Hoofdstuk 10
De afgoden van ziekte
III. De god van de ziekte
Wat is de god van de ziekte? Een beeld van onszelf dat we gemaakt hebben ter vervanging van onze werkelijkheid zoals God ons geschapen heeft. Een beeld van onszelf als autonoom, machteloos, aanvallend, en ziek. Het beeld dat we deze wereld van onszelf laten zien.
(Toelichtingen door Robert Perry)
1. Jij hebt God niet aangevallen en jij hebt Hem wel degelijk lief. Kun jij soms jouw werkelijkheid veranderen? Niemand kan willen dat hij zichzelf vernietigt. Wanneer jij denkt dat jij jezelf aanvalt, is dat een onbetwistbaar teken dat je haat wat jij denkt dat je bent. En dit, en dit alleen, kan door jou worden aangevallen. Wat jij denkt dat je bent kan heel weerzinwekkend zijn, en waartoe dit vreemde beeld jou aanzet kan heel vernietigend zijn. Toch is de vernietiging net zomin werkelijkheid als het beeld, ofschoon afgoden door hun makers wel worden aanbeden. De afgoden zijn niets, maar hun aanbidders zijn zieke Zonen van God. God wil hen graag van hun ziekte verlost zien en tot Zijn Denkgeest zien teruggebracht. Hij zal jouw vermogen om hen te helpen niet beperken, omdat Hij dit aan jou gegeven heeft. Wees er niet bang voor, want het is jouw verlossing.
Zoals de vorige paragraaf uitlegde, hebben we onszelf bang gemaakt door God aan te vallen en zien onszelf nu als een aanvaller. We haten onszelf omdat we zo'n destructief schepsel zijn geworden. Wat we ons niet realiseren is dat dit zelfbeeld niets anders is dan een beeld dat we zelf hebben bedacht. Het beeld is niet werkelijk en wat het doet dus evenmin. Dit plaatst ons in een vreemde positie: wij, de Zoon van God zelf, aanbidden een onwerkelijk beeld van onszelf, waarvan we geloven dat dit is wie we zijn. Wat kan dat anders betekenen dan dat we ziek zijn?
(Toelichtingen door Robert Perry)
2. Kan er voor de zieke kinderen van God een andere Trooster bestaan dan Zijn macht die door jou werkt? Onthoud dat het er niet toe doet waar in het Zoonschap Hij wordt aanvaard. Hij wordt altijd voor allen aanvaard, en wanneer jouw denkgeest Hem ontvangt, ontwaakt de herinnering van Hem door heel het Zoonschap. Genees je broeders eenvoudigweg door God voor hen te aanvaarden. Jullie denkgeesten zijn niet van elkaar gescheiden, en God heeft maar één kanaal om te genezen, want Hij heeft maar één Zoon. Gods overblijvende Communicatieschakel met al Zijn kinderen verbindt hen met elkaar en met Hem. Zich hiervan bewust zijn betekent hen genezen, want het is het bewustzijn dat niemand afgescheiden, en dus niemand ziek is.
We genezen onze broeders — en daarmee onszelf — door God voor hen te aanvaarden. Aangezien alle denkgeesten met elkaar verbonden zijn, stroomt de herinnering die we in onze eigen denkgeest aanvaarden door het gehele Zoonschap, en leidt in iedereen tot een sprankelend ontwaken. Het bewustzijn van deze eenheid geneest tegelijkertijd onze eigen denkgeest en die van onze broeders, omdat de wortel van ziekte het bewustzijn van afscheiding is.
(Toelichtingen door Robert Perry)
3. Geloven dat een Zoon van God ziek kan zijn is geloven dat een deel van God kan lijden. Liefde kan niet lijden, omdat ze niet aanvallen kan. De herinnering van de liefde brengt dan ook onkwetsbaarheid met zich mee. Schaar je in tegenwoordigheid van een Zoon van God niet aan de zijde van ziekte, zelfs als hij erin gelooft, want door God in hem te aanvaarden wordt de Liefde van God die hij vergeten is, erkend. Doordat jij hem als deel van God herkent, wordt hij herinnerd aan de waarheid over zichzelf, die hij ontkent. Zou jij zijn ontkenning van God willen versterken en zo jouzelf uit het oog verliezen? Of wil jij hem zijn heelheid in herinnering brengen en je samen met hem jullie Schepper herinneren?
