Hoofdstuk 10
De afgoden van ziekte
V. Het afwijzen van God
1. De rituelen van de god van de ziekte zijn vreemd en zeer veeleisend. Vreugde is nooit veroorloofd, want depressiviteit is het teken van je trouw aan hem. Depressiviteit betekent dat jij God hebt afgezworen. Velen zijn bevreesd voor godslastering, maar ze begrijpen niet wat dit betekent. Ze beseffen niet dat het afwijzen van God neerkomt op het afwijzen van hun eigen Identiteit, en in die zin is de dood het loon van de zonde. Dit dient heel letterlijk te worden verstaan: door het leven af te wijzen wordt het tegendeel ervan waargenomen, zoals alle vormen van afwijzing dat-wat-is vervangen door dat-wat-niet-is. In werkelijkheid kan niemand dit doen, maar dat je kunt denken dat je dit kunt en geloven dat je dit hebt gedaan, staat buiten kijf.
We behoren allemaal tot een religieuze cultus — de cultus van het ego. De erediensten zijn ons dagelijks leven. De hymnen zijn de dingen die we voortdurend herhalen, in stilte en hardop. De rituelen van deze cultus zijn zowel veeleisend als vreugdeloos.
Wat doen we in deze rituelen? We zweren God af. Wij plegen godslastering. Wat we ons niet realiseren is dat in God onze Identiteit, ons leven en onze vreugde ligt. God afzweren betekent dood en depressiviteit bevestigen. Dit is dus geen vreugdevolle cultus, zoals je kunt zien als je om je heen naar de andere leden kijkt.
(Toelichtingen door Robert Perry)
2. Vergeet echter niet dat het afwijzen van God onvermijdelijk uitmondt in projectie, waarbij je zult geloven dat anderen en niet jijzelf jou dit hebben aangedaan. Jij moet wel de boodschap ontvangen die je geeft, want het is de boodschap die jij wilt. Je gelooft misschien dat jij je broeders beoordeelt aan de hand van de boodschappen die zij jou geven, maar jij hebt hen beoordeeld aan de hand van de boodschap die jij hun geeft. Schrijf jouw afwijzing van vreugde niet aan hen toe, anders kun je de vonk in hen niet zien die jou vreugde zou brengen. De afwijzing van de vonk is het die depressief maakt, want iedere keer wanneer jij je broeders zonder die vonk ziet, wijs je God af.
Door al onze tijd te besteden aan rituelen waarin we keer op keer herhalen 'Ik doe afstand van God en al Zijn werken', hebben we het gevoel zonder God te zijn. Maar hier geven we anderen de schuld van. We projecteren onze beslissing om God af te wijzen op hen, zodat zij nu degenen zijn die God van ons hebben afgepakt. En daar veroordelen we hen om. Hen op deze manier zien is echter een van de rituelen waarin we God en daarmee vreugde afwijzen. Want het maakt ons blind voor de goddelijke vonk in hen, terwijl het zien van deze vonk de manier is waarop we God erkennen en Zijn vreugde aanvaarden.
(Toelichtingen door Robert Perry)
3. De religie van het ego bestaat uit trouw aan het afwijzen van God. Het is onmiskenbaar dat de god van de ziekte de afwijzing van gezondheid eist, gezondheid is immers lijnrecht tegengesteld aan zijn eigen voortbestaan. Maar ga eens na wat dit voor jou betekent. Als je niet ziek bent, kun jij de goden die jij gemaakt hebt niet behouden, want alleen als je ziek bent is het voorstelbaar dat jij die wilt. Godslastering is dus zelfvernietigend, en niet Godvernietigend. Het betekent dat jij bereid bent jezelf niet te kennen teneinde ziek te kunnen zijn. Dit is de offergave die jouw god eist, omdat hij, door jou vanuit je waanzin gemaakt, een waanzinnig idee is. Hij neemt vele vormen aan, maar is – hoewel hij misschien vele verschillende dingen lijkt – slechts één idee: het afwijzen van God.
De god van de ziekte is het ego. Hij is de afgod die we vereren, het beeld tot wie we bidden. Of we nu Cursusstudenten zijn, of christenen, of heidenen, of atheïsten — we knielen allemaal voor zijn altaar. Zijn religie heeft één centraal basisprincipe: de afwijzing van God. Daarom is het een godslasterlijke religie.
