1. Gebed
Inleiding
1. Gebed is de grootste gave waarmee God Zijn Zoon bij zijn schepping gezegend heeft. Het was toen al wat het worden zal: de enige stem die Schepper en schepping delen; het lied dat de Zoon zingt tot de Vader, die de dankbetuiging Hem daardoor gegeven teruggeeft aan de Zoon. Oneindig is de harmonie, en oneindig ook de vreugdevolle samenklank van de Liefde die Zij Elkaar voor eeuwig geven. En hierin breidt de schepping zich uit. God brengt in Zijn Zoon dank aan Zijn uitbreiding. Zijn Zoon brengt dank voor zijn schepping in het lied van wat hij schept in Zijn Vaders Naam. De Liefde die Zij delen is wat alle gebed door de eeuwigheid heen zal zijn, wanneer tijd heeft afgedaan. Want zo was het voordat tijd er leek te zijn.
2. Voor jou die een tijdje in de tijd verwijlt, neemt gebed de vorm aan die het best jouw behoefte vervult. Je hebt er slechts één. Wat God als één geschapen heeft moet zijn eenheid herkennen, en zich erover verheugen dat wat illusies leken te scheiden voor eeuwig één is in de Denkgeest van God. Gebed moet nu het middel zijn waarmee Gods Zoon afzonderlijke doelen en gescheiden belangen achterlaat, en zich in heilige vreugde wendt tot de waarheid van vereniging in zijn Vader en hemzelf.
3. Leg je dromen neer, jij heilige Zoon van God, en verhef je zoals God jou geschapen heeft, zie af van idolen en herinner je Hem. Gebed zal jou nu dragen, en jou zegenen terwijl jij je hart tot Hem verheft in een lied dat opstijgt en hoger en steeds hoger reikt, totdat zowel hoog als laag verdwenen zijn. Geloof in jouw doel zal groeien en je staande houden, terwijl je de stralende trap bestijgt naar de hemelse velden en de poort van vrede. Want dit is gebed, en hier bevindt verlossing zich. Dit is de weg. Het is Gods gave aan jou.