Hoofdstuk 30

Het nieuwe begin

IV. De waarheid achter illusies

 

1. Je zult aanvallen wat geen voldoening schenkt, en zo zul je niet zien dat jij het hebt bedacht. Je vecht altijd tegen illusies. Want de waarheid erachter is zo lieflijk en zo stil in liefdevolle zachtmoedigheid, dat jij, zou jij je er bewust van zijn, je verdedigende houding totaal zou vergeten en je in haar armen werpen. De waarheid kan nooit worden aangevallen. En dat wist je toen je afgoden maakte. Die werden gemaakt om dit te kunnen vergeten. Je valt slechts valse ideeën aan, nooit waarheidsgetrouwe. Alle afgoden zijn de valse ideeën die jij hebt gemaakt om de kloof te dichten die volgens jou is ontstaan tussen jezelf en wat waar is. En jij valt ze aan om de zaken waar ze naar jouw idee voor staan. Wat erachter ligt kan niet worden aangevallen.

 

De vorige paragraaf vertelde ons dat afgoden geen voldoening schenken omdat ze illusies zijn. Het enige wat ons alles geeft en daardoor compleet kan maken is de waarheid over wie we werkelijk zijn. Hier vertelt Jezus ons dat we dit wisten toen we afgoden maakten. We wisten dat de waarheid zo volkomen lieflijk, stil en liefdevol zachtmoedig is, dat we ons, wanneer we ons daar bewust van zouden zijn, 'in haar armen zouden werpen'. Maar we hebben de wereld van afgoden gemaakt om de waarheid te vergeten. Want de herinnering van de waarheid betekent het einde van het egozelf. We hebben de kloof van het geloof in de afscheiding gevuld met onze afgoden, maar vallen deze aan omdat ze niet voldoen aan onze verwachtingen of eisen. De wereld en haar afgoden lijken nu de waarheid te zijn, waardoor de werkelijke waarheid nergens meer te vinden is. En dat is precies de bedoeling.

(Toelichtingen door Greg Mackie)

 

2. De vermoeiende, teleurstellende goden die jij hebt gemaakt, zijn net opgeblazen kinderspeelgoed. Een kind schrikt wanneer een houten kop opveert als een gesloten doosje plotseling geopend wordt, of wanneer een zachte en stille wollige beer begint te piepen als hij die oppakt. De regels die hij voor dozen en beren heeft gemaakt, hebben hem in de steek gelaten, en zijn ‘controle’ op zijn omgeving doorbroken. En hij is bang omdat hij dacht dat die regels hem bescherming boden. Nu moet hij leren dat de dozen en de beren hem niet bedrogen en geen regels doorbroken hebben, noch betekenen dat zijn wereld chaotisch en onveilig geworden is. Hij had zich vergist. Hij had wat voor zijn veiligheid zorgde misverstaan, en dacht dat dit was weggegaan.

 

Jezus keert terug naar het beeld van speelgoed (zie T29.IX). Onze afgoden het speelgoed — lijken ons te beschermen, maar uiteindelijk ook te verraden. Een kind maakt regels voor zijn speelgoed omdat dit hem een veilig gevoel geeft. De regels vertellen hem hoe zijn speelgoed werkt: het ene speeltje is er voor troost, het andere voor plezier, enzovoort. Dat geeft hem het gevoel controle te hebben over zijn wereld. Als het speelgoed echter iets onverwachts doet — zoals een poppetje dat tevoorschijn springt als een doosje wordt geopend (een 'duveltje-uit-een-doosje') of een beer die plotseling begint te piepen als hij wordt aangeraakt — schrikt hij. Zijn illusie van veiligheid en controle wordt verstoord en hij wordt bang. Hij denkt dat zijn speelgoed hem bedrogen heeft, en moet nu leren dat zijn veiligheid afkomstig is van een andere bron.