Zoals alle afgoden maken we ook deze god van de ziekte echter zelf. En omdat hij gemaakt is vanuit waanzin, is hij volslagen waanzinnig. Daarom sluit hij waanzinnige deals: 'Als je ermee instemt om de kennis van wie je bent op te offeren, zal ik je de beloning van ziekte schenken'. En wij zeggen: 'oké'. Zijn godslastering beïnvloedt God niet in het minst, maar hij krijgt het wel voor elkaar om ons te beroven — van gezondheid, van vreugde, van leven.
(Toelichtingen door Robert Perry)
4. Ziekte en dood leken tegen Gods Wil de denkgeest van Zijn Zoon binnen te dringen. De ‘aanval op God’ deed Zijn Zoon denken dat hij Vaderloos was, en uit zijn depressiviteit heeft hij de god van de depressie gemaakt. Dat was zijn alternatief voor vreugde, omdat hij het feit niet wilde aanvaarden dat hij, zelf schepper zijnde, toch geschapen werd. Maar de Zoon is hulpeloos zonder de Vader, want Hij alleen is zijn Hulp.
Deze alinea bevat een van de belangrijkste verklaringen over het motief achter de afscheiding. We hadden een probleem met 'schepping' zijn. We wilden de Oorzaak zijn, niet het gevolg. We wilden niet afhankelijk zijn. Dus besloten we op eigen houtje verder te gaan en autonoom' te zijn. Deze aanval op God gaf ons het gevoel vaderloos en hulpeloos te zijn. We hadden onze eeuwige Liefde en enige Hulp verlaten. En vanuit onze depressiviteit maakten we een vervanging van Hem. Net als de Israëlieten in de woestijn maakten we onze eigen god. Gevormd uit depressiviteit werd hij de god van de depressie. Gevormd uit de ontkenning van Gods vreugde, werd hij de afwezigheid van vreugde. En toen we hem begonnen te aanbidden, eiste hij van ons dat we ziekte en dood moesten ondergaan als twee van zijn belangrijkste geboden.
(Toelichtingen door Robert Perry)
5. Ik heb eerder al gezegd dat je van jezelf uit niets kunt, maar dat je niet van jezelf bent. Was je dat wel, dan zou wat je gemaakt hebt waar zijn, en zou je er nooit aan kunnen ontkomen. Maar omdat jij jezelf niet gemaakt hebt, hoef jij over niets verontrust te zijn. Jouw goden zijn niets, omdat je Vader ze niet heeft geschapen. Jij kunt geen scheppers maken die van je Schepper verschillen, net zomin als Hij een Zoon kan hebben geschapen die verschilde van Hem. Als scheppen delen is, kan het niet scheppen wat van zichzelf verschilt. Het kan alleen delen wat het is. Depressiviteit is afzondering, en kan dus onmogelijk geschapen zijn.
Wij denken dat onafhankelijk zijn van God de weg naar macht en vrijheid is. Maar we vergissen ons in twee opzichten.
Ten eerste: los van God brengen we onszelf alleen maar in de problemen. Onze dromen van macht veranderen in nachtmerries van slavernij aan krankzinnige goden die alleen in onze denkgeest bestaan.
Ten tweede: de afhankelijkheid van God ontkracht ons niet, ze verlost ons. Want het betekent dat alle zelfdestructieve spelletjes die we spelen uiteindelijk gewoon spelletjes zijn. Ze hebben geen effect.
Het laatste deel van deze alinea is een betoog tegen de werkelijkheid van de afgoden die we hebben gemaakt. Scheppen is delen. Een schepper schept door zichzelf te delen met zijn schepping. Als gevolg daarvan delen beiden de kenmerken van de schepper. Depressiviteit is isolatie, een staat van niet-delen. Aangezien schepping delen is, en depressiviteit niet-delen, kan depressiviteit dus niet geschapen zijn.
(Toelichtingen door Robert Perry)
6. Zoon van God, jij hebt niet gezondigd, maar je hebt je wel zeer vergist. Dit kan echter gecorrigeerd worden en God zal jou daarbij helpen, want Hij weet dat je niet tegen Hem zondigen kunt. Je hebt Hem afgewezen omdat je Hem liefhad, terwijl je wist dat als jij jouw liefde voor Hem zou erkennen je Hem niet zou kunnen afwijzen. Jouw afwijzing van Hem wil dan ook zeggen dat je Hem liefhebt, en dat je weet dat Hij jou liefheeft. Bedenk dat je datgene wat je afwijst eens gekend moet hebben. En als jij afwijzing accepteert, kun je ook accepteren dat die ongedaan wordt gemaakt.
