Hoofdstuk 31
De eindvisie
V. Zelfconcept tegenover Zelf
1. Het leren-in-de-wereld stoelt op een zelfconcept dat is aangepast aan de wereldse realiteit. Het past haar goed. Want dit is een beeld dat geschikt is voor een wereld van schaduwen en illusies. Hier is het thuis, waar het één geheel is met wat het ziet. Het opbouwen van een zelfconcept is dat waartoe het leren-in-de-wereld dient. Dit is het doel: dat je zonder zelf komt, en er gaandeweg een maakt. En tegen de tijd dat je tot ‘rijpheid’ komt, heb je het vervolmaakt, om de wereld op gelijke voet tegemoet te treden, op één lijn met haar eisen.
Wij komen de wereld binnen zonder zelf en zonder identiteit. Tijdens het opgroeien ontwikkelen we geleidelijk aan onze identiteit, ons zelfconcept. Het leidende principe achter deze opbouw is dat het zelfconcept moet passen bij de wereld, zodat we daar succesvol mee kunnen omgaan. We schaven het voortdurend bij, zodat we tegen de tijd dat we volwassen zijn 'goed aangepast' zijn. Als we volledig zijn afgestemd op de wereld kunnen we haar 'op gelijke voet tegemoet treden, op één lijn met haar eisen'.
(Toelichtingen door Robert Perry)
2. Een zelfconcept wordt door jou gemaakt. Het vertoont niet de minste gelijkenis met jouzelf. Het is een afgod, gemaakt om de plaats van jouw werkelijkheid als Zoon van God in te nemen. Het zelfconcept dat de wereld wil onderwijzen, is niet wat het lijkt. Want het is gemaakt om twee doelen te dienen, waarvan de denkgeest er slechts één herkennen kan.
Ons zelfconcept lijkt in niets op ons Zelf zoals God dat geschapen heeft, maar het past uitstekend bij deze 'wereld van schaduwen en illusies'. In feite hebben we een tweeledig zelfconcept, met aan de oppervlakte een aspect dat we kunnen herkennen, en een dieperliggend aspect dat we niet kunnen zien.
(Toelichtingen door Robert Perry)
Het eerste vertoont het gezicht van de onschuld, het aspect waarnaar gehandeld wordt. Dit is het gezicht dat glimlacht en bekoort en zelfs lijkt lief te hebben. Het zoekt metgezellen en het kijkt, soms met meegevoel, naar lijden, en brengt af en toe vertroosting. Het gelooft dat het goed is te midden van een slechte wereld.
3. Dit aspect kan kwaad worden, want de wereld is verdorven en niet bij machte de liefde en beschutting te bieden die de onschuld verdient. En dus is dit gezicht vaak nat van tranen om het onrecht dat de wereld hun aandoet die edelmoedig en goed willen zijn. Dit aspect gaat nooit als eerste in de aanval. Maar iedere dag plegen honderden kleinigheden nietige aanslagen op zijn onschuld, wekken zijn irritatie, en zetten het tenslotte aan tot openlijke belediging en geweld.
4. Het gezicht van de onschuld, dat door het zelfconcept zo trots wordt vertoond, kan een aanval als zelfverdediging wel gedogen, want is het geen welbekend feit dat de wereld ruw omspringt met weerloze onschuld?
Het aspect van ons zelfconcept dat zich aan de oppervlakte bevindt is het gezicht van de onschuld. Het zegt: 'Ik ben een goed mens; ik ben betrokken en ik doe mijn best, maar de wereld is ontzettend oneerlijk, en daar word ik soms erg verdrietig of boos over. Ik ben niet iemand die als eerste aanvalt, maar ik moet mezelf wel verdedigen, anders word ik verpletterd'. Als we naar deze beschrijving kijken, en naar de beschrijving in de bovenstaande alinea's, dan geeft dit weer hoe we onszelf zien, nietwaar? Had je ooit gedacht dat je, na jarenlang een zelfconcept opgebouwd te hebben, er een zou hebben dat lijkt op dat van alle anderen?
Toepassing : Ons gevoel van eigenwaarde hangt af van de beelden die hierboven beschreven worden. Kijk er nog eens naar en kies een van de zinnen. Merk op dat je gevoel van eigenwaarde voor een groot deel op die uitspraak berust; dat je, als je dit op zou geven, een deel van je eigenwaarde op zou geven. Realiseer je ook dat dit geen werkelijke onschuld is. Het is een façade, een act, die we verborgen proberen te houden voor anderen én voor onszelf. Maar diep van binnen weten we dat het zo is.
