Hoofdstuk 2

De afscheiding en de verzoening

VII. Oorzaak en gevolg

 

1. Je kunt wel blijven klagen over angst, maar desondanks volhard je erin jezelf bang te maken. Ik heb al te kennen gegeven dat je mij niet kunt vragen jou van je angst te bevrijden. Ik weet dat die niet bestaat, maar jij niet. Als ik tussen jouw gedachten en hun uitwerking zou komen, zou ik tornen aan een elementaire wet van oorzaak en gevolg, de meest fundamentele wet die er is. Ik zou jou allerminst helpen als ik de kracht van je eigen denken zou kleineren. Dit zou lijnrecht ingaan tegen het doel van deze cursus. Het is veel nuttiger jou eraan te herinneren dat jij je gedachten niet zorgvuldig genoeg bewaakt. Misschien denk jij dat er op dit moment een wonder nodig zou zijn om je daartoe in staat te stellen, en dat is volkomen waar. Jij bent niet gewend vanuit wondergerichtheid te denken, maar je kunt worden getraind op die manier te denken. Alle wonderdoeners hebben zo’n soort training nodig.

 

Wat kent Jezus ons toch goed! We klagen tegen hem over onze angst en vragen hem ons daarvan te bevrijden. Maar hij weet dat het werkelijke probleem het niet zorgvuldig genoeg bewaken van onze gedachten is. Als hij tussenbeide zou komen en onze angst weg zou nemen, zou hij in feite zeggen dat onze gedachten niet belangrijk zijn. Het elimineren van de gevolgen van onze gedachten is hetzelfde als jonge vogels leren vliegen in een luchtledige ruimte, zodat ze met hun vleugeltjes klapperen zonder enige stijgkracht te creëren. Zelfs wanneer daarna het vacuüm zou worden opgeheven, zouden ze het nest niet meer verlaten, omdat ze denken dat hun vleugels krachteloos zijn. Voor ons geldt hetzelfde: we moeten leren onze vleugels te gebruiken. We moeten onze denkgeest trainen. Maar dat lijkt het laatste te zijn wat we willen. Jezus heeft echter onze getrainde denkgeest nodig, zodat hij ons kan vragen altijd en overal een wonder te verrichten. Hij wil geen beroep op ons doen en geen reactie krijgen, omdat we het te druk hebben met onze smartphone ...

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

2. Ik kan niet toestaan dat jij je denkgeest onbewaakt laat, anders zul je niet in staat zijn mij te helpen. Het verrichten van wonderen houdt in dat je de kracht van gedachten volledig beseft, om miscreëren te vermijden. Anders zal er een wonder nodig zijn om de denkgeest zelf weer in orde te brengen, een vicieus proces dat de samenvouwing van de tijd waarvoor het wonder bedoeld was, niet zou bevorderen. De wonderdoener dient oprecht respect te hebben voor oorzaak en gevolg in de ware zin, als noodzakelijke voorwaarde voor het optreden van het wonder.

 

We helpen Jezus door wonderen te verrichten, maar net zoals een sportcoach atleten nodig heeft die lichamelijk in topconditie zijn, heeft Jezus denkgeesten nodig die in topconditie zijn. Hij heeft getrainde denkgeesten nodig die hun gedachten constant bewaken. Hij wil dat we de kracht van onze denkgeest beseffen, en hem niet misbruiken voor onze eigen doeleinden. Hij wil ons niet slapend aantreffen. Anders hebben we een wonder nodig om ons wakker te schudden en ons klaar te maken voor het vervullen van onze taak. En in de tussentijd gaan alle wonderen verloren die we zouden verrichten als we ons werk zouden doen het verbazingwekkende proces van de samenvouwing van de tijd (zie T1.II.6).

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

3. Zowel wonderen als angst komen voort uit gedachten. Als jij niet vrij bent om het een te kiezen, ben je ook niet vrij het ander te kiezen. Door het wonder te kiezen heb je de angst verworpen, al is het tijdelijk.

 

Deze zinnen zouden geherformuleerd kunnen worden als: 'Wonderen kunnen de wonderdoener niet bevrijden van angst zolang angst zijn keuze is'.

