Hoofdstuk 19

Het bereiken van vrede

I. Genezing en geloof

 

1. We hebben eerder al gezegd dat vrede onvermijdelijk is wanneer een situatie geheel aan de waarheid is gewijd. Het bereiken van vrede is de maatstaf waarmee veilig kan worden aangenomen dat de toewijding totaal is. Maar we hebben tevens gezegd dat zonder geloof vrede nooit zal worden bereikt, want wat aan de waarheid wordt gewijd als zijn enig doel, wordt door geloof naar de waarheid gebracht. Dit geloof omvat iedere betrokkene, want alleen op die manier wordt de situatie als betekenisvol en als een geheel gezien. En iederéén moet er wel bij betrokken zijn, anders is je geloof beperkt en je toewijding onvolledig.

 

Deze alinea verwijst naar de bespreking van de heilige relatie in 'Het bepalen van het doel', waarin werd gezegd: 'Als de situatie voor waarheid en innerlijke gezondheid wordt gebruikt, moet het resultaat ervan wel vrede zijn' (T17.VI.5:2). Om het doel van vrede te bereiken hebben we echter ook geloof nodig het geloof dat we dit doel werkelijk kunnen bereiken. Dit geloof omvat ook ons geloof in onze heilige relaties, die alles en iedereen insluiten.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

2. Iedere situatie, op de juiste wijze waargenomen, wordt een gelegenheid om de Zoon van God te genezen. En hij wordt genezen omdat je hem geloof hebt geschonken, door hem aan de Heilige Geest toe te vertrouwen en hem te bevrijden van alles wat jouw ego van hem eist. Zo zie jij hem als vrij, en in deze visie deelt de Heilige Geest. En aangezien Hij die deelt, heeft Hij die gegeven, en dus geneest Hij door jou heen. Juist door je met Hem te verbinden in een eenduidig doel wordt dit doel tot werkelijkheid gemaakt, want jij maakt het heel. En dat is genezing. Het lichaam is genezen omdat je zonder dat gekomen bent, en je verbonden hebt met de Denkgeest waarin alle genezing berust.

 

Letterlijk iedere situatie waarin we ons bevinden is een gelegenheid om genezing uit te breiden. Onze relatie met anderen bevat meestal verwachtingen en eisen. En als daar niet aan wordt voldaan zijn we teleurgesteld of boos, en beschuldigen de ander ervan dat hij of zij tekortschiet. We genezen hen en onszelf wanneer we het tegenovergestelde doen. Wanneer we denken of zeggen: 'Ik bevrijd je van mijn eis dat je aan mijn verwachtingen of eisen moet voldoen. Ik heb vertrouwen in jou in het dienen van Gods doel'. Door dit te doen delen we de visie van de Heilige Geest over de ander, en daarmee met Diens doel. Alleen hierdoor wordt onze eigen toewijding heel. En omdat we ons verbinden met 'de Denkgeest waarin alle genezing berust' zijn we genezen.

'Het lichaam is genezen omdat je zonder dat gekomen bent' lijkt volkomen in tegenspraak te zijn met de eerste zin van de volgende alinea: 'Het lichaam kan niet genezen'. Hier betekent genezen: door vergeving voorbijgaan aan het lichaam en Gods Zoon in onszelf en anderen erkennen.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

3. Het lichaam kan niet genezen, want het kan zichzelf niet ziek maken. Het behoeft geen genezing. Zijn gezondheid of ziekte hangt volledig af van de manier waarop de denkgeest het waarneemt, en van het doel waarvoor deze het gebruiken wil. Het is zonneklaar dat een segment van de denkgeest zichzelf als afgescheiden van het Universele Doel kan zien. Wanneer dit gebeurt wordt het lichaam zijn wapen, en wordt het tegen dit Doel aangewend om het ‘feit’ te bewijzen dat de afscheiding wel degelijk heeft plaatsgevonden. Op die manier wordt het lichaam het werktuig van illusie en handelt het dienovereenkomstig: het ziet wat er niet is, hoort wat de waarheid nooit gezegd heeft, en gedraagt zich krankzinnig, omdat het door krankzinnigheid gekluisterd is.