(Toelichtingen door Robert Perry)
Niemand die een beeld van zichzelf maakt laat dit gezicht achterwege, want hij heeft het nodig. De andere kant wil hij niet zien. Maar hier heeft juist het leren-in-de-wereld zijn zinnen op gezet, want hier wordt de wereldse ‘realiteit’ vastgesteld, om ervoor te zorgen dat de afgod blijft voortbestaan.
Hier zien we de werkelijke motieven achter het gezicht van de onschuld. Het is een masker dat zegt: 'Ik ben aardig en onschuldig'. Maar onder dat masker denken we: 'Ik moet doen alsof ik aardig en onschuldig ben, want anders krijg ik niet wat ik hebben wil'. Het verbergt het andere aspect van ons zelfconcept, het aspect dat we verborgen moeten houden omdat het de 'werkelijkheid' van het ego vertegenwoordigt, de wereld van zonde, schuld en straf. En het leren-in-de-wereld is erop gericht om dit in stand te houden.
(Toelichtingen door Robert Perry)
5. Onder het gezicht van de onschuld gaat een les schuil, en om die te onderwijzen werd het zelfconcept gemaakt. Het betreft een les in een verschrikkelijke verschuiving, en een angst zo verwoestend, dat het gezicht dat erboven glimlacht zich er voor altijd van afwenden moet, wil het niet het verraad zien dat erdoor wordt verhuld. De les onderwijst dit: ‘Ik ben het ding dat jij van mij gemaakt hebt, en als je naar mij kijkt, ben jij veroordeeld, op grond van wat ik ben.’ Naar deze opvatting van het zelf glimlacht de wereld goedkeurend, want die garandeert dat de wegen van de wereld veilig behouden blijven, en dat zij die ze bewandelen, niet kunnen ontsnappen.
Het lagere niveau van ons zelfconcept bevat de feitelijke lading, de les waarvoor het ego het zelfconcept heeft gemaakt zodat ze onderwezen kan worden. Het gezicht van de onschuld moet voorkomen dat we 'het verraad zien dat erdoor wordt verhuld'. De les van het lagere niveau bevat de boodschap dat we overgeleverd zijn aan een boosaardige wereld, en dat anderen verantwoordelijk zijn voor ons geluk en — vooral — ons ongeluk. Ons geloof in deze gang van zaken houdt ons vast in de wereld, omdat we dit geloof, dat zich in de denkgeest bevindt, op de wereld hebben geprojecteerd.
(Toelichtingen door Robert Perry)
6. Dit is de centrale les die garandeert dat jouw broeder voor eeuwig is veroordeeld. Want wat jij bent, is nu zijn zonde geworden. Hiervoor is geen vergeving mogelijk. Wat hij doet, maakt niet meer uit, want je beschuldigende vinger wijst naar hem, priemend en dodelijk. Hij wijst evengoed naar jou, maar dit wordt onder het gezicht van de onschuld nog dieper in nevelen gehuld. En in die verborgen krochten worden al zijn zonden en die van jou instandgehouden en in het donker bewaard, waar ze niet als vergissingen kunnen worden gezien, hetgeen het licht stellig zou openbaren. Jou kan geen verwijt treffen voor wat jij bent, en evenmin kun jij de dingen veranderen die het jou laat doen. Jouw broeder is dan ook het symbool van je zonden voor jou, jij die weliswaar stilzwijgend maar toch met een niet aflatende drang je broeder nog steeds veroordeelt voor het gehate ding dat jij bent.
In feite zien we nu drie niveaus:
1. Het gezicht van de onschuld: Ik ben een goed en aardig persoon. Ik ben niet volmaakt, maar dat weegt niet op tegen mijn pluspunten.
2. Het gezicht van het slachtoffer: ik ben wat anderen van mij gemaakt hebben: een gehaat, gebrekkig ding. Ik kan zelf niet ongedaan maken wat zij gedaan hebben; ik zal moeten leven met wat zij mij hebben aangedaan. Het maakt niet uit wat ze nu doen, want mijn beschuldigende vinger wijst naar hen, 'priemend en dodelijk'.
3. De verborgen krochten van schuld: Laten we eerlijk zijn: mijn slachtofferhouding is een 'verschrikkelijke verschuiving'. De waarheid is dat ik zelf heb gemaakt wat ik ben. Geloof de vinger niet die naar anderen wijst. De echte vinger wijst naar mij.
