hier gelooft de maker van de droom dat wat hij maakte hem overkomt. Hij beseft niet dat hij een pluisje oppikt van hier, een plukje van daar en uit niets een beeld geweven heeft. Want de delen horen niet bij elkaar, en het geheel draagt niets bij aan het verlenen van betekenis aan de delen.
Speciaalheid heeft vele vormen die voor de wereld aantrekkelijk zijn, maar ze hebben allemaal dezelfde inhoud: beter zijn dan anderen door hen te veroordelen. Aangezien we echter één en hetzelfde zijn, veroordelen we daarmee ook onszelf. We weven illusies samen tot iets wat een geheel lijkt te zijn, maar in feite nog steeds illusoir en dus betekenisloos is. Daarom is elke droom van speciaalheid, hoe glorieus hij ook lijkt te zijn, uiteindelijk een droom van zelfveroordeling.
(Toelichtingen door Robert Perry)
3. Waaruit zou jouw vrede voort kunnen komen behalve uit vergeving? De Christus in jou kijkt louter naar de waarheid en ziet geen veroordeling waarvoor vergeving nodig kan zijn. Hij is in vrede omdat Hij geen zonde ziet. Vereenzelvig je met Hem, en wat heeft Hij dan dat jij niet hebt? Hij is jouw ogen, jouw oren, jouw handen en jouw voeten. Hoe zachtaardig zijn de beelden die Hij ziet, de geluiden die Hij hoort. Hoe prachtig is Zijn hand die Zijn broeders hand vasthoudt, en hoe liefdevol wandelt Hij aan diens zijde, waarbij Hij hem toont wat er kan worden gezien en gehoord, en waar hij niets zal zien en waar geen geluid te vernemen valt.
4. Maar laat jouw speciaalheid hem zijn weg wijzen, en jij zult die volgen. En beiden zullen gevaar lopen, elk eropuit om, in het donkere woud van de blinden – waar geen ander licht is dan het wisselvallige zwakke schijnsel dat vanaf de vuurvliegjes der zonde een ogenblik vonkt en dan weer dooft – de ander naar een afgrijselijke afgrond te voeren en hem daarin te storten. Want waarin kan speciaalheid zich anders verlustigen dan in te doden? Wat zoekt ze anders dan het aanzicht van de dood? Waartoe leidt ze anders dan naar vernietiging? Maar denk niet dat ze eerst naar jouw broeder keek, of hem haatte voor ze jou haatte. De zonde die haar ogen in hem zien en waarnaar ze graag kijken, zag ze in jou, en ze kijkt er nog steeds met vreugde naar. Maar is het wel vreugde om verval en waanzin te zien, en te geloven dat dit uiteenvallend ding, waarvan het vlees reeds van het bot loslaat, en dat blinde gaten heeft in plaats van ogen, jou gelijk is?
We hebben een keuze: we kunnen ons identificeren met de Christus in ons, of met onze speciaalheid. Als we het eerste doen, kijken we naar de wereld en zien geen zonde. Kun je je de vrede voorstellen die voortkomt uit het zien van een wereld die gezuiverd is van alle zonden? In deze werkelijke wereld kunnen we Christus onze ogen laten zijn die heiligheid zien, Zijn oren die naar het Lied van de Hemel luisteren, Zijn voeten die ons de weg wijzen, en Zijn handen die de hand van onze broeder vasthouden en ons veilig voorbij elke afgrond leiden.
Of we vereenzelvigen ons met speciaalheid en laten ons door haar leider!. In plaats van een duidelijke weg door een wereld van licht, volgen we dan een weg door 'het donkere woud van de blinden'. Het enige licht is daar 'het wisselvallige zwakke schijnsel van de vuurvliegjes der zonde'. En in plaats van ons te verenigen met onze broeder, is ons doel hem naar een klif te leiden en daarvan af te duwen. Op die manier wint onze speciaalheid het door zijn nederlaag.
Hoe extreem dit ook klinkt, het is een feit dat we hier in de wereld in dat donkere bos leven. We beseffen niet dat onze speciaalheid zich niet alleen verheugt over de zonde die ze in anderen ziet. Ze verheugt zich ook over de zonde die ze ziet in ons. Ze verheugt zich om wat ze in ons ziet en wat Jezus beschrijft als een 'uiteenvallend ding, waarvan het vlees reeds van het bot loslaat, en dat blinde gaten heeft in plaats van ogen'. Met andere woorden: als een rottend lijk. Dit is waarschijnlijk het walgelijkste beeld in de Cursus, maar zoals alles is het er met een doel. Terwijl we het in gedachten houden, moeten we onszelf deze vragen stellen:
Is dit wat ik in mezelf wil zien?