Toepassing : Zeg tegen jezelf:
Door God af te wijzen heb ik niet gezondigd, maar mij alleen vergist.
Ik vergiste mij door te denken dat het mogelijk was om Hem af te wijzen, maar deze vergissing kan gecorrigeerd worden, en Hij zal me daarbij helpen.
Deze alinea beschrijft onze afwijzing van God in aangrijpende bewoordingen. We kunnen het vergelijken met een zoon die het gevoel heeft dat hij, om een man te kunnen worden, zijn vaders huis moet verlaten en er alleen op uit moet trekken. Hij houdt echter van zijn vader, en hij weet dat zijn vader ook van hem houdt. Vanwege deze liefde kan hij het niet opbrengen om te vertrekken. Om dat wel te kunnen, ontkent hij daarom zijn liefde voor zijn vader, en zijn vaders liefde voor hem. Hij maakt zichzelf wijs dat hij zijn vader haat, zodat hij hem kan verlaten. Haat hij zijn vader dus echt, of is zijn vermeende haat juist het bewijs van zijn liefde? God weet dat jij zijn zoon bent. Hij weet dat je deed alsof je niet van hem hield om te kunnen doen wat je had besloten. En hoewel je dat al lang volhoudt, weet Hij dat je nog steeds van Hem houdt en dat altijd zult doen. Als het dus lijkt alsof je niet om God geeft of boos op Hem bent, is dat niets anders dan een verzinsel om je afgescheiden identiteit in stand te houden. Als je jezelf toe zou staan je dit te realiseren, zou je deze identiteit onmiddellijk opgeven en naar Hem terugkeren.
(Toelichtingen door Robert Perry)
7. Je Vader heeft jou niet afgewezen. Hij zoekt geen vergelding, maar Hij roept jou wel op terug te keren. Wanneer jij denkt dat Hij je roep onbeantwoord laat, heb jij de Zijne niet beantwoord. Hij roept jou toe vanuit ieder deel van het Zoonschap, vanwege Zijn Liefde voor Zijn Zoon. Als je Zijn boodschap hoort heeft Hij jou antwoord gegeven, en zul je van Hem vernemen als je góed hoort. De Liefde van God is in alles wat Hij geschapen heeft, want Zijn Zoon is overal aanwezig. Kijk in vrede naar je broeders, en God zal je hart binnensnellen als dank voor jouw gave aan Hem.
Toen de zoon waarover we spraken zijn vaders huis verliet, nam de vader geen wraak. Hij zei niet: 'ik haat jou ook'. In plaats daarvan roept hij zijn zoon elke dag en vraagt hem om terug te komen. Helaas hoort de zoon zijn boodschappen niet, en denkt dat zijn vader hem vergeten is. Het is echter een zeer vastberaden vader. Hij neemt contact op met de mensen rond zijn zoon, en laat zijn boodschappen door hen bij hem bezorgen. En elke boodschap zegt: 'ik houd van je, zoon, kom naar huis'. Dit is wat onze Vader doet via alle mensen om ons heen, of we de boodschappen nu wel of niet horen.
Toepassing : Denk aan iemand die je hebt veroordeeld en zeg:
Ik kijk in vrede naar jou [naam], en God zal mijn hart binnensnellen als dank voor mijn gave aan Hem.
(Toelichtingen door Robert Perry)
8. Wend je voor genezing niet tot de god van de ziekte, maar alleen tot de God van liefde, want genezen betekent Hem erkennen. Wanneer jij Hem erkent, zul je weten dat Hij nooit opgehouden is jou te erkennen, en dat in Zijn erkenning van jou je bestaansgrond ligt. Jij bent niet ziek en jij kunt niet sterven. Maar je kunt jezelf wel verwarren met zaken die dat wel doen. Bedenk echter dat dit godslastering is, want het betekent dat je God en Zijn schepping, waarvan Hij niet te scheiden is, zonder liefde beziet.
Hoe vaak we ook bidden tot deze afgod, hij zal onze gebeden nooit beantwoorden met genezing, want hij is de god van de ziekte. In plaats daarvan moeten we de ware God erkennen. Als onze basishouding in het leven het ontkennen van God is, dan staat het erkennen van Hem niet op zichzelf. Het is een ommekeer in de algehele toestand van onze denkgeest.