 

Het lichaam kan zichzelf niet ziek maken, omdat het, evenals de wereld, niets anders is dan 'de uiterlijke weergave van een innerlijke toestand' (T21.In.1:5) geen werkelijke weergave, maar een onjuiste waarneming. Het lichaam heeft dus ook geen genezing nodig, alleen de denkgeest die ziekte in het lichaam ziet, in plaats van in zichzelf. Zijn 'ziekte' is het geloof in afscheiding, wat betekent dat hij het lichaam gebruikt in dienst van het ego. In dienst van de Heilige Geest zal hij het lichaam gebruiken voor verbinding en het uitbreiden van liefde en vrede.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

4. Negeer niet onze eerdere uitspraak dat ongeloof rechtstreeks tot illusies leidt. Want ongeloof betekent een broeder als een lichaam zien, en het lichaam kan niet ten behoeve van eenwording worden gebruikt. Als jij dus jouw broeder als een lichaam ziet, heb je de voorwaarde geschapen waaronder vereniging met hem onmogelijk wordt. Jouw ongeloof in hem heeft jou van hem gescheiden, en jullie beiden ervan weerhouden te worden genezen. Jouw ongeloof heeft zich aldus gekant tegen de bedoeling van de Heilige Geest, en illusies, die het lichaam centraal stellen, meegebracht om tussen jullie in te staan. En het lichaam zal ziek lijken, want jij hebt het tot ‘vijand’ van genezing en tot tegendeel van de waarheid gemaakt.

 

Waarom betekent iemand als een lichaam zien dat we niet in hem of haar geloven? Omdat geloven in een broeder betekent dat we voorbij zijn lichaam zijn werkelijkheid zien als Zoon van God. Als hij een lichaam, oftewel een ego is, is eenwording onmogelijk, want eenwording kan alleen plaatsvinden tussen denkgeesten, niet tussen lichamen. Onze broeder als een lichaam zien veroordeelt hem én onszelf tot een afgescheiden illusoir bestaan,. Het lichaam zal ziek lijken, omdat het 't middel geworden is om de afscheiding werkelijk te doen lijken.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

5. Het kan niet moeilijk zijn in te zien dat geloof het tegendeel moet zijn van ongeloof. Het verschil in hoe ze opereren is echter minder duidelijk, hoewel het rechtstreeks voortvloeit uit het fundamentele verschil in wat ze zijn. Ongeloof beperkt altijd en valt steeds aan; geloof neemt alle beperkingen weg en maakt heel. Ongeloof vernietigt en scheidt; geloof verenigt en geneest. Ongeloof plaatst illusies tussen de Zoon van God en diens Schepper in; geloof ruimt alle hindernissen op die tussen hen schijnen op te doemen. Ongeloof is volledig toegewijd aan illusies; geloof volledig aan de waarheid. Gedeeltelijke toewijding is onmogelijk. Waarheid is de afwezigheid van illusie; illusie de afwezigheid van waarheid. Ze kunnen niet beide samen voorkomen, noch waargenomen worden op dezelfde plaats. Jezelf aan beide wijden is je een doel stellen dat voor eeuwig onmogelijk te bereiken valt, daar een deel ervan via het lichaam wordt gezocht, dat als middel wordt beschouwd om de werkelijkheid te vinden via aanval. Het andere deel geneest en doet bijgevolg een beroep op de denkgeest, en niet op het lichaam.

 

Ongeloof:

Jij bent een lichaam. Hoe zou ik samen met jou een spiritueel doel kunnen bereiken?

Geloof:

Jij bent niet een lichaam. Daarom kunnen we samen ons spirituele doel bereiken.

Ongeloof:

Jij bent stoffelijk en van mij afgescheiden. We kunnen dus nooit één worden.

Geloof:

Jouw uitgestrektheid kan nooit omvat worden door dit lichaam. Hoe zouden we dus niet één kunnen zijn?

Ongeloof:

Er staat zoveel tussen jou en God, dat je je nooit met Hem kun verenigen.

Geloof:

Alles wat tussen jou en God lijkt te staan is illusoir, het is er niet.

Ongeloof:

Ik geloof in jouw duisterste illusies over jezelf.

Geloof:

Ik geloof in de waarheid over jou, en ik weet dat mijn geloof jouw geloof in jezelf versterkt.

 

Toepassing : Denk aan iemand in je leven met wie je een heilige relatie wilt ontwikkelen.

Zeg eerst in gedachten alles tegen hem of haar wat hierboven in de linkerkolom staat.

Hoe voelt dat?

Spreek nu op dezelfde manier alle verklaringen uit die in de rechterkolom staan. Doe je best om te menen wat je zegt.

Hoe voelt dit?

Realiseer je nu dat de linkerkolom jouw toewijding aan het ego, en dus aan illusies vertegenwoordigt, en de rechterkolom je toewijding aan de Heilige Geest, en dus aan de waarheid.