(Toelichtingen door Robert Perry)
7. Concepten worden aangeleerd. Ze zijn niet natuurlijk. Los van het leerproces bestaan ze niet. Ze worden niet gegeven, dus moeten ze zijn gemaakt. Niet één is waar, en vele komen voort uit koortsachtige verbeeldingen, verhit van haat en van de vervormingen die uit angst ontstaan. Wat is een concept anders dan een gedachte waaraan haar maker een eigen betekenis geeft? Concepten houden de wereld in stand. Maar ze kunnen niet worden aangewend om aan te tonen dat de wereld werkelijk is. Want ze zijn allemaal binnen de wereld gemaakt, zijn in haar schaduw geboren, groeien volgens haar gebruiken, en worden tenslotte in haar denken ‘rijp’. Het zijn denkbeelden van afgoden, geschilderd met de penselen van de wereld, die niet in staat zijn één enkel schilderij te vervaardigen dat de waarheid weergeeft.
We beschouwen ons zelfconcept als de waarheid. We gaan door het leven zonder enige twijfel aan de juistheid ervan. Deze alinea roept ons op om dit alsnog in twijfel te trekken. Tenslotte is het een concept dat we verzonnen hebben onder invloed van deze wereld. Het werd geboren in de schaduw van de wereld, ontwikkelde zich volgens de normen van de wereld, en 'rijpte' uiteindelijk in het denksysteem van de wereld. Gezien dit alles schildert het ons uiteraard af als een schepsel van de wereld. Maar wat als we geen schepsel van deze wereld zijn? Wat als we een beeld van onszelf hebben gemaakt dat in het geheel niet lijkt op wat we werkelijk zijn? Wat als we helemaal geen beeld hebben of zijn dat kan worden waargenomen?
(Toelichtingen door Robert Perry)
8. Een zelfconcept heeft geen betekenis, want niemand hier kan zien waartoe het dient, en dus kan niemand zich een beeld vormen van wat het is. Toch is al wat onder leiding van de wereld wordt geleerd, begonnen en beëindigd met het ene oogmerk jou dit concept van jezelf te leren, opdat je ervoor zou kiezen de wetten van deze wereld te volgen en nooit zou proberen verder dan haar wegen te gaan, of je rekenschap te geven van de manier waarop jij jezelf ziet. Nu moet de Heilige Geest een manier vinden je te helpen inzien dat dit zelfconcept ongedaan moet worden gemaakt, wil jou enige innerlijke vrede worden gegeven. Ook kan het niet worden afgeleerd, behalve via lessen die erop zijn gericht jou te leren dat jij iets anders bent. Want anders zou jou worden gevraagd wat jij nu gelooft in te ruilen voor een totaal verlies van het zelf, en dan zou een nog grotere doodsangst in jou opkomen.
Alles wat we in deze wereld leren is bedoeld om ons zelfconcept te versterken, het concept dat zegt: 'ik ben onschuldig, want anderen hebben mij gemaakt tot wat ik ben'. Dat maakt ons in principe tot slaven van de wereld. We onderwerpen ons aan de wetten van de wereld en volgen haar wegen. Daarom moet dit zelfconcept ongedaan worden gemaakt, en dat is de taak van de Heilige Geest. Hij brengt ons naar de bron van elk concept, de denkgeest Want alleen daar kan het ongedaan worden gemaakt. Hij moet dit echter behoedzaam aanpakken. Hij kan niet van ons vragen om van het ene op het andere moment van het bekende in een leegte te springen. Als Hij zou zeggen: 'Dit ben jij niet, laat het gaan', zouden we doodsbang van Hem weglopen. Daarom geeft Hij ons een alternatief als tussenstap: 'Dit is niet wat jij bent, maar dit wel'. In het resterende deel van deze paragraaf zullen we zien hoe Hij ons op milde wijze uit ons huidige zelfbeeld haalt.