Is dit iets in mijzelf waar ik mij over wil verheugen?
Is dit wat ik wil geloven dat ik zelf ben?
(Toelichtingen door Robert Perry)
5. Verheug je erover dat jij geen ogen hebt om te zien, geen oren om te horen, geen handen om iets mee vast te houden en geen voeten om je te leiden. Wees blij dat alleen Christus jou de Zijne kan lenen, zolang jij ze nodig hebt. Ook die zijn illusies, evenzeer als de jouwe. Maar juist omdat ze een ander doel dienen, wordt hun de kracht gegeven die hun doel in zich draagt. En wat zij zien en horen en vasthouden en leiden wordt licht geschonken, opdat jij mag leiden zoals jij werd geleid.
Toepassing: Zeg tegen jezelf:
Ik ben blij dat ik geen ogen heb om te zien — de ogen van mijn lichaam zijn blind.
Ik ben blij dat ik geen oren heb om te horen — de oren van mijn lichaam zijn doof
Ik ben blij dat ik geen handen heb om iets mee vast te houden — de handen van mijn lichaam kunnen geen werkelijke verbinding tot stand brengen.
Ik ben blij dat ik geen voeten heb om me te leiden — de voeten van mijn lichaam kunnen niemand werkelijk leiden.
Ik ben blij dat Christus mij de Zijne wil lenen.
Ik ben blij dat Zijn ogen voor mij zien.
Ik ben blij dat Zijn oren voor mij horen.
Ik ben blij dat Zijn handen werkelijke verbinding tot stand brengen.
Ik ben blij dat Zijn voeten mij leiden, zodat ik op mijn beurt mijn broeders kan leiden.
(Toelichtingen door Robert Perry)
6. De Christus in jou is heel stil. Hij weet waarheen je gaat, en Hij leidt jou in zachtmoedigheid en zegening de hele weg erheen. Zijn Liefde voor God neemt de plaats in van alle angst die jij in jezelf dacht te zien. Zijn Heiligheid laat jou Hemzelf zien in hem wiens hand jij vasthoudt, en die jij naar Hem leidt. En wat je ziet is jou gelijk. Want wat behalve Christus is er te zien, te horen, lief te hebben en naar huis te volgen? Hij heeft eerst naar jou gekeken, maar zag in dat jij niet compleet was. En dus ging Hij in elk levend wezen dat Hij ziet en liefheeft, op zoek naar jouw completering. En is nog steeds daarnaar op zoek, opdat elk jou Gods Liefde zou schenken.
Hoe kunnen we dit lezen en niet willen dat Christus onze gids is? Hij is stil, wij zijn vaak hectisch. Hij weet waar we heen gaan, wij weten dat niet. Hij leidt ons in zachtmoedigheid en zegening, wij leiden onszelf in angst en beven. Hij vervult ons met liefde voor God, die de angst vervangt waar we onszelf mee kwellen. Hij toont ons de heiligheid van onze broeder, wij zoeken naar zijn zondigheid. Hij toont ons een wereld waarin iedereen aan ons gelijk is, wij zien een wereld van vreemdelingen die anders zijn dan wij. Hij ziet in iedereen iets dat ons compleet maakt, wij zoeken naar speciale personen om ons compleet te maken. Hij ziet een wereld waarin iedereen ons de Liefde van God aanbiedt, wij zien een wereld waarin iedereen eropuit is ons te kwetsen.
(Toelichtingen door Robert Perry)
7. Toch is Hij vredig, want Hij weet dat liefde nu in jou aanwezig is, veilig in jou vastgehouden door dezelfde hand die jouw broeders hand in de jouwe houdt. Christus’ hand houdt al Zijn broeders in Hemzelf bijeen. Hij geeft aan hen visie voor hun niet-ziende ogen, en Hij zingt hen van de Hemel, zodat hun oren het geluid van strijd en dood niet langer hoeven horen. Hij reikt uit via hen en steekt Zijn hand uit, opdat eenieder alle levende wezens mag zegenen, en hun heiligheid zien. En Hij verheugt Zich erover dat deze beelden de jouwe zijn, om er samen met Hem naar te kijken en Zijn vreugde te delen. Zijn volmaakt gebrek aan speciaalheid is wat Hij jou schenkt, zodat jij alle levende wezens kunt redden van de dood, en daarbij van elk de gave van het leven ontvangt die jouw vergeving aanbiedt aan jouw Zelf. De aanblik van Christus is al wat er is te zien. Het lied van Christus is al wat er is te horen. De hand van Christus is al wat er is om vast te houden. En er is geen andere reis dan die jij aan Zijn zijde gaat.