Dit betekent dat we moeten kiezen tussen het een of het ander. We zijn vrij om angst te kiezen, maar door dat te doen wijzen we het wonder af. We zijn eveneens vrij om het wonder te kiezen, en door dat te doen wijzen we angst af. Het wonder kan ons niet helpen totdat we ervoor kiezen. We kunnen niet aan onze angst vasthouden en verwachten dat Jezus tussenbeide komt en onze denkgeest geneest.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

Je bent voor alles en iedereen bang geweest. Je bent bang voor God, voor mij en voor jezelf. 6ij hebt Ons verkeerd waargenomen, oftewel verkeerd geschapen, en je gelooft in wat jij hebt gemaakt. Je zou dit niet gedaan hebben als je niet bang was voor je eigen gedachten. Wie angstig is moet wel verkeerd scheppen, omdat hij de schepping verkeerd waarneemt.

 

Toepassing : Kun jij toegeven: Ik ben bang voor alles en iedereen — voor God, voor Jezus, voor mezelf en voor bijna iedereen die ik ooit heb ontmoet?

Lees deze zin nog eens langzaam na, en kijk of je, als je volkomen eerlijk bent, elk onderdeel ervan kunt bevestigen.

Hoe voel je je daarbij?

Het goede nieuws is dat elk onderdeel, elk stukje angst, onnodig is. Alleen je gedachten hebben dit alles gekleurd met angst.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

Wanneer je miscreëert, lijd jij pijn. Het principe van oorzaak en gevolg brengt de zaken nu echt in een stroomversnelling, hoewel slechts tijdelijk. In feite is ‘Oorzaak’ een term die strikt genomen God toebehoort, en Zijn ‘Gevolg’ is Zijn Zoon. Dit brengt een reeks Oorzaak-en-Gevolg-relaties met zich mee die totaal verschillen van degene die jij in je miscreëren invoert. Het fundamentele conflict in deze wereld is dus dat tussen creatie en miscreatie. Alle angst ligt besloten in de tweede, en alle liefde in de eerste. Het conflict is er daarom een tussen liefde en angst.

 

De weg uit angst is het toepassen van het oorzaak-en-gevolg principe: de gedachte is de oorzaak en het gevoel is het gevolg. Als we dus onze gevoelens willen veranderen, moeten we onze gedachten veranderen.

De ultieme Oorzaak is echter God. Niets van wat Hij niet veroorzaakt is werkelijk, en Hij veroorzaakt altijd uitsluitend liefde, nooit angst. Onze angst komt voort uit ons geloof in de werkelijkheid van wat God niet geschapen heeft.

 

Toepassing : Zeg het volgende tegen jezelf en probeer het oprecht te menen:

Ik wil blijven geloven dat de gedachten van mijn denkgeest geen gevolgen hebben, zolang ik daar niet naar kijk. Maar het wordt tijd om mij te realiseren dat mijn onbewaakte denkgeest verantwoordelijk is voor de gehele inhoud van mijn onderbewustzijn, voor al zijn angst, al zijn haat, en al zijn pijn'.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

4. Er is al gezegd dat jij gelooft dat je angst niet onder controle kunt houden, omdat jij die zelf hebt gemaakt, en dat jouw geloof erin schijnt te zorgen dat die zich aan je controle onttrekt. Toch is elke poging om de vergissing op te lossen door te proberen meesterschap te krijgen over de angst tevergeefs. In feite houdt dit de macht van de angst overeind juist door de veronderstelling dat hij overmeesterd moet worden. De ware oplossing berust geheel en al op meesterschap door liefde. Intussen is echter een gevoel van conflict onvermijdelijk, omdat jij jezelf in een toestand hebt gebracht waarin je gelooft in de macht van wat niet bestaat.

 

5. Niets en alles kunnen niet naast elkaar bestaan. In het ene geloven is het andere ontkennen. Angst is in wezen niets, en liefde is alles. Wanneer licht in de duisternis komt, wordt de duisternis verdreven.

