Hoofdstuk 3
De onschuldige waarneming
I. Verzoening zonder offer
De vorige paragraaf (zie punt 5) herinterpreteerde de traditionele opvatting van het Laatste Oordeel, deze paragraaf het concept 'Verzoening'. Jezus wil ons daarmee helpen om traditionele opvattingen, die ons bang hebben gemaakt voor een wraakzuchtige God, anders te gaan zien — namelijk als uitdrukkingen van Gods ware aard als Liefde.
Verzoenen betekent herenigen, vrede herstellen, tenietdoen. Ze veronderstelt een breuk tussen twee partijen, die hersteld wordt wanneer de oorzaak van de breuk wordt opgeheven. Het woord 'Verzoening' wordt in de Cursus echter niet gebruikt met betrekking tot twee mensen, maar met betrekking tot de mensheid en God. Daarom is Verzoening een kernthema in Een cursus in wonderen.
(Toelichtingen door Robert Perry)
1. Een volgend punt moet volkomen duidelijk zijn voordat het laatste restje angst dat nog met wonderen wordt geassocieerd, verdwijnen kan. Niet de kruisiging bracht de Verzoening tot stand, de opstanding deed dat. Veel oprechte christenen hebben dit verkeerd begrepen. Niemand die vrij is van het geloof in schaarste zou deze vergissing ooit kunnen maken. Als de kruisiging vanuit een op-z’n-kop-standpunt wordt bezien, lijkt het inderdaad alsof God toestond, en zelfs aanmoedigde, dat een van Zijn Zonen leed omdat hij goed was. Deze bijzonder ongelukkige interpretatie, die uit projectie voortkwam, heeft ertoe geleid dat veel mensen een bittere angst voor God hebben. Zulke anti-religieuze concepten sluipen in veel religies binnen. Toch hoort de ware christen daarbij stil te staan en zich af te vragen: ‘Hoe is dat mogelijk?’ Is het aannemelijk dat God Zelf tot het soort denken in staat zou zijn waarvan Zijn eigen woorden duidelijk hebben gesteld dat het Zijn Zoon onwaardig is?
In deze alinea richt Jezus zich rechtstreeks op wat velen zien als de belangrijkste leerstelling van het Christendom: het geloof dat Jezus voor onze zonden is gestorven, zodat we weer verzoend zouden zijn met God. Aangezien dit geloof voor vele miljoenen mensen heilig is, lijkt het vanzelfsprekend te zijn dat we het vereren, zijn vermogen om te troosten en te transformeren prijzen, en er alles aan te doen om zijn waarheid te bevestigen. Maar in plaats daarvan bekritiseert Jezus dit geloof. Hij weet dat 'veel oprechte christenen' werkelijk geloven dat Jezus stierf als boetedoening voor onze zonden, maar hij noemt dit een 'op-z'n-kop-standpunt'.
Een misvatting, diep in onze denkgeest, plaatste dit concept in het Christendom, en ook in andere religies zijn soortgelijke 'anti-religieuze concepten' binnengeslopen. Ze zijn niet afkomstig van God, maar van onszelf. We projecteerden onze schuld op God, zodat Hij in onze schuld leek te geloven en ons daarvoor wilde straffen. Vervolgens stuurde hij Zijn Zoon naar de aarde om deze straf op zich te nemen. Het gevolg van dit alles is het geloof in een wraakzuchtige en wrede godheid, die miljoenen mensen 'bittere angst' heeft bezorgd.
Aan het eind van deze alinea pleit Jezus voor een houding van angstvrij vragen. Hij wil dat we vragen stellen zoals 'Hoe is dat mogelijk?' Hoe kan God ons in de Bijbel leren om vredestichters te zijn en anderen te vergeven, terwijl Hij tegelijkertijd Zijn eigen Zoon laat afslachten als bloedoffer? Jezus moedigt ons niet alleen aan om dergelijke vragen te stellen, hij noemt degenen die dit doen zelfs 'ware christenen'.
(Toelichtingen door Robert Perry)
2. De beste verdediging is, als altijd, niet andermans standpunt aanvallen, maar de waarheid beschermen. Het is onverstandig enig concept te aanvaarden als je ter rechtvaardiging ervan een heel referentiekader moet omgooien. Deze handelwijze is pijnlijk op kleine, en ronduit tragisch op grotere schaal. Vervolging is vaak het gevolg van een poging de vreselijke misvatting te ‘rechtvaardigen’ dat God Zelf Zijn eigen Zoon in naam van de verlossing heeft vervolgd. De woorden alleen al missen elke betekenis. Het was bijzonder moeilijk dit te overwinnen omdat, hoewel de vergissing op zich niet moeilijker te corrigeren valt dan enige andere, velen niet bereid waren die op te geven gezien haar uitgesproken waarde als verdediging. In een gematigder vorm zegt een ouder: ‘Dit doet mij meer pijn dan jou,’ en voelt dat als een excuus om een kind te slaan. Kun jij geloven dat onze Vader werkelijk zo denkt? Het is zo essentieel dat al dit soort denken wordt uitgebannen, dat we er zeker van moeten zijn dat niets van dien aard in je denkgeest achterblijft. Ik werd niet ‘gestraft’ omdat jij slecht was. De volkomen goedaardige les die de Verzoening leert, gaat verloren als die in enige vorm met dit soort verdraaiing wordt bezoedeld.