Deze metafoor beschrijft uiteraard ons. Onze afgoden mensen, plaatsen, dingen, situaties en omstandigheden waarvan we denken dat ze ons veiligheid en geluk bieden, maar daar altijd in falen — zijn niets meer dan 'opgeblazen kinderspeelgoed', versies van het speelgoed dat een kind lijkt te verraden.

(Toelichtingen door Greg Mackie)

 

3. De kloof die er niet is, wordt gedicht met speelgoed in ontelbare vormen. En elk lijkt de regels te doorbreken die jij ervoor hebt opgesteld. Het was nooit wat jij dacht dat het was. Het moet lijken alsof het jouw regels voor veiligheid schendt, aangezien de regels verkeerd zijn. Maar jij verkeert niet in gevaar. Je kunt lachen om opverende koppen en piepend speelgoed, net als het kind dat leert dat ze geen bedreiging vormen voor hem. Maar zolang hij het leuk vindt om ermee te spelen, ziet hij nog steeds dat ze de regels gehoorzamen die hij voor zijn plezier heeft gemaakt. En dus zijn er nog steeds regels die ze lijken te kunnen schenden, waardoor ze hem doen schrikken. Maar is hij overgeleverd aan de genade van zijn speelgoed? En kan dat een bedreiging voor hem zijn?

 

Net als een kind dat regels opstelt voor zijn speelgoed, brengen wij ons leven door met het leren van regels voor hoe alles werkt. Als we de juiste regels kennen hebben we controle over alles en kunnen we voorkomen dat het misgaat. Maar wat gebeurt er? Alles en iedereen om ons heen overtreedt voortdurend de regels, waardoor we in constante angst leven voor de vreselijke dingen die kunnen gebeuren wanneer we daar het minst op bedacht zijn. We moeten precies hetzelfde leren als het kind. We moeten leren dat ons 'speelgoed' geen bedreiging vormt. We moeten leren lachen om onze illusoire afgoden, en ons voor onze veiligheid en geluk tot de ware Bron daarvan wenden.

 

Toepassing : Denk aan dingen in je leven die je bang of ongelukkig maken als ze niet gaan zoals jij wilt of verwacht, en pas de volgende zinnen daarop toe:

Mijn afgoden zullen niet voldoen aan mijn verwachtingen.

Maar aangezien ze niet de bron van mijn veiligheid en geluk zijn, is er niets aan de hand.

Daarom kan ik lachen om ....... [datgene wat je nu angstig maakt].

(Toelichtingen door Greg Mackie)

 

4. De werkelijkheid eerbiedigt de wetten van God, en niet de regels die jij hebt opgesteld. Het zijn Zijn wetten die jouw veiligheid garanderen. Alle illusies die je over jezelf gelooft gehoorzamen aan geen enkele wet. Ze lijken een tijdje naar de regels te dansen die jij voor ze hebt vastgelegd. Maar daarna vallen ze en komen niet meer overeind. Het zijn maar stukken speelgoed, mijn kind, dus treur er niet om. Hun dansen heeft jou nooit vreugde gebracht. Maar het waren evenmin dingen om je te doen schrikken, of jou veiligheid te bieden als ze aan jouw regels gehoorzaamden. Ze moeten niet worden gekoesterd of aangevallen, maar gewoon als stukken kinderspeelgoed worden beschouwd die op zichzelf geen enkele betekenis hebben. Zie één erin, en je ziet ze allemaal. Zie geen enkele erin, en ze kunnen jou niet raken.

 

Onze werkelijkheid is voor altijd veilig in de omarming van onze Vader, onaangetast door de onveranderlijke wetten van de Hemel. Onze afgoden zijn niets anders dan willekeurige illusies die volledig betekenisloos zijn. We moeten naar alle afgoden in ons leven kijken die een poosje hebben gedanst naar de regels die wij voor ze hebben vastgelegd, maar onvermijdelijk van hun voetstuk zijn gevallen en niet meer zijn opgestaan. Laten we naar Jezus luisteren die zegt: 'Het zijn maar stukken speelgoed, mijn kind, dus treur er niet om. Hun dansen heeft jou nooit vreugde gebracht' want ze hebben geen veiligheid en geluk gebracht. Als we dit erkennen zullen we van hen bevrijd worden.