(Toelichtingen door Robert Perry)
9. Daarom is de lesmethode van de Heilige Geest in makkelijke stappen opgebouwd, zodat wat werd geleerd niet vergruizeld wordt, hoewel er soms enig ongemak en enige verontrusting optreedt, maar het schijnbare bewijsmateriaal ervóór gewoon een nieuwe vertaling krijgt. Laten we dan eens nagaan welk bewijs er is dat jij bent wat jouw broeder van jou heeft gemaakt. Want zelfs al zie jij nog niet in dat je dit denkt, dan heb je stellig onderhand wel geleerd dat jij je gedraagt alsof dat wel zo is. Reageert hij in jouw plaats? En weet hij precies wat er te gebeuren staat? Kan hij soms jouw toekomst zien, en voor die komt verordenen wat jij in elke omstandigheid moet doen? Hij moet de wereld wel hebben gemaakt, en jou erbij, om over zo’n voorkennis te beschikken van wat nog komen moet.
In de vorige alinea zei Jezus dat de Heilige Geest behoedzaam omgaat met het ongedaan maken van ons geloof dat we zijn wat onze broeders van ons gemaakt hebben. Misschien denken we dat we dit helemaal niet geloven, maar als we er even over nadenken ... hoe vaak zeggen we dan geen dingen zoals 'toen je dat deed had ik geen andere keuze dan zo te reageren', of: 'ze maakte me zo kwaad toen ze dat zei', of: 'ik heb een slechte relatie met mannen omdat mijn vader emotioneel afwezig was'. Bevestigen dergelijke uitspraken niet dat we geloven dat andere mensen ons gemaakt hebben tot wat we zijn? Maar als dat waar is, dan betekent dit dat wij zelf niets in te brengen hebben. Dan moeten al onze beslissingen, onze daden, onze reacties, alles wat er met ons gebeurt onder hun controle staan. Dan hebben anderen de volledige leiding over ons leven. Ken jij iemand die inderdaad deze macht heeft? Als het antwoord 'nee' is, hoe kan je broeder jou dan hebben gemaakt?
(Toelichtingen door Greg Mackie)
10. Dat jij bent wat jouw broeder van jou gemaakt heeft, lijkt hoogst onwaarschijnlijk. En al had hij dat gedaan, wie heeft jou dan het gezicht van de onschuld gegeven? Is dat jouw bijdrage? Wie is dan die ‘jij’ die dat gemaakt heeft? En wie is dan door al jouw goedheid misleid, en valt die zo hevig aan? Laten we de dwaasheid van het hele concept vergeten, en slechts hieraan denken: wat jij denkt te zijn bestaat uit twee delen. Als jouw broeder het ene heeft voortgebracht, wie heeft dan het andere gemaakt? En voor wie moet er iets verborgen worden gehouden? Al was de wereld slecht, dan is het nog niet nodig datgene te verbergen waarvan jij bent gemaakt. Wie is er die het zou kunnen zien? En wat, behalve wat aangevallen wordt, heeft verdediging nodig?
Dat onze broeder ons heeft gemaakt tot wat we zijn lijkt hoogst onwaarschijnlijk. Maar laten we even aannemen dat het zo is. Als hij ons tot slachtoffer heeft gemaakt, is hij dus verantwoordelijk voor het slachtofferdeel van ons zelfconcept. Maar wie maakte dan het gezicht van de onschuld, het deel dat het slachtofferdeel verbergt? En waarom zou het slachtofferdeel überhaupt verborgen moeten worden? Het lijkt alsof we de wereld voor de gek proberen te houden met onze 'goedheid', maar als de wereld slecht is, waarom zouden we dan niet volledig open zijn over alle verdorven manieren waarop ze ons tot slachtoffer heeft gemaakt? Het moet dus iemand anders zijn, iemand van buiten de wereld, die we voor de gek proberen te houden. Maar wie?
(Toelichtingen door Greg Mackie)
11. Misschien is de reden waarom dit concept in het duister moet blijven, het feit dat in het licht jij degene bent die denkt dat het niet waar is. En wat zou er gebeuren met de wereld die jij ziet, als al haar steunpilaren werden weggehaald? Jouw concept van de wereld berust op dit concept van het zelf. En beide zouden verdwijnen, wanneer een van beide ooit in twijfel werd getrokken. De Heilige Geest probeert jou niet in paniek te storten. Daarom vraagt Hij slechts of er alleen een klein vraagje mag worden gesteld.
