Hoofdstuk 4

De illusies van het ego

V. De ego-lichaam-illusie

 

1. Alle dingen werken samen ten goede. Hierop bestaan geen uitzonderingen, behalve naar het oordeel van het ego. Het ego oefent de grootst mogelijke waakzaamheid uit over wat het tot het bewustzijn toelaat, en dit is niet de manier waarop een evenwichtige denkgeest bijeenblijft. Het ego raakt nog verder uit evenwicht doordat het zijn hoofdmotivatie buiten je bewustzijn houdt, en eerder aan controle dan aan innerlijke gezondheid de overhand geeft. Het ego heeft hiertoe alle reden, op grond van het denksysteem waaruit het is ontstaan en dat het dient. Een gezond oordeel zou onvermijdelijk tegen het ego oordelen en moet dus wel door het ego worden vernietigd uit zelfbehoud.

 

De eerste zin is gebaseerd op een uitspraak in de Bijbel: 'Eén ding weten wij: voor wie Hem liefhebben laat God alles meewerken voor hun bestwil, want Hij heeft een plan met hen' (Romeinen 8:28). Wanneer wij het plan van het ego volgen zijn er heel veel dingen die niet meewerken voor onze bestwil, met name de impulsen die opborrelen vanuit de laag van verdrongen ego-gedachten in ons onderbewustzijn. Het ego vertelt ons dat we daar controle over moeten houden om onze denkgeest bijeen te kunnen houden. Om een weldenkend, goed gesocialiseerd mens te zijn, moeten we alle bizarre neigingen en razende driften, die onder de oppervlakte van ons bewustzijn schuilgaan, de kop indrukken.

Wat het ego echter het meest afwijst is gezond oordeel. Gezond oordeel is een gruwel voor het ego, omdat het onvermijdelijk tot zijn vernietiging leidt. Met andere woorden: terwijl het ego ons vertelt dat controle ons innerlijk gezond houdt, houdt het deze gezondheid in werkelijkheid van ons af. Geen wonder dat, ondanks onze inspanningen om controle te houden, ons leven nog steeds zo waanzinnig lijkt te zijn.

(Toelichtingen door Greg Mackie)

 

2. Een hoofdbron van de onevenwichtige toestand van het ego is zijn gebrek aan onderscheid tussen het lichaam en de Gedachten van God. De Gedachten van God zijn voor het ego onaanvaardbaar omdat ze duidelijk wijzen op het niet-bestaan van het ego zelf. Het ego vervormt ze dan ook of weigert ze te aanvaarden. Maar het kan ze niet doen ophouden te bestaan. Het probeert daarom niet alleen ‘onaanvaardbare’ lichaamsimpulsen te verbergen, maar ook de Gedachten van God, omdat beide een bedreiging voor hem zijn. Het ego ziet ze als een en hetzelfde, doordat het zich, oog in oog met een bedreiging, hoofdzakelijk om zijn eigen zelfbehoud bekommert. Door ze als hetzelfde te zien, probeert het ego te vermijden dat het wordt weggevaagd, wat in de aanwezigheid van kennis zeker zou gebeuren.

 

De vorige alinea zei dat het ego vooral gezond oordeel onbewust wil houden. Deze alinea gaat daar verder op in. Wij denken dat we vooral controle moeten houden over onze lagere impulsen, maar in feite maakt het ego zich meer zorgen over de hogere, door God geïnspireerde impulsen. Zowel deze hogere impulsen (de Gedachten van God) als de lagere (de lichaamsimpulsen) bedreigen zijn controle. En als het zijn controle verliest, wordt het weggevaagd door de kennis van de Hemel. Daarom verbergt het beide.

Gelukkig kan God niet werkelijk worden buitengesloten. Wat we niet waarnemen is evengoed aanwezig, en leidt voorbij onze waarneming een actief bestaan. Met andere woorden: Hoezeer het ego ook zijn best doet om God te ontkennen, Hij is er nog steeds.

(Toelichtingen door Greg Mackie)

 

3. Ieder denksysteem dat God en het lichaam verwart, moet wel waanzinnig zijn. Maar deze verwarring is van wezenlijk belang voor het ego, dat iets uitsluitend beoordeelt aan de hand van het feit of het al dan niet een bedreiging voor hem vormt. In één opzicht is de angst van het ego voor God tenminste logisch, aangezien het Godsidee het ego wel degelijk verdrijft. Maar angst voor het lichaam, waarmee het ego zich zo innig vereenzelvigt, is volstrekt zinloos.