In deze alinea zegt Jezus als het ware: Je hoeft die onzin niet te geloven. Je hoeft niets te aanvaarden dat van je eist 'een heel referentiekader' (in dit geval het geloof dat God liefdevol is) om te gooien. Dat is pijnlijk op individueel niveau en 'ronduit tragisch' in groter verband. Wanneer een heel volk gelooft dat God vervolging gebruikt als een middel ter verlossing, zullen deze mensen eveneens vervolging gebruiken als hun eigen middel ter verlossing. En we weten dat dit geen hypothetische situatie is.
Een geloof kan dus gebruikt worden om bepaald gedrag te rechtvaardigen. Als een ouder zegt: 'Dit doet mij meer pijn dan jou', terwijl hij zijn kind slaat, voelt hij zich gesteund door God. Want dat deed God immers ook? Hij strafte Zijn Zoon omwille van een groter goed, ondanks zijn liefde voor hem. 'Wie zijn zoon liefheeft, kastijdt hem' (Spreuken 13:24).
Dit roept weer een van die geweldige vragen van Jezus op: Kun jij werkelijk geloven dat onze Vader zo denkt — als een vader met een leren riem in de hand, die klaarstaat om zijn kind te slaan? En vervolgens zegt hij: 'ik werd niet 'gestraft' omdat jij slecht was'. Deze zienswijze is 'een verdraaiing die de les van de Verzoening bezoedelt', omdat de Verzoening het tegenovergestelde leert: Jezus is niet gestraft door onze liefdevolle Vader en wij zijn niet slecht.
(Toelichtingen door Robert Perry)
3. De uitspraak: ‘Mij komt de wraak toe, spreekt de Here’ berust op een verkeerde zienswijze waarmee men zijn eigen ‘zondige’ verleden toeschrijft aan God. Het ‘zondige’ verleden heeft niets met God te maken. Hij heeft het niet geschapen en Hij houdt het niet in stand. God gelooft niet in vergelding. Zijn Denkgeest schept niet op die manier. Hij rekent jou je ‘zondige’ daden niet aan. Is het dan waarschijnlijk dat Hij ze mij aanrekenen zou? Wees heel zeker dat je begrijpt hoe volslagen onmogelijk deze veronderstelling is, en hoe volledig die uit projectie voortkomt. Dit soort vergissing is verantwoordelijk voor een massa aanverwante vergissingen, waaronder het geloof dat God Adam verstoten heeft en hem uit de Hof van Eden heeft verdreven. Het is tevens de reden dat jij wellicht van tijd tot tijd gelooft dat ik je op een dwaalspoor breng. Ik heb alle moeite gedaan woorden te gebruiken die haast onmogelijk te verdraaien zijn, maar het is altijd mogelijk symbolen te vervormen als je dat wenst.
Merk op hoe empathisch Jezus hier is. 'Zo is God niet', zegt hij op allerlei manieren, 'zo denkt Hij niet, zo denk jij. En dat heb je geprojecteerd op een God van zuivere Liefde'. Waarom legt hij hier zoveel nadruk op? Omdat dit geloof onze thuiskomst bij God vertraagt. Als jij zou overwegen om naar huis te gaan en het leven met je ouders weer op te pakken, en je zou geloven dat ze van plan zijn je te kwellen en je uiteindelijk te kruisigen, hoeveel energie zou je dan nog in die verhuizing steken? Dit is de reden waarom we slechts schoorvoetend op weg gaan naar de Hemel. We geloven (al dan niet bewust) dat we op weg gaan naar een straffende Vader. Daarom wil Jezus zo graag dat we dit geloof loslaten. Het is een geloof dat vele vormen aanneemt, en zich overal manifesteert waar we God, of de Heilige Geest, of Jezus, waarnemen op een manier die in strijd is met wat wij beschouwen als ons hoogste belang. Hierbij hoort ook het geloof dat Jezus ons in deze Cursus misleidt. Maar dat komt doordat wij zijn woorden verdraaien. Hoewel hij 'alle moeite heeft gedaan woorden te gebruiken die haast onmogelijk te verdraaien zijn', lukt ons dat toch, wanneer we dat willen.
(Toelichtingen door Robert Perry)
4. Offeren is een begrip dat God totaal onbekend is. Het komt uitsluitend voort uit angst, en angstige mensen kunnen kwaadaardig zijn. Elke vorm van offeren is een schending van mijn gebod dat je barmhartig moet zijn gelijk jouw Vader in de Hemel barmhartig is. Voor veel christenen is het moeilijk geweest in te zien dat dit op henzelf van toepassing is. Goede leraren onderwerpen hun leerlingen nooit aan een schrikbewind. Een schrikbewind voeren is aanvallen, en dat eindigt ermee dat wat de leraar te bieden heeft, verworpen wordt. Het gevolg is dat er niets wordt geleerd.
