Hoofdstuk 6
De lessen van de Liefde
IV. Het enige antwoord
Deze paragraaf plaatst onze giftige relatie met het ego tegenover onze bevrijdende relatie met God en de Heilige Geest. Het ego ziet ons als zijn vijand, zweert tegen ons samen, en ondermijnt ons met zijn twijfel en onzekerheid. God reageert daar echter niet op door het ego uit te wissen, maar door ons vermogen om dat zelf te doen te bevestigen. Hij zendt ons de Heilige Geest, die de twijfel beantwoordt die door het ego wordt opgeworpen. Hij geeft ons geen bevelen, maar bevestigt onze rol als bevelvoerder. Hij ontmoedigt ons niet, maar helpt ons onze krachten te ontwikkelen, totdat we terugkeren tot onze inherente volmaaktheid.
(Toelichtingen door Robert Perry)
1. Bedenk dat de Heilige Geest het Antwoord is, en niet de vraag. Het ego spreekt altijd als eerste. Het is wispelturig en het heeft het niet goed met zijn maker voor. Het gelooft, en terecht, dat zijn maker op elk moment zijn steun aan hem zou kunnen intrekken. Als het wel de beste bedoelingen met jou had, zou het blij zijn, zoals de Heilige Geest blij is wanneer Hij jou heeft thuisgebracht en jij Zijn leiding niet meer nodig hebt. Het ego beschouwt zichzelf niet als een deel van jou. Hierin ligt zijn elementaire vergissing, de basis van heel zijn denksysteem.
In paragraaf VI van hoofdstuk 5 zagen we reeds dat 'het ego spreekt altijd als eerste' betekent dat het ego altijd alles als eerste interpreteert. Nu krijgen we een kijkje achter de schermen. Het ego spreekt als eerste omdat het geen goede bedoelingen met ons heeft. Het neemt ons kwalijk dat we op elk moment onze steun aan hem kunnen intrekken. Zijn relatie met ons kan vergeleken worden met een zieke relatie tussen een oneerlijke liefdadigheidsinstelling en haar belangrijkste donor. De instelling wil ervoor zorgen dat de donorchecks binnen blijven komen. Tegelijkertijd haat ze de donor vanwege het feit dat hij op elk moment de keuze kan maken om zijn steun in te trekken. Wanneer er iets gebeurt, zorgt deze instelling er dus voor dat zij de eerste is die met de donor spreekt, zodat ze zijn waarneming van het gebeurde in een richting kan leiden die zijn vertrouwen versterkt, terwijl ze hem tegelijkertijd kwetst en misleidt. Als het ego het werkelijk goed met ons voorhad, zou het blij zijn wanneer we hem niet meer nodig zouden hebben. Dat is de houding van de Heilige Geest. Wanneer we Zijn leiding niet meer nodig hebben zal Hij dit vieren, want het gaat niet om Hem. Het enige wat Hij wil is ons naar vreugde leiden.
(Toelichtingen door Robert Perry)
2. Toen God jou schiep, maakte Hij jou deel van Hem. Daarom is aanval binnen het Koninkrijk onmogelijk. Jij hebt het ego zonder liefde gemaakt, en daarom heeft het jou niet lief. Zonder liefde kon je niet in het Koninkrijk blijven, en aangezien het Koninkrijk liefde is, geloof jij zonder te zijn. Hierdoor is het ego in staat zichzelf als afgescheiden en als buiten zijn maker te beschouwen, en het spreekt zodoende voor het deel van jouw denkgeest dat gelooft dat jij afgescheiden en buiten de Denkgeest van God bent. Het ego nu heeft de eerste vraag opgeworpen die ooit werd gesteld, maar die het nooit beantwoorden kan. Die vraag: ‘Wat ben jij?’ was het begin van alle twijfel. Het ego heeft sindsdien geen enkele vraag beantwoord, hoewel het er een menigte heeft opgeworpen. De meest spitsvondige activiteiten van het ego hebben nooit méér gedaan dan de vraag versluieren, want jij hebt het antwoord en het ego is bang voor jou.
De manier waarop God ons schiep zegt alles over ons. De liefde waarin Hij ons schiep was zo groot dat Hij ons deel maakte van Zichzelf. Aangezien alles in het Koninkrijk deel is van God, is er geen ruimte voor aanval, alleen voor liefde. Hoe kunnen we aanvallen als we één zijn?