 

Jezus weet dat wij geloven dat angst buiten onze controle ligt, maar hij heeft ons ook verteld dat hij wel onder zelfcontrole kan staan (VI.1.:4). Dit klinkt misschien alsof we gewoon hard moeten optreden tegen onze angst, dat we hem moeten beheersen in plaats van ons erdoor te laten beheersen. Maar dit versterkt juist de angst, omdat het veronderstelt dat angst een onafhankelijke macht is waar we tegen moeten vechten.

Hoe krijgen we angst onder controle? Niet door hem te overmeesteren, maar door meesterschap te verwerven in liefde. Met het licht van de liefde in onze denkgeest verdwijnt de schaduw van angst; met de waarheid in onze denkgeest wordt angst ontmaskerd als de nietsheid die hij is. Dat is de manier waarop we onze angst onder controle krijgen door een meester te worden in liefde. Wat een geweldige gedachte! Welk mooier doel zouden we ooit voor onszelf kunnen stellen?

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

Wat je gelooft is voor jou waar. In die zin heeft de afscheiding plaatsgevonden, en dit te ontkennen is niets anders dan het oneigenlijk gebruik van ontkenning. Je echter op een vergissing concentreren is slechts een volgende vergissing. De correctieprocedure begint met tijdelijk te erkennen dat er een probleem is, maar alleen als indicatie dat een onmiddellijke correctie noodzakelijk is. Dat brengt een staat van denken tot stand waarin de Verzoening terstond kan worden aanvaard. Er moet echter de nadruk op worden gelegd dat uiteindelijk geen compromis mogelijk is tussen alles en niets. Tijd is in wezen een middel waardoor elk compromis in dit opzicht kan worden opgegeven. Ze lijkt alleen stapsgewijs opgeheven te worden, omdat de tijd zelf intervallen kent die niet bestaan. Miscreatie heeft dit noodzakelijk gemaakt als correctiemiddel. De uitspraak ‘Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder die in Hem gelooft niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe,’ behoeft maar één kleine correctie om in dit verband betekenis te hebben: ‘dat Hij haar aan Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft.’

 

Het spirituele pad lijkt een compromis te zijn tussen twee polen die totaal onverenigbaar zijn. Elke stap op de weg bestaat uit een mengsel van ingrediënten die simpelweg niet vermengd kúnnen worden. Spirituele groei komt neer op het veranderen van de verhoudingen van het mengsel, maar aan het einde van de weg beseffen we uiteindelijk dat we waarheid met illusie wilden vermengen, alles met niets, en dat een dergelijke poging waanzin is. Op dat punt beseffen we dat het alles of niets is, dat er geen compromis mogelijk is.

Het lijkt alsof we door talloze tijdsintervallen stukje bij beetje naar dat inzicht kruipen. Maar ook dat is een illusie. De waarheid is dat we buiten de tijd staan, buiten het proces, en daar maken we één enkele, tijdloze keuze. Deze keuze lijkt zich te voltrekken in kleine, hapklare brokken waar we op blijven kauwen. Maar we hebben deze illusie nodig; we voelen ons niet in staat om de hele waarheid in één keer door te slikken. En dus gunt God ons de tijd, als een liefdevolle tegemoetkoming aan de leerhandicaps van Zijn eniggeboren Zoon.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

6. Er moet vooral worden opgemerkt dat God slechts één Zoon heeft. Als al Zijn scheppingen Zijn Zonen zijn, moet elk een integraal deel van het gehele Zoonschap uitmaken. Het Zoonschap in zijn Eenheid overstijgt de som van zijn delen. Dit blijft echter verborgen zolang één van zijn delen nog ontbreekt. Daarom kan het conflict uiteindelijk niet tot een oplossing worden gebracht voordat alle delen van het Zoonschap zijn teruggekeerd. Pas dan kan de betekenis van heelheid in de ware zin begrepen worden. Elk deel van het Zoonschap kan in vergissingen of incompleetheid geloven als hij dat wil. Als hij dat echter doet, gelooft hij in het bestaan van het niets. De correctie van deze vergissing is de Verzoening.

 

Deze alinea is een bijzonder belangrijke weergave van de metafysica van Een cursus in wonderen. De Cursus lijkt twee tegenovergestelde dingen te zeggen: dat er slechts één Zoon is, terwijl hij ook vaak spreekt over zonen, denkgeesten, scheppingen, kinderen, die samen het Zoonschap vormen. Welke van de twee is waar?