Wanneer we God uiteindelijk erkennen, zullen we beseffen dat Hij nooit is opgehouden ons te erkennen als Zijn Zoon. Als Hij dat slechts één moment zou hebben gedaan, zouden wij opgehouden zijn te bestaan, want ons bestaan vloeit voort uit Zijn erkenning van ons. Als we Hem erkennen, zullen we ons herinneren wie we zijn, en de volmaakte gezondheid en het eeuwig leven herontdekken dat Hij ons heeft geschonken. Dan zullen we beseffen dat we niet ziek kunnen zijn en niet kunnen sterven. Dat lijkt alleen zo te zijn wanneer we ons identificeren met het lichaam. Als lichaam kunnen we niet van onszelf houden, en niet van onszelf houden zoals God ons geschapen heeft is godslastering.
(Toelichtingen door Robert Perry)
9. Alleen het eeuwige kan worden liefgehad, want liefde sterft niet. Wat God toebehoort, is eeuwig van Hem, en jij behoort God toe. Zou Hij toelaten dat Hij Zelf lijdt? En zou Hij Zijn Zoon iets schenken wat voor Hemzelf onaanvaardbaar is? Als jij jezelf aanvaardt zoals God jou geschapen heeft, zul je onmogelijk kunnen lijden. Maar daartoe dien je Hem als jouw Schepper te erkennen. Niet omdat je anders zult worden gestraft, maar louter omdat jouw erkenning van je Vader de erkenning is van jezelf zoals jij bent. Jouw Vader schiep je volkomen vrij van zonde, volkomen vrij van pijn en volkomen vrij van enig lijden. Als je Hem afwijst, breng jij zonde, pijn en lijden in je eigen denkgeest binnen ten gevolge van de macht die Hij hem verleende. Je denkgeest is bij machte werelden te scheppen, maar kan wat hij schept ook afwijzen, omdat hij vrij is.
We kunnen niet echt van ons lichaam houden. Alleen wat eeuwig is kan worden liefgehad, omdat liefde eeuwig is. Wij zijn eeuwig, omdat we God toebehoren. Hij schiep ons niet alleen vrij van tijd, maar ook vrij van lijden. Het enige wat we dus hoeven te doen, is onszelf aanvaarden zoals God ons geschapen heeft. Daarvoor is nodig Hem als onze Schepper te erkennen. Wanneer we Hem ontkennen, ontkennen we ook de gaven die Hij ons geschonken heeft: vrijheid van lijden, zonde en pijn. Als we Hem erkennen komen alle schatten die Hij ons heeft gegeven tot onze beschikking.
(Toelichtingen door Robert Perry)
10. Jij geeft je er geen rekenschap van hoezeer jij jezelf afgewezen hebt, en hoezeer God in Zijn Liefde dit niet zo wilde. Toch heeft Hij jou niets in de weg gelegd, omdat Hij Zijn Zoon niet zou kennen als die niet vrij was. Jou iets in de weg leggen zou een aanval op Hemzelf zijn, en God is niet waanzinnig. Wanneer je Hem afwijst, ben jij waanzinnig. Zou je willen dat Hij in jouw waanzin deelt? God zal nooit ophouden Zijn Zoon lief te hebben, en Zijn Zoon zal nooit ophouden Hem lief te hebben. Dat was de voorwaarde voor de schepping van Zijn Zoon, voor eeuwig vastgelegd in de Denkgeest van God. Dat te weten is gezond en zinnig. Dat te ontkennen is krankzinnig. God heeft Zichzelf in jouw schepping aan jou gegeven, en Zijn gaven zijn eeuwig. Zou jij Hem dan aan jouzelf ontzeggen?
Laten we terugkeren naar het voorbeeld van de zoon die zijn vader verlaten heeft. Door zichzelf wijs te maken dat hij zijn vader haat, heeft hij ook de herinnering geblokkeerd aan hoe vreugdevol het was om in het huis van zijn vader te zijn. Hij staat zichzelf niet toe zich te realiseren hoeveel hij heeft verloren door thuis weg te gaan, noch hoe graag zijn vader hem weer vreugde wil schenken. Maar waarom grijpt de vader niet gewoon in, en dwingt hij zijn zoon niet om terug naar huis te komen? Omdat hij zichzelf aan zou vallen als hij de vrijheid van zijn zoon zou beperken. Omdat hij even waanzinnig zou zijn als zijn zoon, toen deze hem verliet. Daarom wacht de vader; hij wacht en heeft lief en roept.