 

Het is niet moeilijk te begrijpen waarom het ego bang is voor God Hij maakt het ego ongedaan. Maar waarom is het bang voor het lichaam, dat hem juist versterkt? We zagen reeds een antwoord in de vorige alinea: omdat zowel de impulsen van God als die van het lichaam zijn controle bedreigen. De volgende alinea zegt méér over de ambivalente relatie van het ego met het lichaam:

(Toelichtingen door Greg Mackie)

 

4. Naar eigen verkiezing van het ego is het lichaam zijn tehuis. Het is de enige vereenzelviging waar het ego zich veilig bij voelt, aangezien de kwetsbaarheid van het lichaam zijn beste argument is dat jij niet van God kunt komen. Dit is een overtuiging die het ego gretig propageert. Evengoed haat het ego het lichaam, omdat het dit niet goed genoeg vindt om als zijn tehuis te dienen. Op dit punt gaat het de denkgeest echt duizelen. Terwijl hem door het ego verteld wordt dat hij in werkelijkheid deel uitmaakt van het lichaam en dat het lichaam zijn beschermer is, wordt hem tegelijk ook verteld dat het lichaam hem niet beschermen kan. Bijgevolg vraagt de denkgeest: ‘Waar kan ik voor bescherming heen?’, waarop het ego antwoordt: ‘Wend je tot mij.’ De denkgeest herinnert het ego eraan, en niet ongegrond, dat het er zelf op aangedrongen heeft met het lichaam te worden geïdentificeerd en dat het dus geen zin heeft zich voor bescherming tot hem te wenden. Het ego heeft hier geen echt antwoord op omdat er geen is, maar het heeft wel een karakteristieke oplossing. Het wist de vraag uit het bewustzijn van de denkgeest. Eenmaal uit het bewustzijn verwijderd kan en zal de vraag onbehagen teweegbrengen, maar ze kan niet beantwoord worden omdat ze niet kan worden gesteld.

 

Het ego heeft een haat-liefdeverhouding met het lichaam. Het houdt van het lichaam, omdat de zwakheid ervan 'bewijst' dat we niet uit God kunnen voortkomen, maar het haat het lichaam ook, omdat diezelfde zwakheid het tot een onaantrekkelijk en onveilig thuis maken. Dit zet iets in gang wat misschien bizar klinkt, maar wat we elke dag doen: we wenden ons voor bescherming tot het lichaam en het ego. We denken dat we veilig zijn als we hun vele behoeften vervullen, en hen inzetten om bedreigingen van buitenaf af te weren. Tegelijkertijd realiseren we ons echter dat zowel het ego als het lichaam slechte beschermers zijn. Het lichaam is zo broos, dat het overal door beschadigd en zelfs vernietigd kan worden. En het ego is zo broos, 'dat een simpel woord, een beetje gefluister dat jou niet bevalt, een omstandigheid die jou niet uitkomt of een gebeurtenis die jij niet voorzag, je wereld ondersteboven gooit en in chaos stort' (T24.III.3:1). Maar niets hiervan leidt ons naar het stellen van de vraag: 'Waar kan ik voor bescherming heen?' op een manier die een antwoord zoekt voorbij het lichaam en het ego. De meesten van ons aanvaarden kwetsbaarheid als onderdeel van het leven op aarde. Zelfs degenen die in God geloven, berusten meestal in het 'feit' dat God het lichaam en het ego heeft geschapen, en dat het dus onvermijdelijk is dat we kwetsbaar zijn zolang we in dit 'tranendal' verblijven. Het ego is er uitstekend in geslaagd om deze vraag te begraven in het onbewuste, op dezelfde plaats waar het 'gezond oordeel' en 'lastige impulsen van God' heeft opgeborgen.

(Toelichtingen door Greg Mackie)

 

5. Dit is de vraag die moet worden gesteld: ‘Waar kan ik voor bescherming heen?’ ‘Zoekt en gij zult vinden’ betekent niet dat je blindelings en vertwijfeld naar iets moet zoeken wat je niet herkennen zou. Een zinvolle zoektocht wordt bewust ondernomen, bewust georganiseerd en bewust gericht. Het doel moet duidelijk geformuleerd zijn en in gedachten worden gehouden. Leren en willen leren zijn onlosmakelijk verbonden. Je leert het beste wanneer je gelooft dat wat je probeert te leren waarde voor jou heeft. Maar niet alles wat je wilt leren heeft blijvende waarde. Sterker nog, veel van de dingen die jij wilt leren zijn misschien wel gekozen omdat hun waarde niet blijvend zal zijn.