Ook de manier waarop wij het ego hebben gemaakt zegt alles over ons, vooral de manier waarop het naar ons kijkt. Wij maakten het ego zonder liefde, en dus heeft het ons niet lief. Deze liefdeloosheid leek ons buiten de liefde van het Koninkrijk te plaatsen, buiten de Denkgeest van God. Daarom denkt het ego dat het zich buiten ons bevindt. En daarom vraagt het: 'Wat ben jij?' Het probeert deze vraag zelf te beantwoorden, maar vooral te verdoezelen. Het stelt de vraag niet duidelijk en rechtstreeks, omdat wij het antwoord hebben — en daar is het bang voor.
(Toelichtingen door Robert Perry)
3. Jij kunt het conflict niet begrijpen zolang je niet ten volle het fundamentele feit begrijpt dat het ego helemaal niets weten kan. De Heilige Geest spreekt niet als eerste, maar Hij antwoordt altijd. Iedereen heeft Hem wel op een of ander moment en op een of andere manier om hulp gevraagd, en antwoord gekregen. Aangezien de Heilige Geest naar waarheid antwoordt, antwoordt Hij voor alle tijden, wat betekent dat ieder nu het antwoord heeft.
Het ego stelt een vraag die het niet kan beantwoorden, omdat het 't antwoord niet weet. De Heilige Geest antwoordt echter altijd. Aangezien iedereen Hem ooit wel eens om hulp vraagt, heeft Hij iedereen antwoord gegeven. En aangezien Hij antwoordt 'voor alle tijden', is zijn antwoord op elk moment beschikbaar. Dat betekent dat Hij iedereen nu antwoord geeft.
Heb je ooit iemand gekend die elk van jouw hulpvragen altijd heeft beantwoord? Als dat zo is, dan weet je dat dit een sterk gevoel van vertrouwen en veiligheid geeft. Dat is het gevoel dat we moeten ontwikkelen jegens de Heilige Geest. Zelfs als we niet luisteren, Hij geeft altijd antwoord.
(Toelichtingen door Robert Perry)
4. Het ego kan de Heilige Geest niet horen, maar het gelooft wel dat het gedeelte van de denkgeest waardoor het werd gemaakt tegen hem is. Het vat dit op als een rechtvaardiging om zijn maker aan te vallen. Het gelooft dat de aanval de beste verdediging is, en wil dat jij dat gelooft. Als je dat niet gelooft zul je zijn kant niet kiezen, terwijl het ego dringend behoefte heeft aan bondgenoten, maar niet aan broeders. Omdat het ego in jouw denkgeest iets waarneemt wat hem vreemd is, wendt het zich tot het lichaam als bondgenoot, omdat het lichaam geen deel van jou uitmaakt. Dit maakt het lichaam tot vriend van het ego. Het is een bondgenootschap dat onomwonden op afscheiding is gebaseerd. Als jij voor dit bondgenootschap partij kiest, zul je bang zijn, omdat je partij kiest voor een bondgenootschap van de angst.
Het ego voelt dat jij, als zijn maker, in feite tegen hem bent. Daarom ben jij zijn vijand. In zijn oorlog tegen jou verenigt het zich met het lichaam. Ze worden bondgenoten, omdat beide zich buiten jouw werkelijke natuur bevinden. Als het dit bondgenootschap eenmaal heeft bereikt, fluistert het ego tegen je: 'Pssst, wil je ook lid worden van ons clubje?' Het vertelt je niet dat je je dan aansluit bij een club van angst, en evenmin dat de statuten van de club alles te maken hebben met het vernietigen van de dreiging die jij bent. Vervolgens zegt het: 'Als je lid wilt worden, hoef je alleen maar je broeders aan te vallen'. Het vertelt je niet dat zijn aansporing om je broeders aan te vallen zijn manier is om jou aan te vallen.
(Toelichtingen door Robert Perry)
5. Het ego gebruikt het lichaam om samen te spannen tegen je denkgeest, en omdat het ego beseft dat zijn ‘vijand’ aan hen beide een eind kan maken door het simpele inzicht dat ze geen deel uitmaken van jou, verenigen ze zich in de aanval. Dit is misschien wel de vreemdste waarneming van allemaal, als je bedenkt wat het werkelijk inhoudt. Het ego, dat niet werkelijk is, probeert de denkgeest, die wel werkelijk is, ervan te overtuigen dat de denkgeest het leermiddel van het ego is; en voorts, dat het lichaam meer werkelijkheid bezit dan de denkgeest. Niemand die juist denkt kan dit ook maar enigszins geloven, en niemand die juist denkt gelooft het dan ook.