Toepassing : Deze alinea is een dringende oproep om de werkelijkheid van ziekte in een broeder en dus in onszelf — te ontkennen.
Denk aan iemand die lichamelijk ziek is. Stel je voor dat je bij deze persoon bent, en zeg in gedachten het volgende tegen hem of haar:
Jij bent een deel van God, en een deel van God kan niet lijden.
Jij bent Liefde, en Liefde kan niet lijden omdat ze niet kan aanvallen.
Ik erken en aanvaard God in jou.
Ik erken Gods liefde voor jou, die jij bent vergeten.
Ik herinner je aan jouw heelheid, zodat wij ons samen God herinneren.
(Toelichtingen door Robert Perry)
4. Geloven dat een Zoon van God ziek is staat gelijk aan het aanbidden van dezelfde afgod als hij. God heeft liefde geschapen, geen afgoderij. Alle vormen van afgoderij zijn karikaturen van de schepping, onderwezen door zieke denkgeesten die te verdeeld zijn om te weten dat de schepping macht deelt en zich die nooit toeëigent. Ziekte is afgoderij, want het is het geloof dat jou macht kan worden ontnomen. Dit is echter onmogelijk, want jij bent deel van God, die alle macht is. Een zieke god moet een afgod zijn, gemaakt naar het beeld van wat zijn maker denkt dat hij is. En dat is precies wat het ego in een Zoon van God ziet: een zieke god, eigengemaakt, eigenmachtig, heel kwaadaardig en heel kwetsbaar. Wil jij deze afgod aanbidden? Wil jij dit beeld redden en daarvoor waakzaam zijn? Ben je werkelijk bang dit te verliezen?
Als we geloven dat een broeder ziek is, aanbidden we 'dezelfde afgod als hij': zijn zieke zelfbeeld. 'Alle vormen van afgoderij' proberen onze werkelijkheid als Zoon van God te vervangen door beelden die we zelf hebben gemaakt. Deze beelden zijn karikaturen van onze werkelijke Identiteit; ze schilderen een onbeperkte geest af als een beperkte homp vlees.
Door deze beelden te maken proberen we onszelf te maken. We proberen het scheppingsproces uit Gods Handen te rukken. We proberen Zijn macht van Hem af te pakken. Dat is de essentie van afgoderij: de poging om ons de macht van God toe te eigenen. Door te geloven dat we daarin geslaagd zijn, geloven we dat anderen er eveneens in kunnen slagen die macht weer van ons af te pakken. Maar beide zijn onmogelijk, 'want jij bent deel van God, die alle macht is'. Wanneer we geloven dat een broeder ziek is, zien we hem als 'een zieke god', een afgod. Maar we zien hem alleen zo omdat we onszelf zo zien: een zieke god die de macht van God gestolen heeft, en die vervolgens weer van hem is gestolen. Nu is hij op zichzelf aangewezen, maar hij is machteloos, uitgeput en verzwakt, dus het enige wat hem rest is zich te verdedigen.
Zien we onszelf niet zo als we ziek zijn? Maar het is niet wie we werkelijk zijn. Het is een beeld dat we zelf hebben gemaakt, een levenloze afgod die we aanbidden, waar we waakzaam voor zijn, die we proberen te beschermen tegen alle aardse en hemelse bedreigingen. Maar waarom? Is dit wat we werkelijk willen beschermen?
De volgende alinea gaat in op deze vraag.
(Toelichtingen door Robert Perry)
5. Bekijk in alle rust de logische uitkomst van het egodenksysteem, en oordeel of wat het aanbiedt werkelijk is wat jij wilt, want dit is wat het je aanbiedt. Om dit te krijgen ben jij bereid de Goddelijkheid van je broeders aan te vallen, en zo verlies je de jouwe uit het oog. Ook ben je bereid die verborgen te houden, om een afgod te beschermen waarvan jij denkt dat hij jou zal behoeden voor de gevaren die hij weliswaar vertegenwoordigt, maar die niet bestaan.
Toepassing : Kijk rustig naar het beeld dat je de wereld van jezelf laat zien.
Volgens dit beeld (zie alinea 4):
• Definieer je jezelf; je maakt een zelfbeeld voor je eigen doeleinden ('eigengemaakt').