Het enige dat de Heilige Geest van ons vraagt wanneer we nadenken over ons zelfconcept is 'of er alleen een klein vraagje mag worden gesteld'. Dit is zo'n vraagje: 'is het misschien mogelijk dat jij degene bent voor wie je het slachtofferdeel in het duister houdt? Degene die weet dat dit deel niet werkelijk is, dat je niet een slachtoffer van de wereld bent?' Deze mogelijkheid wordt bijzonder behoedzaam aan ons gepresenteerd, omdat de gevolgen ervan ons in paniek kunnen brengen als we ze echt tot ons door laten dringen. Ons hele wereldbeeld hangt af van ons zelfconcept — ons slachtofferzelfconcept dat uitgaat van een wereld die ons tot slachtoffer maakt. Als dit zelfbeeld of de wereld serieus in twijfel worden getrokken, verdwijnt alles: de wereld en ons besef van wie we zijn. Aangezien de Heilige Geest niet wil dat we overweldigd worden door de angst voor een totaal verlies van ons zelf, vraagt Hij alleen of we willen overwegen hoe onwaarschijnlijk het is dat we een slachtoffer kunnen zijn door toedoen van een broeder die ons gemaakt heeft.
(Toelichtingen door Greg Mackie)
12. Er bestaan alternatieven voor datgene wat jij moet zijn. Je zou, bijvoorbeeld, datgene kunnen zijn waarvan jij verkiest dat je broeder het is. Dit schuift het zelfconcept weg van het volslagen passieve, en maakt op zijn minst plaats voor een actieve keuze en enige erkenning dat wisselwerking haar intrede moet hebben gedaan. Er is enig inzicht aanwezig dat jij voor jullie beiden hebt gekozen, en dat wat hij vertegenwoordigt de betekenis heeft die jij eraan hebt verleend. Het geeft ook blijk van enig zicht op de waarnemingswet dat wat jij ziet de staat van denken van de waarnemer weerspiegelt. Wie maakte echter als eerste een keuze? Als jij datgene bent waarvan jij verkoos dat je broeder het was, dan bestonden er alternatieven waaruit kon worden gekozen, en iemand moet eerst hebben beslist welk van beide hij kiest, en dan de andere loslaten.
Als we het idee beginnen los te laten dat we uitsluitend zijn wat onze broeder van ons heeft gemaakt, biedt Jezus ons een tweede alternatief: zou het kunnen dat wij zelf datgene zijn wat we in onze broeder willen zien? Met andere woorden:
• Ik kies ervoor om mijn broeder te zien als een schuldige dader.
• Als ik zelf ben wat ik in mijn broeder wil zien, ben ik dus een schuldige dader.
Dit alternatief heeft de volgende voordelen:
• Het laat zien dat ik geen passief slachtoffer ben van mijn broeder; ik heb zelf een actieve keuze gemaakt.
• Het laat zien dat hoe ik naar mijn broeder kijk de staat van mijn denkgeest weerspiegelt.
Dit leidt tot het inzicht dat er iets of iemand moet zijn die als eerste een keuze heeft gemaakt tussen twee alternatieven: schuldig of onschuldig. Maar wie of wat heeft die keuze gemaakt?
(Toelichtingen door Greg Mackie)
13. Hoewel deze stap voordelen oplevert, komt die nog niet in de buurt van een fundamentele vraag. Iets moet aan deze zelfconcepten zijn voorafgegaan. En iets moet de leerweg hebben afgelegd die daartoe heeft geleid. Dit kan ook niet door een van beide zienswijzen worden uitgelegd. Het grote voordeel van een verschuiving van de eerste naar de tweede ligt hierin dat je op een of andere manier dankzij jouw beslissing deel hebt aan keuze. Maar deze winst gaat ten koste van een vrijwel gelijk verlies, want nu word jij aangeklaagd wegens schuld aan wat jouw broeder is. En jij moet zijn schuld wel delen, want jij koos die voor hem naar het evenbeeld van die van jou. Waar hij voordien als enige verraad pleegde, moet jij nu wel samen met hem veroordeeld zijn.
Het belangrijkste voordeel van het inzicht dat we zelf zijn wat we in onze broeder zien, is dat we niet langer denken dat we zijn marionet zijn. Maar de vraag blijft wie of wat aan deze zelfconcepten is voorafgegaan. Er moet een 'jij' zijn geweest die de concepten heeft bedacht en geleerd — dezelfde 'jij' die we voor de gek proberen te houden met het gezicht van de onschuld. Deze 'jij' is onze keuzemakende denkgeest, die kon kiezen tussen de schuld van het ego en de onschuld van de Heilige Geest. Hij koos voor schuld en projecteerde deze vervolgens op de wereld om zelf onschuldig te lijken. Maar het feit dat we deze schuld nu in onze broeder zien, betekent dat hij zich nog steeds in onze eigen denkgeest bevindt.