Je hebt je bij het clubje aangesloten, maar je realiseert je niet dat de andere twee leden — het ego en het lichaam — geheime bijeenkomsten hebben waarin ze samenspannen tegen jou.
Als je hen ontmoet proberen ze je ervan te overtuigen dat je het minst belangrijk bent van jullie drie; dat je alleen maar een instrument bent om gebruikt te worden door een van hen (het ego) en dat je minder werkelijk bent dan de ander (het lichaam). Dit maskeert het essentiële feit dat jij van deze drie de enige bent die werkelijk is.
(Toelichtingen door Robert Perry)
6. Hoor dan het enige antwoord van de Heilige Geest op alle vragen die het ego opwerpt: jij bent een kind van God, een onschatbaar deel van Zijn Koninkrijk, dat Hij geschapen heeft als deel van Hem. Niets anders bestaat en alleen dit is werkelijk. Jij hebt een slaap verkozen waarin je boze dromen hebt gehad, maar die slaap is niet werkelijk en God roept je op te ontwaken. Van je droom zal niets overblijven wanneer je Hem hoort, omdat je zult ontwaken. Je dromen bevatten veel egosymbolen en die hebben jou verward. Maar dat kwam alleen doordat jij sliep en niet wist. Wanneer je ontwaakt zul je de waarheid rondom je en in je zien, en zul je niet langer in dromen geloven omdat ze voor jou niet werkelijk meer zijn. Maar het Koninkrijk en al wat jij daar geschapen hebt, zal grootse werkelijkheid voor jou bezitten omdat dat alles schitterend en waar is.
Toepassing : Lees deze alinea nogmaals heel langzaam, en voeg je eigen naam in waar dat logisch is. Noteer tijdens het lezen je reacties.
Dit zijn de mijne:
Zolang ik me kan herinneren heeft het ego in mijn oor gefluisterd: 'Wat ben jij?' ik heb geprobeerd die vraag op vele manieren te beantwoorden. Maar nu krijg ik het werkelijke antwoord, het antwoord van de Heilige Geest. Zijn antwoord is dat ik een heel andere schepping ben dan ik denk te zijn. En tot die schepping spreekt Hij, niet tot degene die ik lijk te zijn. De wereld die lijkt te bepalen wat ik ben is slechts een droom, zegt Hij. In deze droom ben ik omgeven door egosymbolen, die spreken over de werkelijkheid van de afscheiding. Ze hebben me in slaap gesust, door te denken dat ik gedefinieerd word door de droom, dat ik een schepping van de droom ben. Maar in werkelijkheid ben ik volkomen anders. Ik ben een kind van God, niet een menselijk wezen. En ik leef in Gods Koninkrijk, niet in de wereld. Als ik uiteindelijk ontwaak zal niets van wat ik nu zie nog werkelijk voor me zijn. Het zal samen met de droom uit mijn denkgeest verdwijnen.
(Toelichtingen door Robert Perry)
7. In het Koninkrijk bestaat volmaakte zekerheid over waar jij bent en wat jij bent. Er heerst geen twijfel, want de eerste vraag werd nooit gesteld. Omdat ze voor eens en voor al werd beantwoord, heeft ze nooit bestaan. Alleen het zijn leeft in het Koninkrijk, waar alles vraagloos leeft in God. De tijd die in de droom werd besteed aan het stellen van vragen, heeft plaatsgemaakt voor het scheppen en zijn eeuwigheid. Jij bent even zeker als God omdat jij even waar bent als Hij, maar wat eens zeker was in je denkgeest is nu alleen nog het vermogen tot zekerheid.
Als ik eenmaal ontwaakt ben tot het Koninkrijk, zal ik 'volmaakte zekerheid' hebben over waar ik ben en wat ik ben. Er zal geen twijfel meer zijn, omdat er geen vraag is. De vraag 'Wat ben ik?' is zo volledig beantwoord dat ze er niet meer is. Ik herinner me niet eens dat ze ooit werd gesteld. De onzekerheid over het aardse leven is vervangen door zijn ('Alleen het zijn leeft in het Koninkrijk'), door weten ('in het Koninkrijk bestaat volmaakte zekerheid'), en door scheppen ('De tijd die in de droom werd besteed aan het stellen van vragen, heeft plaatsgemaakt voor het scheppen'). Deze drie woorden suggereren een volslagen afwezigheid van twijfel, onzekerheid en verdeeldheid. Onze denkgeest is volledig één. Niets erin wordt achtergehouden. Niets erin is verdeeld of onzeker. Hij is eenvoudig.