• Moet je voor jezelf zorgen, want God doet dat niet ('eigenmachtig').
• Loop je voortdurend de kans dat je macht van je wordt gestolen ('kwetsbaar').
• Als gevolg hiervan moet je altijd klaar staan om aan te vallen ('kwaadaardig').
Stel jezelf dan zo eerlijk en oprecht mogelijk de volgende vragen:
Wil ik deze afgod aanbidden?
Wil ik dit zelfbeeld redden en daarvoor waakzaam zijn?
Wil ik, om deze afgod te beschermen, de Goddelijkheid van mijn broeders aanvallen?
Geloof ik echt dat deze afgod mij kan beschermen tegen de gevaren die hij zelf vertegenwoordigt?
Het enige wat deze afgod doet is mijn Goddelijkheid verborgen houden. Ben ik echt bang om hem te verliezen?
(Toelichtingen door Robert Perry)
6. In het Koninkrijk zijn er geen afgodendienaars, maar er bestaat wel hoge waardering voor al wat God geschapen heeft, vanuit de vredige wetenschap dat eenieder deel is van Hem. Gods Zoon kent geen afgoden, maar hij kent wel zijn Vader. Gezondheid is in deze wereld de tegenhanger van wat in de Hemel waarde is. Het is niet mijn voortreffelijkheid maar mijn liefde die ik aan jou bijdraag, want jij waardeert jezelf niet. Wanneer jij jezelf niet waardeert word je ziek, maar mijn waardering voor jou kan je genezen, omdat de waarde van Gods Zoon één is. Toen ik zei: ‘Mijn vrede geef ik u,’ meende ik dat. Vrede komt van God via mij tot jou. Ze is voor jou bestemd, hoewel je er misschien niet om vraagt.
Toepassing : Lees de vierde t/m de achtste zin langzaam en als volgt:
Het is niet Jezus' voortreffelijkheid maar zijn liefde die hij aan mij bijdraagt, want ik waardeer mijzelf niet. Wanneer ik mijzelf niet waardeer word ik ziek, maar Jezus' waardering voor mij kan mij genezen, omdat de waarde van Gods Zoon één is. Toen hij zei: 'Mijn vrede geef ik u,' meende hij dat. Vrede komt van God via Jezus tot mij. Ze is voor mij bestemd, hoewel ik er misschien niet om vraag.
In het Koninkrijk worden geen afgoden aanbeden, maar bestaat uitsluitend waardering voor de grenzeloze waarde van alles wat God geschapen heeft, wetende dat alles en iedereen deel is van Hem. Als een ontwaakt deel van het loonschap geeft Jezus ons daar een voorproefje van door zijn waardering voor ons. Zijn gave aan ons is zijn liefde. Hij kent onze werkelijke waarde als deel van God. Zijn waardering is zo groot, zo ver voorbij aan wat wij zelf denken te verdienen, dat zijn liefde ons kan genezen. Ze kan ons genezen omdat onze ziekte voortkomt uit het gebrek aan waardering voor onszelf.
(Toelichtingen door Robert Perry)
7. Wanneer een broeder ziek is, komt dat doordat hij niet om vrede vraagt, en daarom niet weet dat hij die heeft. Vrede aanvaarden betekent illusies afwijzen, en ziekte is een illusie. Iedere Zoon van God heeft echter de macht om waar dan ook in het Koninkrijk illusies af te wijzen, eenvoudig door ze volkomen af te wijzen in zichzelf. Ik kan jou genezen omdat ik jou ken. Ik ken jouw waarde voor jou, en het is die waarde die jou heel maakt. Een denkgeest die heel is dient geen afgoden en heeft geen weet van tegenstrijdige wetten. Ik zal je genezen louter omdat ik maar één boodschap heb, en die is waar. Jouw geloof daarin zal jou heel maken* wanneer je gelooft in mij.
Toepassing : Lees de vierde t/m de achtste zin langzaam en als volgt:
Jezus kan mij genezen omdat hij mij kent. Hij kent mijn waarde voor mij, en het is die waarde die mij heel maakt. Een denkgeest die heel is dient geen afgoden en heeft geen weet van tegenstrijdige wetten. Jezus zal mij genezen louter omdat hij maar één boodschap heeft, en die is waar. Mijn geloof daarin zal mij heel maken wanneer ik geloof in hem.