(Toelichtingen door Greg Mackie)
14. Het zelfconcept is altijd de voornaamste zorg van de wereld geweest. En iedereen gelooft dat hij het antwoord moet vinden op het raadsel dat hijzelf is. Verlossing kan worden gezien als niets meer dan de uitweg uit concepten. Ze houdt zich niet bezig met de inhoud van de denkgeest, maar met de eenvoudige vaststelling dat hij denkt. En wat denken kan heeft keuze en kan worden getoond dat verschillende gedachten verschillende consequenties hebben. En aldus kan het leren dat alles wat het denkt de diepe verwarring weerspiegelt die het voelt over hoe het werd gemaakt en wat het is. En vaag lijkt het zelfconcept antwoord te geven op wat het niet weet.
Ons zelfconcept is inderdaad 'de voornaamste zorg van de wereld'. Wat is opgroeien anders dan een proces waarin we proberen uit te zoeken wie we zijn? En zelfs als we denken dat we dat door hebben, hoe vaak laten we dat dan weer los en gaan we een nieuwe zoektocht aan om 'onszelf te vinden'? Sommigen van ons zijn misschien op het pad van deze Cursus gekomen als onderdeel van hun zoektocht naar een authentieker zelfconcept. 'Verlossing kan worden gezien als niets meer dan de uitweg uit concepten'. Veel Cursusstudenten lezen deze zin als een verwerping van het intellect — 'ga uit je hoofd en in je hart' — maar dat is niet wat Jezus hier zegt. Wanneer hij over concepten spreekt bedoelt hij onze onjuiste ideeën — onze verzonnen versie van wat we denken te zijn. In plaats van zich bezig te houden met de specifieke inhoud van deze betekenisloze concepten in onze denkgeest, bestaat verlossing uit de volgende ideeën:
• De denkgeest kan denken.
• De denkgeest kan verschillende gedachten kiezen.
• Verschillende gedachten hebben verschillende consequenties.
• De denkgeest kan leren dat alles wat hij denkt de diepe verwarring weerspiegelt die hij voelt over hoe hij werd gemaakt en wat hij is.
Jezus leert ons dat nu om het 'raadsel' van wat we zijn op te lossen.
(Toelichtingen door Greg Mackie)
15. Zoek jouw Zelf niet in symbolen. Er is geen concept mogelijk dat kan staan voor wat jij bent. Wat maakt het uit welk concept je aanvaardt, zolang jij een zelf waarneemt dat in wisselwerking staat met het kwaad en reageert op verdorven dingen? Jouw concept van jezelf zal nog steeds totaal betekenisloos zijn. En je zult niet zien dat jij alleen met jezelf in wisselwerking kunt staan. Het zien van een schuldige wereld is slechts het teken dat jij je lessen leerde onder leiding van de wereld, en dat je haar ziet zoals jij jezelf ziet. Het zelfconcept omvat alles waar je naar kijkt, en niets valt buiten deze waarneming. Als je door iets kunt worden gekwetst, zie je een beeld van je geheime wensen. Niets meer dan dat. En in jouw lijden, van welke aard dat ook is, zie jij je eigen verborgen verlangen om te doden.
De eerste twee zinnen van deze alinea zijn een andere manier om te zeggen dat verlossing de ontsnapping is uit concepten, met name zelfconcepten. Geen van onze concepten benadert ook maar enigszins wat we werkelijk zijn. Ze laten een zelf zien dat op de een of andere manier in wisselwerking staat met een slechte wereld. We zien niet dat dit zelfconcept betekenisloos is, en dat we alleen een wisselwerking hebben met onszelf. We zien niet dat alles waar we 'buiten onszelf' op reageren slechts een projectie is van ons zelfconcept. We zien niet dat het geloof dat de wereld ons kwetst slechts een projectie is van ons verlangen om gestraft te worden voor ons verborgen verlangen om te doden.
(Toelichtingen door Greg Mackie)
16. Naargelang je leerproces verdergaat, zul je heel wat zelfconcepten maken. Elk zal de veranderingen in je eigen relaties tonen naargelang jouw waarneming van jezelf veranderd is. Telkens wanneer er een verschuiving plaatsvindt, zal er enige verwarring zijn, maar wees dankbaar dat het leren-in-de-wereld zijn greep op je denkgeest aan het verliezen is. En wees onwankelbaar en blij in het vertrouwen dat die uiteindelijk verdwijnen zal, en jouw denkgeest in vrede laten. De rol van aanklager zal op vele plaatsen en in vele vormen verschijnen. En telkens zal het lijken of hij jou beschuldigt. Maar wees niet bang dat dit niet ongedaan zal worden gemaakt.