(Toelichtingen door Robert Perry)
8. Het invoeren van vermogens in het zijn was het begin van onzekerheid, omdat vermogens potenties zijn, en geen verworvenheden. Jouw vermogens zijn nutteloos in tegenwoordigheid van Gods werken en verworvenheden, alsook van die van jou. Verworvenheden zijn resultaten die zijn bereikt. Wanneer die volmaakt zijn, verliezen vermogens hun betekenis. Het is merkwaardig dat nu het volmaakte vervolmaakt moet worden. In feite is dit niet mogelijk. Bedenk echter dat wanneer jij jezelf in een onmogelijke situatie plaatst, jij gelooft dat het onmogelijke inderdaad mogelijk is.
We hebben het gehad over onzekerheid die door vragen wordt veroorzaakt. Hier gaat het over onzekerheid die ontstaat door vermogens. Dit concept is in hoofdstuk 3 al aan de orde geweest in de eerste alinea van paragraaf IV en paragraaf V. Daar werd gezegd dat onze vermogens onderhevig zijn aan vragen en twijfel, omdat we er niet zeker van zijn hoe we ze zullen gebruiken. Hier wordt vrijwel hetzelfde gezegd. Vermogens worden geassocieerd met onzekerheid, omdat het potenties zijn, geen verworvenheden. En potenties zijn onzeker, omdat we misschien wel weten wat ze kunnen doen, maar niet wat ze zullen doen.
Het vervolmaken van een vermogen betekent dat het steeds verder ontwikkeld, en uiteindelijk een verworvenheid wordt. Het is paradoxaal dat we het volmaakte willen vervolmaken, maar dat is de vreemde positie waarin we onszelf hebben geplaatst.
(Toelichtingen door Robert Perry)
9. Vermogens dienen ontwikkeld te worden eer je ze gebruiken kunt. Dit geldt niet voor enig iets wat God geschapen heeft, maar het is de meest milde oplossing denkbaar voor wat jij hebt gemaakt. In een onmogelijke situatie kun jij je vermogens zodanig ontwikkelen dat ze jou daaruit kunnen bevrijden. Je hebt een Gids die jou toont hoe ze te ontwikkelen, maar jij hebt geen andere bevelhebber dan jezelf. Hierdoor wordt de leiding over het Koninkrijk aan jou overgelaten, met zowel een Gids om het te vinden als een middel om het te behouden. Je hebt een voorbeeld om na te volgen, dat jouw bevelvoering zal versterken en die nooit of te nimmer zal kleineren. Jij behoudt dus zelf de centrale plaats in je ingebeelde slavernij, wat op zich al aantoont dat je geen slaaf bent.
God heeft ons niet geschapen in een staat van potentieel, want dat zou niet liefdevol zijn. Wij hebben onszelf in die positie geplaatst. De meest milde weg uit de verlammende onzekerheid van vermogens is deze te ontwikkelen. Dat is de manier om terug te keren naar God.
Tijdens deze reis hebben wij de leiding. De Heilige Geest is onze Gids bij het ontwikkelen van onze vermogens, Jezus is ons voorbeeld om na te volgen. Maar beiden versterken onze rol als kapitein van ons eigen schip. Ze zijn er om ons te adviseren en te helpen, niet om ons het roer uit handen te nemen. Als we dit echt snappen, als we volledig begrijpen dat wij de leiding hebben, zullen we snel vooruit gaan naar het einde van de reis. Dan zullen we beseffen dat we geen machteloze slaaf zijn, en de macht herwinnen die God ons bij onze schepping heeft gegeven.
(Toelichtingen door Robert Perry)
10. Je bent enkel in een onmogelijke situatie omdat je denkt dat het mogelijk is in zo’n situatie te zijn. Je zou in een onmogelijke situatie verkeren als God jou je volmaaktheid liet zien en je bewees dat jij je had vergist. Dit zou aantonen dat de volmaakten niet in staat zijn zichzelf tot het bewustzijn van hun eigen volmaaktheid te voeren, en daarmee het geloof ondersteunen dat wie alles heeft hulp behoeft en dus hulpeloos is. Dit is het soort ‘redenering’ waarin het ego grossiert. God, die weet dat Zijn scheppingen volmaakt zijn, krenkt ze niet. Dit zou even onmogelijk zijn als het idee van het ego dat het Hem gekrenkt heeft.
De laatste drie alinea's verklaarden dat we ons in een 'onmogelijke situatie' bevinden. Daarmee wordt een situatie bedoeld die zo waanzinnig is dat ze niet kan werken en zelfs niet kan bestaan.