Misschien heb je geprobeerd om de verklaringen van beide kolommen toe te passen, maar dat is onmogelijk. Ze zijn volkomen tegenstrijdig. 'Jezelf aan beide wijden is je een doel stellen dat voor eeuwig onmogelijk te bereiken valt'.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

6. Het onvermijdelijke compromis is de overtuiging dat het lichaam en niet de denkgeest moet worden genezen. Want dit verdeelde doel heeft aan beide evenveel werkelijkheid verleend, wat alleen mogelijk zou kunnen zijn als de denkgeest tot het lichaam is beperkt, en is verdeeld in kleine delen van schijnbare heelheid, maar zonder onderling verband. Dit zal het lichaam niet schaden, maar wel het waandenksysteem in de denkgeest behouden. Hier is dan ook genezing nodig. En hier is genezing dan ook. Want God heeft genezing niet gegeven los van ziekte, noch een remedie ingesteld waar geen ziekte kan zijn. Ze gaan samen, en wanneer ze tezamen worden gezien, worden alle pogingen om zowel de waarheid als de illusie in de denkgeest te behouden – waar beide zich wel moeten bevinden – onderkend als toewijding aan illusie; en ze worden opgegeven wanneer ze naar de waarheid worden gebracht en in ieder opzicht of op elke wijze als volstrekt onverenigbaar met de waarheid worden gezien.

 

Geloof in onze broeders betekent geloven dat ze hetzelfde doel nastreven als wij het doel van de waarheid en hen zien als een niet-afgescheiden denkgeest, in plaats van een afgescheiden lichaam. Werkelijkheid verlenen aan zowel de denkgeest als aan het lichaam vervormt ons idee over genezing. Wanneer we geloof en ongeloof met elkaar verbinden, concluderen we: 'Oké, mijn broeder en ik zijn een denkgeest in een lichaam. Beide zijn essentiële aspecten van ons wezen. Alle problemen die ik heb worden veroorzaakt door het lichaam, dus wat genezing nodig heeft is het lichaam'. Deze poging om twee onverenigbare aspecten — waarheid (denkgeest) en illusie (lichaam) met elkaar te verenigen, is in feite 'toewijding aan illusie'. Wanneer we dit inzien, zijn we in staat om ziekte en genezing te plaatsen waar ze zich werkelijk bevinden: uitsluitend in de denkgeest.

 

Toepassing : Denk weer aan degene uit de vorige oefening, met wie je een heilige relatie aan wilt gaan, en zeg in gedachten tegen hem of haar:

(Naam), ik geloof in jou omdat je een Zoon van God bent.

Ik geloof in jou omdat je niet een lichaam bent.

Ik geloof in jou omdat wij voorbij ons lichaam één zijn.

Ik geloof in jou omdat ik je bevrijd van mijn eisen en jou aan de Heilige Geest geef.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

7. Waarheid en illusie hebben geen onderling verband. Dit zal eeuwig waar blijven, hoezeer je ook probeert ze te verbinden. Maar illusies zijn, net als de waarheid, altijd met elkaar verbonden. Elk is een eenheid, een compleet denksysteem, maar volkomen los van elkaar. En dit zien is inzien waar de afscheiding is, en waar die moet worden genezen. Het gevolg van een idee is nooit gescheiden van zijn bron. Het idee van afscheiding heeft het lichaam voortgebracht, blijft ermee verbonden, en maakt het ziek doordat de denkgeest zich ermee vereenzelvigt. Jij denkt dat je het lichaam beschermt door die verbinding te verbergen, want door deze verhulling lijkt jouw vereenzelviging veilig bewaard te blijven tegen de ‘aanval’ van de waarheid.

 

Zoals we gezien hebben proberen wij het doel van waarheid verbonden met de denkgeest  te verenigen met het doel van illusies verbonden met het lichaam. Dit leidt tot het geloof dat het lichaam genezing nodig heeft. Deze alinea legt de feiten op tafel: waarheid en illusie zijn op geen enkele manier met elkaar verbonden. Elke poging om ze met elkaar te verenigen is gedoemd te mislukken. Afscheiding is geen feit dat door het lichaam wordt bewezen. Het is een idee in de denkgeest en moet dáár dus worden genezen. Dit idee heeft niet alleen het lichaam gemaakt, maar maakt het ook ziek, omdat het 't gevolg is van een ziek idee. In onze identificatie met het ego investeren we enorm in het verborgen houden van deze waarheid, omdat het ego weet dat het — samen met ons lichaam zal verdwijnen wanneer we ons dit realiseren en het zieke idee loslaten.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