(Toelichtingen door Greg Mackie)

 

5. Verschijningsvormen misleiden omdat ze verschijningsvormen zijn, en geen werkelijkheid. Wat hun vorm ook is, blijf er niet bij stilstaan. Ze onttrekken slechts de werkelijkheid aan het oog, en brengen angst teweeg omdat ze de waarheid verbergen. Doe geen aanval op wat jij gemaakt hebt om je te laten misleiden, want zo bewijs je dat je wel degelijk werd misleid. Een aanval heeft de macht illusies werkelijk te maken. Maar wat hij maakt is niets. Wie kan er bang worden gemaakt door een macht die geen enkel werkelijk gevolg kan hebben? Wat kan dit anders zijn dan een illusie, die de dingen aan haarzelf gelijk doet lijken? Kijk kalm naar haar speelgoed, en begrijp dat het slechts afgoden zijn die dansen naar de pijpen van ijdele verlangens. Vereer ze niet met jouw aanbidding, want ze zijn er niet. Maar dit wordt in de aanval eveneens vergeten. Gods Zoon heeft tegen zijn dromen geen verdediging nodig. Zijn afgoden vormen volstrekt geen bedreiging voor hem. Zijn enige vergissing is dat hij denkt dat ze werkelijk zijn. Waartoe is de macht van illusies in staat?

 

Dit brengt ons terug naar de eerste alinea, waarin Jezus zei dat we, door onze afgoden aan te vallen, niet zien dat we ze zelf verzonnen hebben en dat we, door ze als werkelijk te zien onze ware werkelijkheid verbergen. Hier wordt ons hetzelfde verteld. Wanneer we onze afgoden aanvallen omdat ze ons niet geven wat we ervan verwachten, zijn we het slachtoffer van onze eigen misleiding. Gelukkig kan de aanval op onze afgoden hen niet werkelijk maken. We zullen dit leren wanneer we rustig naar hen kijken en ons realiseren dat ze niets zijn. We hoeven hen niet te aanbidden vanwege de vreugde die we hopen dat ze brengen, noch aan te vallen vanwege de teleurstelling die ze onvermijdelijk zullen brengen. Het zijn slechts stukken speelgoed, en onze enige vergissing is dat we denken dat ze werkelijk zijn.

(Toelichtingen door Greg Mackie)

 

6. Verschijningsvormen kunnen slechts de denkgeest misleiden die misleid wil worden. En jij kunt een eenvoudige keuze maken die jou voorgoed ver buiten alle misleiding plaatsen zal. Je hoeft je niet te bekommeren om hoe dit zal gebeuren, want dat kun je niet begrijpen. Maar wel zul je begrijpen dat er grootse veranderingen snel zijn teweeggebracht, wanneer je deze ene zeer eenvoudige beslissing neemt: jij wilt niets van al wat jij meent dat een afgod geeft. Want zo verklaart de Zoon van God dat hij vrij van afgoden is. En dus is hij vrij.

 

Wat heeft een afgod ons te bieden? Denk aan wat deze paragraaf ons daarover vertelt. We denken dat ze ons veiligheid en geluk brengen, maar dat doen ze niet. Daarom vallen we ze aan, maken ze werkelijk, en houden daarmee de waarheid op een afstand. Wanneer we besluiten dit krankzinnige spel niet langer te spelen is het afgelopen, zijn we vrij van afgoden en zullen we 'grootse veranderingen' in ons leven zien.

 

Toepassing : Denk weer aan diverse afgoden in je leven de mensen, plaatsen, dingen en situaties die je geluk lijken te brengen als ze doen wat je wilt, en aanval rechtvaardigen wanneer ze dat niet doen. Zeg dan bij de gedachte aan elk ervan:

Ik wil niets van al wat ik meen dat deze afgod mij geeft,

want ik wil de waarheid niet langer van me weghouden.