Open je denkgeest en je hart om Jezus' waardering te ontvangen. Probeer je gevoel van kleinheid opzij te zetten. Realiseer je dat je niet weet wie je bent, en stel je open voor Jezus' kennis van je werkelijke waarde. Vertrouw erop dat hij het beter weet dan jij.
Als je ziek bent, komt dat doordat je denkt dat je geen vrede verdient. Daarom vraag je ook niet om vrede. Maar je ziekte is een illusie, en als Zoon van God kun je deze illusie verdrijven door alle illusies te ontkennen. Jezus koestert geen illusies, dus ook niet over jou. Hij kent je waarde, en deze waarde maakt je in waarheid heel.
(Toelichtingen door Robert Perry)
8. Ik breng Gods boodschap niet met misleiding, en je zult leren dat dit zo is wanneer je leert dat je altijd evenveel ontvangt als je aanvaardt. Jij zou nu voor iedereen vrede kunnen aanvaarden, en hun volmaakte bevrijding van alle illusies kunnen schenken, omdat je Zijn Stem hebt gehoord. Maar plaats geen andere goden voor Zijn aangezicht, want anders zul je niet horen. God is niet jaloers op de goden die jij maakt, maar jij wel. Jij wilt ze behoeden en dienen, omdat je gelooft dat zij het zijn die jou hebben gemaakt. Jij denkt dat zij jouw vader zijn, omdat je het beangstigende feit dat jij hen gemaakt hebt om Gods plaats in te nemen, op hen projecteert. Bedenk echter wel, wanneer ze tot jou lijken te spreken, dat niets Gods plaats kan innemen, en dat al jouw pogingen daartoe niets betekenen.
Wij vertrouwen Jezus niet echt. We denken dat zijn beloften misleidingen zijn, dat hij zich er niet aan zal houden. Het lijkt echter alleen alsof hij ons niet geeft wat hij heeft beloofd. Het probleem is dat hij onbeperkt geeft, maar dat wij slechts beperkt bereid zijn om zijn gaven te aanvaarden. Als we daar volledig toe bereid zouden zijn, zouden we hier en nu vrede kunnen aanvaarden — voor iedereen. We zouden iedereen volmaakte bevrijding van de illusie van ziekte aan kunnen bieden. Maar om dat te kunnen, moeten we afstand doen van onze valse goden — ons onjuist beeld van wie we zijn en wie onze broeder is. Wij beschermen deze goden. We luisteren naar hun gefluister, sluiten ons af voor God, en worden doof voor Zijn Stem. Ze zijn de vervangingen van onze werkelijke Schepper, daarom denken we dat zij ons hebben gemaakt. Maar niets kan Hem vervangen. Als we daaraan denken wanneer onze afgoden tot ons spreken, zullen we ons realiseren dat we ons gedragen als een waanzinnige die luistert naar niet-bestaande stemmen.
(Toelichtingen door Robert Perry)
9. Je zou dus heel simpelweg kunnen geloven dat jij bang bent voor het niets, maar in werkelijkheid ben je bang voor niets. En door dat te beseffen ben je genezen. Je hoort de god naar wie jij luistert. Jij hebt de god van de ziekte gemaakt, en door hem te maken stelde jij jezelf in staat hem te horen. Je hebt hem echter niet geschapen, omdat hij niet de Wil van de Vader is. Hij is dan ook niet eeuwig en zal voor jou ongedaan worden gemaakt zodra jij te kennen geeft dat jij bereid bent alleen het eeuwige te aanvaarden.
Wat is de angst voor het niets, waar Jezus hier over spreekt? Dat moet de angst voor vernietiging zijn, de straf voor onze zonde om God te vervangen door afgoden. In werkelijkheid zijn we dus bang voor niets, omdat niets God kan vervangen en onze afgoden dus niet bestaan. We hoeven ons alleen maar te realiseren dat de beelden die we van onszelf hebben gemaakt hetzelfde zijn als 'de nieuwe kleren van de keizer' — ze zijn er niet. Als we dat gaan beseffen verdwijnen alle illusoire beelden en blijft alleen het eeuwige.