8. Als je eens begreep hoeveel schade dit vreemde verhullen jouw denkgeest heeft berokkend, en hoe verward je eigen vereenzelviging hierdoor is geworden! Jij ziet niet hoe groot de verwoesting is, aangericht door je ongeloof, want ongeloof is een aanval die door zijn resultaten gerechtvaardigd lijkt. Want door iets je geloof te onthouden zie je wat dit onwaardig is, en kun jij niet achter die barrière kijken naar wat met jou verbonden is.

 

Door de waarheid te verbergen en te vervangen door illusies hebben we de denkgeest geweld aangedaan. Nu lijkt het lichaam een objectief feit te zijn. Het lijkt te zijn wie we zijn en wie de anderen zijn. Als een Zoon van God zichzelf ziet als een nietige, kwetsbare homp vlees, is dat een gebrek aan geloof in zichzelf. Het is een aanval op zichzelf Want het verhindert ons om te zien dat we met elkaar en met God verbonden zijn.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

9. Geloof hebben is genezen. Het is het teken dat je de Verzoening voor jezelf hebt aanvaard, en haar daarom wilt delen. Door geloof bied je het geschenk van vrijwaring van het verleden aan, dat jij ontvangen hebt. Je maakt geen gebruik van iets wat jouw broeder voorheen heeft gedaan om hem nu te veroordelen. Je kiest er vrijelijk voor om aan zijn vergissingen voorbij te zien, en achter alle hindernissen tussen jou en hem te kijken, en die als één te zien. En daarin zie je dat jouw geloof ten volle gerechtvaardigd is. Er bestaat geen rechtvaardiging voor ongeloof, maar geloof is altijd gerechtvaardigd.

 

Toepassing : Denk aan iemand die je min of meer hebt opgegeven. Zeg dan in gedachten tegen hem of haar:

(Naam), ik geloof in jou.

Ik geloof in jouw ware aard als Gods Zoon.

Ik gebruik niets van wat je in het verleden hebt gedaan om je nu te veroordelen.

Ik kies ervoor om voorbij te zien aan je vergissingen.

Ik kijk voorbij aan alles dat ons van elkaar scheidt, inclusief ons lichaam.

Ik zie ons beiden als één, en in die eenheid zie ik dat mijn geloof in jou volkomen gerechtvaardigd is.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

10. Geloof is het tegendeel van angst, en maakt evenzeer deel uit van liefde als angst van aanval.   Geloof is de erkenning van eenheid. Het is de genadige erkenning van eenieder als Zoon van jouw hoogst liefdevolle Vader, door Hem bemind zoals jij, en daarom door jou liefgehad als jezelf. Het is Zijn Liefde die jou en je broeder verbindt, en omwille van Zijn Liefde wil je niemand gescheiden houden van die van jou. Ieder verschijnt precies zoals hij in het heilig ogenblik wordt waargenomen, verenigd in jouw doel om van schuld te worden bevrijd. 6 Je ziet de Christus in hem, en hij is genezen omdat je kijkt naar wat geloof in eenieder voor eeuwig gerechtvaardigd maakt.

 

Toepassing: Denk aan dezelfde persoon als bij de vorige alinea en zeg:

Mijn geloof in jou maakt deel uit van liefde.

Het is de erkenning van onze eenheid, de erkenning dat jij en ik de Zoon zijn van onze hoogst liefdevolle Vader.

Jij wordt, evenals ik, door Hem bemind en daarom door mij liefgehad als mijzelf.

Het is Zijn Liefde die ons verbindt en omwille van Zijn Liefde houd ik jou niet gescheiden van die van mij.

Ik zie jou nu in het licht van het heilig ogenblik.

Ik zie de Christus in jou.

En wij zijn beiden genezen, omdat ik kijk naar wat geloof in iedereen voor eeuwig gerechtvaardigd maakt.