Onmogelijke situaties zijn ontkrachtend. Omdat ze niet werken, geven ze ons de boodschap dat al onze inspanningen tevergeefs zijn, dat we machteloos zijn. In feite is deze situatie echter een bewijs van onze kracht, want we bevinden ons daarin omdat we besloten hebben 'dat het mogelijk is in zo'n situatie te zijn'. En als we de kracht hebben om in zo'n situatie te belanden, hebben we ook de kracht om daar weer uit te komen.
We zouden pas echt in een onmogelijk situatie verkeren als God ons machteloos zou maken door ons niet zelf bewust te laten worden van onze volmaaktheid. Daarmee zou Hij zeggen dat we zelf niet in staat zijn om uit de situatie te raken. Hij zou ons de rol van leider over onze eigen reis ontnemen. Hij zou de kracht in ons ontkennen die ons op een dag uit onze onmogelijke situatie kan en zal leiden.
(Toelichtingen door Robert Perry)
11. Dat is de reden waarom de Heilige Geest nooit beveelt. Bevelen is uitgaan van ongelijkheid, waarvan de Heilige Geest aantoont dat die niet bestaat. Trouw aan uitgangspunten is een wet van de denkgeest, en al wat God geschapen heeft is trouw aan Zijn wetten. Trouw aan andere wetten is echter ook mogelijk, niet omdat die wetten waar zijn, maar omdat jij ze hebt gemaakt. Wat zou er gewonnen zijn als God jou zou bewijzen dat je op een waanzinnige manier hebt gedacht? Kan God Zijn eigen zekerheid verliezen? Ik heb al vele malen gezegd dat jij bent wat je onderwijst. Zou je willen dat God jou onderwees dat je gezondigd hebt? Wat zou je anders kunnen voelen dan angst als Hij het zelf dat jij gemaakt hebt zou confronteren met de waarheid die Hij voor jou geschapen heeft? Je zou twijfelen aan je juiste denken, de enige plaats waar jij de innerlijke gezondheid kunt vinden die Hij jou gegeven heeft.
De Heilige Geest leert ons dat we gelijk zijn, daarom geeft Hij ons geen bevelen. God is zeker van onze volmaaktheid, daarom leert Hij ons niet dat we 'op een waanzinnige manier hebben gedacht'. Een veelgehoorde klacht is: Waarom grijpt God niet in? Waarom lost Hij het niet op? Waarom laat Hij ons lijden? Het antwoord luidt: Hij is er altijd om ons, via de Heilige Geest, te helpen. Maar deze reis is bedoeld om onze innerlijke kracht en ons juiste denken te herwinnen, en als Hij dat voor ons zou doen, zou Hij ons die kracht ontnemen en bewijzen dat het fundamenteel hopeloos met ons is gesteld. Als je een puzzel zou geven aan een kind, en hem vervolgens weer terug zou pakken en voor het kind op zou lossen, welke boodschap zou je dan aan het kind geven?
(Toelichtingen door Robert Perry)
12. God onderwijst niet. Onderwijzen veronderstelt een tekort, waarvan God weet dat het er niet is. God is niet in conflict. Onderwijs beoogt verandering, maar God schiep louter het onveranderlijke. De afscheiding was geen verlies aan volmaaktheid, maar een communicatiestoornis. Een scherpe en schrille vorm van communicatie ontstond als de stem van het ego. Deze kon Gods vrede niet verstoren, maar de jouwe wel. God heeft die niet weggevaagd, omdat die stem verdelgen een aanval erop zou betekenen. Zelf bevraagd, bevroeg Hij niet. Hij gaf slechts het Antwoord. Zijn Antwoord is jouw Leraar.
God onderwijst niet, omdat dit zou betekenen dat we een tekort hebben, dat we onvolmaakt zijn en verandering nodig hebben. Maar Hij heeft ons onveranderlijk volmaakt geschapen. We hebben die volmaaktheid niet verloren bij de afscheiding, we hebben alleen de communicatie met God verbroken. We hebben het ego voor ons laten spreken, en het ego weigert met Hem te communiceren. Als God het ego weg zou vagen, zou Hij het behandelen alsof het werkelijk is. Het enige wat Hij deed was antwoord geven op de egovraag: 'Wat ben jij?'. Dit Antwoord — de Heilige Geest — is zo volmaakt en allesomvattend, dat Het elke onzekerheid in onze denkgeest kan beantwoorden, totdat we terugkeren naar kennis.
(Toelichtingen door Robert Perry)