De Hemel is Eenheid, dus God kan maar één Zoon hebben. Bovendien is de Zoon van God geen lichaam, maar geest, en geest kan niet gefragmenteerd zijn. Dat wij in de wereld vele 'zonen' waarnemen, is een gevolg van ons geloof in de afscheiding — en Jezus komt ons altijd tegemoet op het niveau waar we ons denken te bevinden.

Hij zegt echter ook: 'Het Zoonschap in zijn Eenheid overstijgt de som van zijn delen'. Ter vergelijking: als alle onderdelen van een auto worden samengevoegd ontstaat er iets nieuws, iets dat de som van de afzonderlijke onderdelen overstijgt. Wanneer alle delen van het Zoonschap  alle schijnbaar afgescheiden denkgeesten — samenkomen, ontstaat er iets dat veel groter is dan elke individuele denkgeest toevoegt. Dan daagt er een onuitsprekelijke heelheid over het Zoonschap maar alleen wanneer alle denkgeesten verenigd zijn, wanneer elk fragment is thuisgekomen. Het maakt niet uit of er een miljoen, of slechts één denkgeest ontbreekt, er is pas sprake van volmaakte eenheid wanneer elk fragment daarin is opgenomen. Dit maakt duidelijk hoe alles en iedereen omvattend het loonschap is. Elke denkgeest is belangrijk. Gods familie kent geen uitsluitingen.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

7. Ik heb al kort gesproken over gereedheid, maar het kan nuttig zijn hier nog enkele punten aan toe te voegen. Gereedheid is slechts de noodzakelijke voorwaarde om iets te verwezenlijken. Deze twee mogen niet worden verward. Zodra zich een toestand van gereedheid voordoet, is er gewoonlijk een zekere mate van verlangen iets te verwezenlijken, maar dat is allerminst noodzakelijkerwijs onverdeeld. Deze toestand houdt niet meer in dan de mogelijkheid om je denken te veranderen. Vertrouwen kan zich niet ten volle ontwikkelen totdat meesterschap is bereikt. We hebben al geprobeerd de fundamentele vergissing te corrigeren dat angst overmeesterd kan worden en we hebben benadrukt dat het enige ware meesterschap door liefde ontstaat. Gereedheid is maar het begin van vertrouwen. Je denkt misschien dat dit inhoudt dat er een enorme hoeveelheid tijd nodig is tussen gereedheid en meesterschap, maar laat me je eraan herinneren dat tijd en ruimte onder mijn beheer staan.

 

Jezus spreekt vaak over gereedheid, en dat heeft altijd te maken met de gereedheid om wonderen te verrichten. 'Wonderen ontstaan uit een wonderstaat van de denkgeest, of een staat van wonderbereidheid' vertelt hij ons in T1.I.43. Als reactie op dit soort opmerkingen denken we misschien: 'Ik weet niet of ik er klaar voor ben om wonderen te doen. Ik heb er weinig vertrouwen in dat ik dat kan. Ik vraag me zelfs af of ik het wel wil'.

Jezus zegt hier dat we dit vertrouwen nog helemaal niet hoeven te hebben, en zelfs niet vrij hoeven te zijn van twijfel. We hoeven alleen maar gereed te zijn, dat is voor nu voldoende. Gereedheid roept het verlangen op om iets te doen, en als we daar gehoor aan geven, begint het vertrouwen dat we inderdaad wonderen kunnen verrichten toe te nemen. En daarmee neemt onze twijfel steeds meer af. Uiteindelijk zullen we meesterschap verwerven in het schenken van wonderen en dus van liefde.

Dit proces verlicht de druk van de gedachte dat je het al 'moet kunnen'. Je hoeft nog niet alle eigenschappen te bezitten die bij meesterschap horen. Je hoeft alleen maar een eerste stap te zetten en aan de reis te beginnen. En als de afstand tussen gereedheid en meesterschap te groot lijkt te zijn, herinnert Jezus je eraan dat je met zijn hulp deze afstand in een mum van tijd kunt overbruggen. Het is immers zijn taak om tijd en ruimte samen te vouwen.

(Toelichtingen door Robert Perry)