 

Realiseer je dat deze persoon, en daarmee jijzelf, vergeven en dus genezen zijn als je deze woorden uitspreekt en oprecht meent.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

11. Geloof is de gave van God, door middel van Hem die God jou gegeven heeft. Ongeloof kijkt naar de Zoon van God, en oordeelt dat hij vergeving onwaardig is. Maar gezien door de ogen van geloof, is de Zoon van God al vergeven en vrij van al de schuld waarmee hij zichzelf beladen heeft. Geloof ziet hem uitsluitend nu, want het kijkt niet naar het verleden om hem te beoordelen, maar ziet in hem louter wat het in jou ziet. Het ziet niet met de ogen van het lichaam, en kijkt evenmin naar lichamen voor zijn rechtvaardiging. Het is de boodschapper van de nieuwe waarneming, uitgezonden om getuigen van zijn komst te verzamelen, en hun boodschappen naar jou mee terug te nemen.

 

Soms lijkt het alsof we, om geloof te kunnen hebben in iemand, alles over het hoofd moeten zien wat hij of zij gedaan heeft, alles wat de ogen van ons lichaam hebben gezien. Maar kijken door de ogen van geloof is verder kijken, voorbij alles wat het lichaam van deze persoon heeft gedaan, en de schuldeloze Zoon van God in hem of haar erkennen. Geloof 'is de boodschapper van de nieuwe waarneming' die 'getuigen van zijn komst' verzamelt, zodat wij deze getuigen gaan zien, in plaats van de getuigen van het ego.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

12. Geloof wordt even makkelijk als de werkelijke wereld voor kennis ingeruild. Want geloof vloeit voort uit de waarneming van de Heilige Geest, en is het teken dat je die met Hem deelt. Geloof is een gave die je via Hem aan de Zoon van God schenkt, en die zowel voor zijn Vader als voor Hem geheel aanvaardbaar is. En die zodoende aan jou wordt geschonken. Je heilige relatie, met haar nieuwe doel, schenkt jou geloof om aan je broeder te geven. Je ongeloof heeft hem en jou uit elkaar gedreven, en daarom herken je in hem de verlossing niet. Maar geloof verenigt jullie in de heiligheid die jullie zien, niet door de ogen van het lichaam, maar in de visie van Hem die jullie verbonden heeft en in Wie jullie verenigd zijn.

 

Evenals de werkelijke wereld leidt geloof uiteindelijk tot de kennis van de Hemel. Wanneer we onze broeder zien door de ogen van geloof, zien we hem zoals de Heilige Geest hem ziet. En wanneer we de gave van geloof aan onze broeders schenken, ontvangen we deze ook zelf. Als we kiezen voor de heilige relatie kiezen we voor geloof in onze broeder. Onze eerdere keuze voor de speciale relatie hield ons van hem afgescheiden, waardoor we hem niet konden zien als onze verlosser. Maar in de visie van de Heilige Geest zijn we met elkaar verenigd en zijn we beiden verlost.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

13. Genade wordt niet aan een lichaam, maar aan een denkgeest geschonken. En de denkgeest die ze ontvangt kijkt terstond voorbij het lichaam, en ziet de heilige plaats waar hij genezen werd. Daar bevindt zich het altaar waar de genade werd geschonken waarin hij staat. Bied jouw broeder dan ook genade en zegen aan, want jij staat aan hetzelfde altaar waar genade voor jullie beiden werd neergelegd. En wees tezamen door genade genezen, opdat jullie mogen genezen door middel van geloof.

 

'Genade is het accepteren van de Liefde van God in een wereld van ogenschijnlijke haat en angst' (WdI.169.2:1). Deze genade wordt niet aan het lichaam gegeven, maar aan de denkgeest. Wanneer we deze gave inderdaad accepteren, kunnen we haar doorgeven aan onze broeders. Door onze eenheid te erkennen worden we samen genezen.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

14. In het heilig ogenblik staan jij en je broeder voor het altaar dat God voor Zichzelf en voor jullie beiden heeft opgericht. Leg ongeloof terzijde, en kom er samen naartoe. Daar zul je het wonder van je relatie zien zoals die door middel van geloof opnieuw totstandkwam. En daar zul je inzien dat er niets is wat geloof niet kan vergeven. Geen enkele dwaling verstoort zijn rustige blik, die het wonder van genezing met hetzelfde gemak naar alle brengt. Want waarop de gezanten van de liefde worden uitgezonden, dat voeren ze ook uit, en ze brengen de blijde boodschap terug dat het voor jou en je broeder werd gedaan, die tezamen voor het altaar staan vanwaar zij werden uitgezonden.

 

In de paragraaf 'Ik hoef niets te doen' (T18.VII) werd ons verteld dat het heilig ogenblik tijd bespaart. In deze alinea spreekt Jezus in feite over hetzelfde. Hij nodigt ons opnieuw uit om samen met onze broeder het heilig ogenblik binnen te gaan. Dat is niet per se een lichamelijke actie, die we met een of meerdere andere personen ondernemen, maar een beslissing in onze eigen denkgeest, waarin we anderen hebben uitgenodigd.