(Toelichtingen door Robert Perry)
10. Als God maar één Zoon heeft, is er maar één God. Jij deelt de werkelijkheid met Hem, omdat de werkelijkheid niet verdeeld is. Andere goden voor Zijn aangezicht aanvaarden betekent andere beelden voor je eigen aangezicht plaatsen. Jij geeft je er geen rekenschap van hoezeer jij naar je goden luistert, en hoe waakzaam jij bent ten behoeve van hen. Toch bestaan ze slechts omdat jij hen eert. Eer wie eer toekomt, en vrede zal jouw deel zijn. Ze is je erfgoed van jouw werkelijke Vader. Jij kunt je Vader niet maken, en de vader die jij gemaakt hebt heeft jou niet gemaakt. Aan illusies ben je geen eer verschuldigd, want hen eren is niets eren. Maar evenmin ben je aan hen angst verschuldigd, want niets kan niet beangstigend zijn. Jij hebt verkozen liefde te vrezen op grond van haar volmaakte onschadelijkheid, en vanwege die vrees ben je bereid geweest je eigen volmaakte behulpzaamheid en je eigen volmaakte Hulp op te geven.
Wij delen een onverdeelde werkelijkheid met God. Als we een afgod maken, een vals beeld van onszelf, plaatsen we dit niet alleen voor Gods aangezicht, maar ook voor dat van onszelf. Dan verbergen we onze Goddelijkheid achter dit valse zelfbeeld. En dit zelfbeeld wordt onze god, die zijn eigen geboden heeft waar we constant naar luisteren. Maar hij bestaat alleen omdat we hem eren. Daarom is het onze taak om zowel onze verering van- als onze angst voor deze wrede god los te laten. Hij is slechts een illusie. In plaats daarvan moeten we eren wie werkelijk eer toekomt: onze Vader. Dan zullen we Zijn vrede ervaren, de erfenis die Hij voor ons heeft bestemd. En dan zullen we Zijn hulp ervaren, de volmaakte Hulp die we zo hard nodig hebben.
(Toelichtingen door Robert Perry)
11. Alleen bij het altaar van God zul jij vrede vinden. En dit altaar bevindt zich in jou, omdat God het daar heeft geplaatst. Zijn Stem roept jou nog steeds op terug te keren, en Hij zal gehoord worden wanneer jij geen andere goden voor Zijn aangezicht plaatst. Je kunt de god van de ziekte voor je broeders opgeven; in feite zul je dit wel moeten doen, wil je hem voor jouzelf opgeven. Want als jij de god van de ziekte ergens ziet, dan heb je hem aanvaard. En als je hem aanvaardt zul jij je neerbuigen en hem aanbidden, omdat hij werd gemaakt om Gods plaats in te nemen. Hij vormt de overtuiging dat jij kunt kiezen welke god werkelijk is. Hoewel het duidelijk is dat dit niets te maken heeft met de werkelijkheid, is het even duidelijk dat dit alles te maken heeft met de werkelijkheid zoals jij die waarneemt.
We moeten een keuze maken: welke god erkennen we? We kunnen voor het altaar van onze ware Vader knielen, het altaar dat Hij in onze denkgeest heeft geplaatst. Of we kunnen buigen voor een vals beeld van wie we zijn en dit aanbidden, een beeld van onszelf als een autonoom, machteloos, ziek, hatend en aanvallend schepsel. Dit beeld bevat het geloof dat we kunnen kiezen welke god werkelijk is. Maar dat is de ultieme illusie. In werkelijkheid hebben we geen keuze. God is God, punt. De afgod die we hebben gemaakt is niets. Wanneer we uiteindelijk bereid zijn om afstand te doen van deze god van ziekte, kunnen we eindelijk de Stem van onze Vader horen. Dan zullen we vrede vinden bij Zijn altaar. En we zullen onze broeders genezen. Want wanneer we de valse god uit onze eigen denkgeest verwijderen, verwijderen we hem tegelijkertijd uit ieders denkgeest.
Waar wachten we nog op?
(Toelichtingen door Robert Perry)
* In King James luidt Mt.9:22: ‘thy faith hath made thee whole’ (uw geloof heeft u heel gemaakt). In NBG luidt dit vers: ‘uw geloof heeft u behouden’ en in KBS: ‘uw geloof heeft u genezen.’