(Toelichtingen door Greg Mackie)

 

7. De verlossing is waarlijk een paradox! Wat kan ze anders zijn dan een gelukkige droom? Ze vraagt je enkel alle dingen te vergeven die niemand ooit heeft gedaan, voorbij te zien aan wat er niet is, en het onwerkelijke niet voor werkelijkheid aan te zien. Er wordt je slechts gevraagd jouw wil te laten geschieden, en niet langer de dingen na te jagen die je niet wilt. En er wordt je gevraagd jezelf vrij te laten zijn van al de dromen van wat je nooit was, en niet langer te proberen de kracht van ijdele wensen in de plaats te stellen van Gods Wil.

 

In deze paragraaf ligt de nadruk op het feit dat alles wat ons zowel aantrekt als beangstigt, alles wat we zowel aanbidden als aanvallen, in werkelijkheid niets is. Dit inzicht is de essentie van verlossing en in feite paradoxaal: het enige wat ons gevraagd wordt is op te geven wat nooit heeft bestaan, wat we nooit hebben gehad, en wat we zelfs nooit hebben gewild. Er wordt simpelweg van ons gevraagd om te vergeven wat nooit is gebeurd, te stoppen met zien wat er niet is, op te geven wat nooit werkelijk was, te stoppen met vragen om wat we niet willen, te stoppen met ons in te beelden dat we zijn wat we niet zijn, en onze pijnlijke fantasieën te vervangen door de liefdevolle Wil van God. Kortom, verlossing is een gelukkige droom: een droom omdat we loslaten wat nooit werkelijk bestaan heeft, en gelukkig omdat we loslaten wat we nooit werkelijk gewild hebben.

(Toelichtingen door Greg Mackie)

 

8. Hier begint de droom van afscheiding te vervagen en te verdwijnen. Want hier wordt begonnen de kloof die niet bestaat te zien zonder het speelgoed van de verschrikking dat jij hebt gemaakt. Meer wordt niet gevraagd. Wees blij dat de verlossing zo weinig vraagt, en niet zoveel. In werkelijkheid vraagt ze niets. En zelfs in illusies vraagt ze alleen dat vergeving de plaats inneemt van angst. Dat is de enige regel voor gelukkige dromen. De kloof wordt ontdaan van het speelgoed van de angst, en dan wordt haar onwerkelijkheid zonneklaar. Dromen dienen tot niets. En de Zoon van God kan ze niet nodig hebben. Ze bieden hem totaal niets wat hij ooit zou kunnen wensen. Hij wordt door zijn wil van illusies verlost, en gewoon teruggebracht tot wat hij is. Wat zou Gods plan voor zijn verlossing anders kunnen zijn dan een middel om hem aan Zichzelf te geven?

 

In het heilig ogenblik kiezen we tegen 'het speelgoed van de verschrikking'. We realiseren ons dat de verlossing niets anders van ons vraagt dan dat we dingen loslaten die er nooit zijn geweest en in feite nooit hebben gewild, En daar kunnen we alleen maar blij om zijn. Deze bevrijding vindt plaats door vergeving, 'de enige regel voor gelukkige dromen'.

Hoe leven we volgens deze regel in ons dagelijks leven? Wanneer een afgod tekortschiet — wat onvermijdelijk is — en we in de verleiding komen om hem aan te vallen, vergeven we hem. We zien in dat we geprobeerd hebben iets te krijgen wat we in feite helemaal niet willen of nodig hebben en vragen Jezus of de Heilige Geest om hulp bij het loslaten daarvan. Dan kunnen we gaan zien dat de kloof van de afscheiding, die we gevuld hadden met onze afgoden, leeg is en dus niet werkelijk. Onze behoefte aan afgoden zal geleidelijk aan verdwijnen. En uiteindelijk zullen we ons herinneren wat we werkelijk willen en wat we werkelijk zijn: Gods Zoon, voor altijd veilig en gelukkig in de armen van onze Geliefde.

(Toelichtingen door Greg Mackie)