Het 'altaar' vertegenwoordigt de juist gerichte denkgeest waar onze relaties al heilig zijn, waar niets buiten vergeving valt, waar alles al is genezen, en waar we al één zijn.

De 'gezanten van de liefde' zijn de getuigen van de liefde en zachtmoedigheid waarvoor we zelf gekozen hebben en die we weerspiegeld zien in de wereld.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

15. Zoals ongeloof jullie kleine koninkrijkjes dor en gescheiden zal houden, zo zal geloof de Heilige Geest helpen de grond voor te bereiden voor de hoogst heilige tuin die Hij ervan maken wil. Want geloof brengt vrede mee, en roept aldus de waarheid naar binnen om lieflijk te maken wat al op lieflijkheid was voorbereid. Waarheid volgt op vertrouwen en vrede, en voltooit het proces van lieflijk maken dat zij in gang zetten. Want geloof is nog altijd een leerdoel, dat niet langer nodig is wanneer de les is geleerd. Maar de waarheid blijft voor eeuwig.

 

Ongeloof houdt ons afgescheiden, opgesloten in ons eigen kleine woestijn-koninkrijkje. Ieder van ons speelt de rol van die krankzinnige koning, de bittere heerser over alles waar hij naar kijkt (T18.VIII.7:5). Geloof geeft ons echter de heilige ogenblikken waarover Jezus in diezelfde paragraaf spreekt, de heilige ogenblikken die ons naar de tuin leiden die liefde voor ons heeft bereid (T18.VIII.13:8). Ons geloof maakt de weg vrij voor de waarheid, want geloof brengt de ervaring van vrede, en vrede is de voorloper van waarheid. Als geloof zijn doel heeft bereikt wordt het overbodig, omdat de waarheid eeuwig is.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

16. Laat jouw toewijding dan ook aan het eeuwige zijn gewijd, en leer hoe je het niet dwarsboomt en tot slaaf maakt van de tijd. Want wat jij het eeuwige meent aan te doen, doe jij jezelf aan. Wie God geschapen heeft als Zijn Zoon is slaaf van niets, maar heer van alles, samen met zijn Schepper. Je kunt een lichaam tot slaaf maken, maar een idee is vrij en kan onmogelijk gevangen worden gehouden of op enigerlei wijze worden beperkt, behalve door de denkgeest die het dacht. Want het blijft met zijn bron verbonden, die zijn cipier of zijn bevrijder is, overeenkomstig welk van de twee hij voor zichzelf kiest als doel.

 

De opmerking 'Laat jouw toewijding dan ook aan het eeuwige zijn gewijd' vat deze hele paragraaf samen. Jezus begon met de verklaring 'dat vrede onvermijdelijk is wanneer een situatie geheel aan de waarheid is gewijd' (T19.I.1:1). Vervolgens zei hij dat deze toewijding alleen kan plaatsvinden door geloof geloof in onze broeder, het geloof dat zijn goddelijke natuur zijn lichaam overstijgt. Onze broeder zien als een lichaam is een uitdrukking van ongeloof.

Deze paragraaf zegt dus: Als je werkelijk toegewijd wilt zijn aan het doel van de waarheid, stel dan geloof in je broeder, zodat je dat doel samen met hem kunt bereiken. Geloof dat hij niet een afgescheiden, zondig lichaam is, maar Gods heilige Zoon. Dit zal hem én jou genezen en je in staat stellen heilige ontmoetingen te ervaren in het heilig ogenblik, waarin jullie voor Gods altaar staan, de plaats waar jullie relatie reeds volledig is genezen.

Wanneer we het lichaam van onze broeder als werkelijk zien, zien we ook ons eigen lichaam op die manier. Daarmee maken we zowel hem als onszelf tot slaaf van tijd en lijden. In werkelijkheid zijn we echter 'heer van alles', samen met God. Het lichaam is slechts een idee in de denkgeest, en kan dus alleen door de denkgeest worden beperkt.

De denkgeest is 'de cipier of de bevrijder' van het lichaam, afhankelijk van het doel dat hij het lichaam geeft: instandhouden van de afscheiding (ego, gevangenschap) of instrument zijn van de Verzoening (Heilige Geest, bevrijding).

(Toelichtingen door Robert Perry)