Dat is wat onze Vader doet met ons.
Toepassing : Zeg tegen jezelf:
God zal nooit ophouden van mij te houden, en ik zal nooit ophouden van Hem te houden.
God heeft Zichzelf voor eeuwig aan mij gegeven. Laat ik mijzelf aan Hem geven.
(Toelichtingen door Robert Perry)
11. Vanuit jouw gaven aan Hem zal het Koninkrijk aan Zijn Zoon worden teruggegeven. Zijn Zoon heeft afstand genomen van Zijn gave door wat voor hem geschapen werd en wat hij in de Naam van zijn Vader geschapen had, te weigeren. De Hemel wacht op zijn terugkeer, want die werd geschapen als de woonplaats van Gods Zoon. Nergens anders en in geen enkele andere omstandigheid ben jij thuis. Ontzeg jezelf niet de vreugde die voor jou geschapen werd, in ruil voor de ellende die jij voor jezelf hebt gemaakt. God heeft jou de middelen verschaft om wat jij gemaakt hebt ongedaan te maken. Luister, en je zult leren hoe je je kunt herinneren wat jij bent.
Wij zien de Hemel als het domein waarin God leeft. Maar in feite is het ónze verblijfplaats, een thuis van oneindig geluk. Wij hebben echter besloten om ergens anders heen te gaan, naar een plaats waar we zelf god kunnen zijn, een plaats van oneindige ellende. Net als de duivel in 'Paradise Lost' denken we: 'liever heersen in de hel dan dienen in de hemel' — waarbij we vergeten dat de hel 'hels' is.
Maar de Hemel wacht op onze terugkeer. Onze Vader heeft alles gelaten zoals het was toen we weggingen. Het enige wat we hoeven te doen is Hem erkennen. Het enige wat we hoeven te doen is onszelf weer aan Hem geven.
(Toelichtingen door Robert Perry)
12. Als God weet dat Zijn kinderen volkomen vrij zijn van zonden, is het godslasterlijk hen als schuldig te zien. Als God weet dat Zijn kinderen volkomen vrij zijn van pijn, is het godslasterlijk ergens lijden waar te nemen. Als God weet dat Zijn kinderen volkomen vervuld zijn van vreugde, is het godslasterlijk je depressief te voelen. Al deze illusies, en de vele andere vormen die godslastering kan aannemen, zijn een weigering de schepping te aanvaarden zoals ze is. Als God Zijn Zoon volmaakt schiep, moet je hem zó leren zien om zijn werkelijkheid te leren kennen. En als deel van het Zoonschap moet jij jezelf zó zien om die van jou te leren kennen.
De vorige alinea eindigde met: 'Luister, en je zult leren hoe je je kunt herinneren wat jij bent'. Deze alinea vertelt ons hoe we dat moeten doen.
Toepassing : Laten we oefenen met deze manier om ons te herinneren wat we zijn.
• Denk aan iets waar je je schuldig over voelt, en realiseer je dat dit een afspiegeling is van de oorspronkelijke schuld over de afscheiding. Zeg dan:
Als God mij kent als volkomen schuldeloos, is het godslasterlijk mijzelf als schuldig te zien.
• Denk vervolgens aan de een of andere vorm van pijn die je ervaart, en realiseer je dat dit het gevolg is van je geloof in de werkelijkheid van het lichaam. Zeg dan:
Als God mij kent als volkomen vrij van pijn, is het godslasterlijk mijzelf als lijdend te zien.
• Denk ten slotte aan iets waar je je depressief over voelt, en realiseer je dat dit komt doordat je de vreugde van God hebt afgewezen. Zeg dan:
Als God mij kent als volledig vreugdevol, is het godslasterlijk om mij depressief te voelen.
Schakel nu over naar anderen.
• Denk aan iemand die jij als schuldig ziet en zeg:
Als God [naam] kent als volkomen schuldeloos, is het godslasterlijk hem/haar als schuldig te zien.
• Denk vervolgens aan iemand die je ziet als lijdend en zeg:
Als God [naam] kent als volkomen vrij van pijn, is het godslasterlijk hem/haar als lijdend te zien.