 

Toepassing : Laten we de vraag stellen die gesteld moet worden: Waar kan ik voor bescherming heen?

Zet alle ideeën opzij die je hebt over de manieren waarop bescherming te vinden is, en leg deze vraag met een open geest voor aan God.

Als je wilt, noteer dan elk antwoord dat bij je opkomt.

 

Als we het ego ongedaan willen maken en God willen vinden, moeten we het onbewuste bewust maken. We moeten een 'bewust ondernomen, bewust georganiseerde en bewust gerichte' zoektocht aangaan naar alles wat het ego begraven heeft in het onbewuste. We moeten gezond oordeel en alle verheven impulsen van God opgraven. We moeten de ware Bron van bescherming vinden.

Dit klinkt misschien als een onmogelijke opgave, maar het zal gemakkelijker zijn als we onszelf voor ogen houden hoe waardevol Gods doel voor ons is, hoe graag we een eind willen maken aan de ellende die het ego veroorzaakt, en hoe graag we het geluk willen vinden dat alleen God ons kan geven.

(Toelichtingen door Greg Mackie)

 

6. Het ego denkt dat het een voordeel is zich niet te binden aan iets wat eeuwig is, omdat het eeuwige ontegenzeggelijk van God komt. Eeuwigheid is de enige functie die het ego heeft proberen te ontwikkelen, maar stelselmatig niet heeft kunnen bereiken. Het ego schippert met de eeuwigheidskwestie, net zoals het dat met iedere kwestie doet die op een of andere manier de werkelijke vraag aanroert. Door zich in te laten met rand-problemen hoopt het de werkelijke vraag te verbergen en buiten het bewuste denken te houden. De karakteristieke drukdoenerij van het ego over bijzaken dient precies dat doel. Volledig in beslag genomen worden door opzettelijk onoplosbare problemen is een lievelingslist van het ego om de voortgang van het leerproces te hinderen. Maar bij al deze afleidingsmanoeuvres luidt de enige vraag, die nooit door degenen die ze bedrijven wordt gesteld: ‘Waartoe?’ Dit is de vraag die jij in relatie tot alles moet leren stellen. Wat is het doel? Wat het ook is, het zal jouw inspanningen automatisch richting geven. Wanneer je dan tot een doel besluit, heb je een besluit genomen over je toekomstige inspanningen, een besluit dat van kracht blijft tenzij jij van gedachten verandert.

 

Deze alinea gaat verder waar de vorige eindigde: het kiezen van leerdoelen die geen blijvende waarde hebben. Het ego heeft geprobeerd eeuwigheid te ontwikkelen, maar is daar niet in geslaagd. Om te overleven schippert het nu met de eeuwigheid: het probeert dingen te maken die eeuwig lijken te zijn, maar dat in werkelijkheid niet zijn. Op die manier hoopt het de vraag: 'Waar kan ik voor bescherming heen?' die ons in staat zou stellen ons de werkelijke eeuwigheid te herinneren: God buiten ons bewustzijn te houden.

 

Toepassing : Deze paragraaf eindigt met de opmerking dat we de afleidingsmanoeuvres van het ego kunnen overwinnen door het stellen van slechts één vraag: 'Waartoe?' oftewel: 'Wat is het doel?'

Denk aan een belangrijke situatie in je huidige leven en stel jezelf deze vraag: 'Waartoe dient dit? Wat is het doel hiervan?'

Gebruik je deze situatie in dienst van het egodoel om God te verbergen, of in dienst van het hogere doel om Hem te vinden?

Hoe je antwoord ook luidt, 'het zal jouw toekomstige inspanningen automatisch richting geven ..... tenzij jij van gedachten verandert'. Als je eerlijke antwoord was dat je de situatie gebruikt om het ego te dienen, verander dan van gedachten en besluit om haar aan God te wijden.

Als je dit doet met alles in je leven, zal alles samenwerken ten goede, zoals de eerste zin van deze paragraaf zegt. Dan zal alles je naar God leiden.

(Toelichtingen door Greg Mackie)