1. Gebed

II. De ladder van het gebed

 

1. Gebed kent begin noch eind. Het is deel van het leven. Maar het verandert wel van vorm, en groeit door wat je leert, tot het zijn vormloze staat bereikt en in totale communicatie met God versmelt. In zijn vragende vorm hoeft het geen beroep te doen op God of zelfs maar geloof in Hem in te houden, en vaak is dat ook niet het geval. Op deze niveaus is gebed slechts een verlangen, vanuit een gevoel van schaarste en gemis.

 

2. Deze vormen van gebed, of vragen-uit-nood, gaan altijd gepaard met een gevoel van zwakte en ontoereikendheid, en kunnen nooit zijn voortgebracht door een Zoon van God die weet Wie hij is. Niemand die zeker is van zijn Identiteit kan in deze vormen bidden. Maar evenzeer geldt dat niemand die onzeker is over zijn Identiteit kan nalaten op deze manier te bidden. En bidden is even aanhoudend als het leven. Iedereen bidt zonder ophouden. Vraag en je hebt ontvangen, want jij hebt vastgesteld wat het is dat je wilt.

 

3. Het is eveneens mogelijk een hogere vorm van vragen-uit-nood te bereiken, want in deze wereld brengt gebed herstel, en behelst nu eenmaal leerniveaus. Hier kan de vraag in oprecht geloof, hoewel nog zonder begrip, tot God worden gericht. Een vaag en doorgaans onbestendig gevoel van identificatie is meestal bereikt, maar wordt dikwijls vertroebeld door een diepgeworteld gevoel van zonde. Op dit niveau is het mogelijk om dingen van deze wereld, in uiteenlopende vorm, te blijven vragen, en is het ook mogelijk te vragen om geschenken als eerlijkheid of goedheid, en vooral om vergeving voor de vele bronnen van schuld die onvermijdelijk aan elk gebed uit nood ten grondslag liggen. Zonder schuld is er geen schaarste. De zondelozen kennen geen nood.

 

4. Tot dit niveau hoort ook die merkwaardige innerlijke tegenspraak die bekendstaat als ‘bidden voor je vijanden’. De tegenspraak ligt niet in de gebruikte woorden, maar eerder in de manier waarop ze gewoonlijk worden geïnterpreteerd. Zolang jij gelooft dat je vijanden hebt, heb je gebed beperkt tot de wetten van deze wereld, en heb je ook jouw vermogen om te ontvangen en te aanvaarden aan dezelfde enge grenzen onderworpen. En toch, als je vijanden hebt, heb je gebed nodig, en hard nodig ook. Wat betekent deze uitdrukking werkelijk? Bid voor jezelf, dat je niet probeert Christus gevangen te nemen en daardoor de herkenning van je eigen Identiteit verliest. Wees niemands verrader, of je pleegt verraad jegens jezelf.

 

5. Een vijand is het symbool van een gevangen Christus. En wie kan Hij zijn dan jijzelf? Het gebed voor je vijanden wordt zo een gebed voor je eigen vrijheid. Nu is het niet langer een innerlijke tegenspraak. Het is een uitdrukking geworden van de eenheid van Christus en een erkenning van Zijn zondeloosheid. En nu is het heilig geworden, want het bevestigt de Zoon van God zoals hij werd geschapen.

 

6. Laat dit nooit worden vergeten: gebed op elk niveau is altijd voor jezelf. Wanneer jij je met iemand in gebed verenigt, maak je hem deel van jou. De vijand ben jij, zoals jij de Christus bent. Eer het heilig kan worden, wordt gebed dus een keuze. Jij kiest niet voor een ander. Je kunt slechts voor jezelf kiezen. Bid naar waarheid voor je vijanden, want hierin ligt je eigen verlossing. Vergeef hun jouw zonden, en jij zult waarlijk vergeven zijn.

 

7. Gebed is een ladder die tot de Hemel reikt. Op het hoogste punt is er een transformatie die erg lijkt op die van jou, want gebed is deel van jou. Aardse zaken worden achtergelaten, geen van alle herinnerd nu. Er wordt niets gevraagd, want er is geen gemis. De Identiteit in Christus wordt ten volle gezien als eeuwig vastgesteld, boven elke verandering verheven en onvergankelijk. Het licht flakkert niet langer, en zal nooit doven. Zonder enig soort behoefte en voor eeuwig bekleed met de zuivere zondeloosheid die Gods gave is aan jou, Zijn Zoon, kan gebed nu opnieuw worden wat het altijd bedoeld was te zijn. Want nu stijgt het op als danklied tot jouw Schepper, gezongen zonder woorden, gedachten, of ijdele verlangens, zonder enige behoefte nu. Zo breidt het zich uit, zoals het bedoeld was. En voor dit geven brengt God Zelf dank.

 

8. God is het doel van elk gebed, en geeft het tijdloosheid in plaats van een einde. Evenmin kent het een begin, omdat het doel nooit is veranderd. Gebed in zijn beginvormen is een illusie, want er is geen ladder nodig om te bereiken wat men nooit verlaten heeft. Gebed is echter deel van vergeving zolang vergeving – zelf een illusie – onbereikt blijft. Gebed is verbonden met leren tot het leerdoel is bereikt. En dan zullen alle dingen tezamen worden getransformeerd, en onbezoedeld terugkeren naar de Denkgeest van God. Omdat dit wat geleerd kan worden te boven gaat, kan deze toestand niet worden beschreven. De fasen nodig om dit te bereiken moeten echter worden begrepen, wil Gods Zoon, die nu leeft met de illusie van dood en angst voor God, vrede kunnen hervinden.