• Denk ten slotte aan iemand die je ziet als depressief en zeg:
Als God [naam] kent als volledig vreugdevol, is het godslasterlijk om hem/haar als depressief te zien.
(Toelichtingen door Robert Perry)
13. Neem niets waar wat God niet geschapen heeft, of je wijst Hem af. Het enige Vaderschap is dat van Hem, en het is alleen van jou omdat Hij het jou gegeven heeft. Jouw gaven aan jezelf zijn zonder betekenis, maar jouw gaven aan je scheppingen zijn als die van Hem, omdat ze worden gegeven in Zijn Naam. Daarom zijn jouw scheppingen even werkelijk als die van Hem. Toch dient het ware Vaderschap erkend te worden, wil de ware Zoon worden gekend. Jij gelooft dat de ziekelijke dingen die jij gemaakt hebt jouw werkelijke scheppingen zijn, omdat je gelooft dat de ziekelijke beelden die jij waarneemt de Zonen zijn van God. Pas als je het Vaderschap van God aanvaardt zul je iets hebben, want Zijn Vaderschap heeft jou alles gegeven. Dat is de reden waarom Hem afwijzen betekent jezelf afwijzen.
De manier om God te erkennen waar deze paragraaf over gaat — is onszelf aanvaarden zoals Hij ons geschapen heeft. En de manier om onszelf te aanvaarden zoals Hij ons geschapen heeft, is het erkennen van Zijn Vaderschap — waar in deze alinea vier keer naar verwezen wordt. Dat is namelijk hetzelfde. Aanvaarding van Zijn Vaderschap betekent dat Hij bepaalt wat we zijn: volledig vrij van zonde, pijn en depressiviteit. De ziekelijke beelden die we van onszelf maken zullen deze kwaliteiten nooit bezitten. Om van onszelf te kunnen houden, kunnen we het dus beter aan Hem overlaten om vast te stellen wat we zijn, en alle aanspraak op die macht opgeven.
(Toelichtingen door Robert Perry)
14. Arrogantie is het afwijzen van liefde, omdat liefde deelt en arrogantie achterhoudt. Zolang beide zich als wenselijk aan jou voordoen, zal het begrip keuze, dat niet van God stamt, je vergezellen. Alhoewel dit niet waar is in de eeuwigheid, is het wel waar in de tijd, zodat er keuzen zullen zijn zolang tijd in je denkgeest voortduurt. De tijd zelf is jouw keuze. Als jij je de eeuwigheid wilt herinneren, dien je alleen oog te hebben voor het eeuwige. Als jij jezelf veroorlooft totaal door het tijdelijke in beslag te worden genomen, leef je in de tijd. Zoals steeds wordt jouw keuze bepaald door wat jij waarde toekent. Tijd en eeuwigheid kunnen niet beide werkelijk zijn, want ze zijn met elkaar in tegenspraak. Als je alleen het tijdloze als werkelijk aanvaardt, zul je de eeuwigheid beginnen te verstaan en je die eigen maken.
Arrogantie wordt in Een cursus in wonderen geassocieerd met het ontkennen van Gods Autoriteit. Dat is wat het ego doet. Aangezien we ons geïdentificeerd hebben met het ego, maar in werkelijkheid nog steeds de Zoon van God zijn, voelen we ons verscheurd tussen arrogantie en liefde. Dit plaatst ons in het rijk van keuze. Keuze is een illusie die alleen bestaat in de tijd. In de eeuwigheid zijn geen alternatieven waartussen gekozen moet worden.
In feite is de keuze waar we voor staan dus altijd de keuze tussen tijd en eeuwigheid. We kiezen voor de tijd door ons in beslag te laten nemen door het tijdelijke, de dingen van de wereld. We kiezen voor de eeuwigheid door voorbij het fysieke naar het eeuwige te kijken.
Denk eens na over de manier waarop je je dagen gewoonlijk doorbrengt. Hoeveel ervan wordt in beslag genomen door de dingen van de wereld? En hoeveel ervan besteed je aan het eeuwige in je broeders en in jezelf? Deze eenvoudige test vertelt je waar je werkelijk waarde aan toekent. Maar ook als je nu vooral het tijdelijke waardeert, kun je daar verandering in brengen. Je kunt een nieuwe keuze maken.
(Toelichtingen door Robert Perry)