2. Het psychotherapeutisch proces

III. De rol van de psychotherapeut

 

1. De psychotherapeut is een leider in die zin dat hij een beetje voor de patiënt uit loopt, en hem helpt een paar valkuilen langs de weg te vermijden door die als eerste te zien. Ideaal gezien is hij ook een volgeling, want er is Iemand die voor hem uit moet gaan die hem licht geeft om te zien. Zonder Deze zullen beiden slechts blindelings voortstrompelen naar nergens.  Het is echter uitgesloten dat Deze volledig afwezig is, als het doel genezing is. Maar mogelijk wordt Hij niet herkend. En zo is het weinige licht dat dan wel kan worden aanvaard, al wat er is om de weg naar de waarheid te verlichten.

 

2. Genezing wordt beperkt door de beperkingen van de psychotherapeut, zoals ze wordt beperkt door die van de patiënt. Het proces is er dus op gericht deze beperkingen te overstijgen. Geen van beiden kan dit zonder de ander, maar wanneer ze zich verenigen is hun het vermogen gegeven alle beperkingen te overstijgen. Nu hangt de mate van hun welslagen af van hoezeer ze bereid zijn van dit vermogen gebruik te maken. De bereidwilligheid kan in het begin van een van beiden komen, en zal groeien naarmate de ander die deelt. Vooruitgang wordt een kwestie van beslissing; ze kan bijna tot aan de Hemel reiken, of niet verder gaan dan een paar stappen weg van de hel.

 

3. Het is heel wel mogelijk dat psychotherapie lijkt te falen. Het is zelfs mogelijk dat het resultaat meer op achteruitgang lijkt. Maar uiteindelijk moet er toch enig succes zijn. Iemand vraagt om hulp; een ander hoort dat en probeert antwoord te geven in de vorm van hulp. Dit is de formule voor verlossing en moet genezing brengen. Alleen verdeelde doelen kunnen volmaakte genezing in de weg staan. Eén volkomen egoloze therapeut zou de wereld zonder één woord kunnen genezen, louter door er te zijn. Niemand hoeft hem te zien of te spreken, of zelfs van zijn bestaan te weten. Zijn Tegenwoordigheid alleen al volstaat om te genezen.

 

4. De ideale therapeut is één met Christus. Maar genezing is een proces, niet een feit. De therapeut kan zonder de patiënt geen vooruitgang boeken, en de patiënt kan niet klaar zijn om de Christus te ontvangen, anders kon hij niet ziek zijn. In zekere zin is de egoloze psychotherapeut een abstractie die zich aan het einde van het genezingsproces bevindt, te ver gevorderd om in ziekte te geloven en te dicht bij God om zijn voeten op de aarde te houden. Nu kan hij helpen door middel van degenen die hulp nodig hebben, want zo voert hij het plan uit dat voor verlossing werd opgesteld. De psychotherapeut wordt zijn patiënt, en werkt via andere patiënten om uitdrukking te geven aan zijn gedachten zoals hij die van de Denkgeest van Christus ontvangt.