Verlossing betekent de totale ontsnapping aan alle concepten en het einde van onze reis. De reis zelf is een leerproces van voortdurende verschuivingen in ons zelfconcept: naarmate we vorderen op ons pad komt het steeds dichter bij de waarheid. Is er ooit een moment geweest waarop je iets leerde dat een betekenisvolle verschuiving veroorzaakte in je gevoel van wie je bent? Dat kan bijzonder verwarrend zijn — vooral onze relaties zijn niet meer hetzelfde — maar Jezus moedigt ons aan om daar dankbaar voor te zijn, omdat dit betekent 'dat het leren-in-de-wereld zijn greep op je denkgeest aan het verliezen is'. De schuld bevindt zich nog steeds in de diepe gewelven van onze denkgeest, dus we zullen nog een poosje doorgaan met het projecteren van aanklagers in diverse vormen. Maar we maken vorderingen, en we kunnen er zeker van zijn dat op een dag al onze zelfconcepten volledig ongedaan zijn gemaakt en we vrede zullen vinden.
(Toelichtingen door Greg Mackie)
17. De wereld kan geen beelden van jou onderwijzen, tenzij jij die zelf leren wilt. Er zal een tijd komen dat alle beelden hebben afgedaan, en dat jij ziet dat je niet weet wat jij bent. Naar deze onverzegelde en open denkgeest keert de waarheid ongehinderd en ongebonden terug. Waar zelfconcepten terzijde zijn gelegd, wordt de waarheid geopenbaard precies zoals zij is. Wanneer ieder concept in twijfel is getrokken en bevraagd, en erkend wordt dat dit op geen enkele veronderstelling berust die standhoudt in het licht, dan is de waarheid vrij om in haar heiligdom binnen te treden, zuiver en vrij van schuld. Er is geen uitspraak die de wereld meer vreest te horen dan deze:
Ik weet niet wat ik ben, en daarom weet ik niet wat ik doe,
waar ik ben, of hoe ik de wereld of mijzelf moet bezien.
Toch wordt in dit leren verlossing geboren. En Wat jij bent zal jou over Zichzelf vertellen.
Onze reis is een proces waarin ons zelfconcept geleidelijk aan verandert in een versie die de waarheid beter weerspiegelt, en ten slotte zal er een moment komen waarop 'alle beelden hebben afgedaan'. Dan zal de waarheid — ons ware Zelf — dagen in de denkgeest die volledig open is. Alleen wanneer we erkennen dat we geen flauw idee hebben van wat we zijn, zullen we klaar zijn om te horen wat we zijn en wat het Zelf ons over Zichzelf vertelt. Het ego is doodsbang voor dat moment, omdat het gelijkstaat aan volledig verlies van het individuele zelf. Het hele spel van zelfconcepten is een poging van de wereld om dit moment af te wenden. Toch zal het komen. Laten we, gezien alle pijn die onze zelfconcepten ons hebben bezorgd, dankbaar zijn dat ze allemaal terzijde zullen worden geschoven en dat de glorie van ons ware Zelf eindelijk aan ons zal worden geopenbaard.
Toepassing : We kunnen het moment waarop onze denkgeest volledig open is dichterbij brengen door het te oefenen.
Denk aan je huidige zelfconcept, en zeg het volgende:
Ik denk te weten wat ik ben,
wat ik doe,
waar ik ben,
hoe ik naar de wereld kijk,
hoe ik naar mijzelf kijk.
Overweeg nu de mogelijkheid dat je in werkelijkheid geen flauw idee hebt van dit alles. Overweeg de mogelijkheid dat je huidige zelfconcept in geen enkele relatie staat tot Wat je werkelijk bent. En herhaal dan de oefenzin van deze alinea met zoveel mogelijk overtuiging:
Ik weet niet wat ik ben
en daarom weet ik niet wat ik doe,
waar ik ben,
hoe ik naar de wereld moet kijken
en hoe ik naar mijzelf moet kijken.
Laat dan je ware Zelf jou over Zichzelf vertellen.
(Toelichtingen door Greg Mackie)