Nogmaals, wie zou na het lezen van deze alinea's, niet met Christus als gids naar de wereld willen kijken? Laten we ons realiseren dat wat Jezus zegt waar is: in Christus zijn we verenigd als de ene Zoon van God. Hij geeft ons visie, zodat we geen betekenisloze vormen meer zien maar heiligheid. Hij zingt het lied van de Hemel voor ons, zodat onze oren geen geluiden van oorlog meer horen. Hij reikt via ons uit, zodat we via Hem iedereen kunnen zegenen. En vooral: Hij geeft ons 'Zijn volmaakt gebrek aan speciaalheid'. Kunnen we dit, in het licht van alles wat we geleerd hebben, zien als een geschenk?
Toepassing: Lees de volgende zinnen langzaam en aandachtig, en laat hun betekenis tot je doordringen:
De aanblik van Christus is al wat er is te zien.
Het lied van Christus is al wat er is te horen.
De hand van Christus is al wat er is om vast te houden.
En er is geen andere reis dan die ik aan Zijn zijde ga.
(Toelichtingen door Robert Perry)
8. Jij die met speciaalheid genoegen wilt nemen, en verlossing zoekt in een oorlog met liefde, neem dit eens in overweging: de heilige Heer van de Hemel is Zelf tot jou afgedaald, om jou je eigen compleetheid te schenken. Wat het Zijne is, is het jouwe, want in jouw compleetheid ligt die van Hem. Hij die niet zonder Zijn Zoon wilde zijn, kan nooit willen dat jij broederloos bent. En zou Hij jou een broeder geven als die niet even volmaakt was als jijzelf, en in heiligheid even gelijk aan Hem als jij dat moet zijn?
Toepassing: De eerste zin van deze alinea is een van de 'jij die' zinnen, die we vaak tegenkomen in de Cursus. Het is de manier waarop Jezus zich rechtstreeks richt tot het keuzemakende deel in onze denkgeest. Laten we dus deze alinea nog eens lezen in de eerste persoon:
Ik die met speciaal/leid genoegen wil nemen, en verlossing zoek in een oorlog met liefde, neem dit in overweging: de heilige Heer van de Hemel is Zelf tot mij afgedaald, om mij mijn eigen compleetheid te schenken. Wat het Zijne is, is het mijne, want in mijn compleetheid ligt die van Hem. Hij die niet zonder Zijn Zoon wilde zijn, kan nooit willen dat ik broederloos ben. En zou Hij mij een broeder geven als die niet even volmaakt was als ikzelf, en in heiligheid even gelijk aan Hem als ik dat moet zijn?
(Toelichtingen door Robert Perry)
9. Er moet eerst twijfel zijn voor er conflict kan zijn. En elke twijfel moet over jezelf gaan. Christus kent geen twijfel, en uit Zijn zekerheid vloeit Zijn vredigheid voort. Hij zal Zijn zekerheid voor al jouw twijfels in de plaats stellen, als jij het ermee eens bent dat Hij Eén is met jou, en dat dit Eenzijn eindeloos en tijdloos is, en binnen handbereik omdat jouw handen de Zijne zijn. Hij is in jou, en toch loopt Hij naast je en voor je uit, en wijst de weg die Hij moet gaan om Zijn compleetheid te vinden. Zijn vredigheid wordt jouw zekerheid. En waar blijft twijfel wanneer zekerheid is gekomen?
De stilheid en rust van Christus staan in contrast met zowel twijfel als conflict. Om dit te begrijpen moeten we het zien in het licht van eerdere besprekingen over stilte, conflict en de herinnering van God (T23.I) en het slagveld (T23.IV).
Onze twijfel aan onszelf stuurt ons de strijd in, in de hoop dat een overwinning onze illusoire identiteit zal versterken en onze twijfels weg zal nemen. Maar de herinnering van God kan niet dagen in een denkgeest die vol is van conflict. We zijn zo gewend aan een leven dat wordt ondermijnd door zelftwijfel, dat we ons nauwelijks voor kunnen stellen wat het alternatief is. Maar het alternatief is geweldig. De Christus in ons heeft geen enkele twijfel over Zichzelf, en deze zekerheid kan de onze zijn, wanneer we erkennen dat dit is wie we werkelijk zijn. Als we dit doen, zullen we vrede en rust vinden. Dan zullen we geen enkele behoefte meer hebben om welke strijd dan ook aan te gaan.
(Toelichtingen door Robert Perry)