God vraagt nooit offers van ons. Die vragen we van onszelf, wanneer we denken dat we iets verkeerd hebben gedaan en geloven dat we daarvoor moeten boeten. Wanneer we bang zijn voor straf, zijn we geneigd ons tegen anderen te keren, want 'angstige mensen kunnen kwaadaardig zijn'.
De aanmaning om barmhartig te zijn moet niet alleen op anderen, maar ook op onszelf worden toegepast. Het gaat er niet alleen om anderen niet tot slachtoffer te maken, maar ook onszelf niet.
(Toelichtingen door Robert Perry)
5. Ik ben terecht aangeduid als ‘het lam Gods dat de zonden der wereld wegneemt,’ maar zij die het lam met bloed bevlekt weergeven, begrijpen de betekenis van het symbool niet. Wanneer het goed wordt begrepen is het een zeer eenvoudig symbool dat mijn onschuld uitdrukt. De leeuw en het lam die tezamen neerliggen symboliseren dat kracht en onschuld niet met elkaar in strijd zijn, maar van nature in vrede leven.* ‘Zalig de zuiveren van hart, want zij zullen God zien’ is een andere manier om hetzelfde te zeggen. Een zuivere denkgeest kent de waarheid en dat is zijn kracht. Hij verwart vernietiging niet met onschuld, omdat hij onschuld met kracht en niet met zwakheid associeert.
Jezus is het ermee eens dat hij vergeleken wordt met een lam, want lammeren zijn symbolen van onschuld. Maar hij is het niet eens met de weergave van een 'met bloed bevlekt' lam. Hij ziet zichzelf niet als de 'vermoorde onschuld', want zo ziet hij onschuld op zichzelf niet.
In deze alinea daagt hij onze kijk op onschuld uit. Wij geloven dat onschuld zwakheid betekent, een bloem die onvermijdelijk wordt vertrapt. Voor Jezus betekent het echter het tegenovergestelde. Onschuld is de ultieme kracht. Onschuld laat ons de waarheid zien. Onschuld openbaart God. En zoals we nog zullen zien kan onschuld niet worden vermoord. Hoe anders zouden we omgaan met moeilijke situaties, als we ervan overtuigd zouden zijn dat het veilig is om onschuldig te zijn ...
(Toelichtingen door Robert Perry)
6. Onschuld is niet in staat iets te offeren, omdat een onschuldige denkgeest alles heeft en er alleen naar streeft zijn heelheid te beschermen. Hij kan niet projecteren. Hij kan andere denkgeesten alleen eren, omdat eerbetoon de natuurlijke begroeting is van de waarlijk geliefden aan anderen die zijn zoals zij. Het lam ‘neemt de zonden der wereld weg’ in die zin dat de staat van onschuld, of genade, er een is waarin de betekenis van de Verzoening volmaakt duidelijk is. De Verzoening is totaal ondubbelzinnig. Ze is volkomen helder omdat ze bestaat in het licht. Alleen de pogingen haar in duisternis te hullen hebben haar ontoegankelijk gemaakt voor wie niet verkiest te zien.
De ware onschuldige offert niet. Offeren is iets wat we doen wanneer we proberen onschuld te verwerven. Het is een poging om onze schuld af te kopen. Maar als we al onschuldig zijn, waarom zouden we dan offeren? En waarom zouden we door middel van projectie onze schuld afwentelen op anderen, wanneer er geen schuld is om af te wentelen? We zijn al onschuldig en volkomen geliefd. En vanuit die positie kunnen we andere denkgeesten alleen maar eren, omdat we in hen dezelfde onschuld zien.
Dit verklaart waarom het lam werkelijk 'de zonden der wereld wegneemt': het lam vertegenwoordigt onschuld, en de Verzoening 'neemt de zonden weg'. In de staat van onschuld zien we de Verzoening zoals ze werkelijk is. Door onze schuld zagen we haar als duisternis en straf, maar in onze onschuld zien we haar als de zuivere bevrijding die ze in werkelijkheid is: de erkenning dat de afscheiding van God heeft nooit heeft plaatsgevonden en dat we, onschuldig als een lam, nog altijd thuis zijn bij Hem.
(Toelichtingen door Robert Perry)
7. De Verzoening zelf straalt niets dan waarheid uit. Ze is daarom de verpersoonlijking van onschadelijkheid, en van haar gaat alleen zegen uit. Ze zou dit niet kunnen doen als ze uit iets anders was voortgekomen dan volmaakte onschuld. Onschuld is wijsheid, omdat ze zich van geen kwaad bewust is, en het kwaad niet bestaat. Ze is zich evenwel volkomen bewust van al wat waar is. De opstanding heeft aangetoond dat niets de waarheid kan vernietigen. Het goede kan elke vorm van kwaad weerstaan, zoals het licht alle vormen van duisternis verdrijft. Daarom is de Verzoening de volmaakte les. Ze is het definitieve bewijs dat alle andere lessen die ik onderwezen heb waar zijn. Als je deze ene veralgemening nu aanvaarden kunt, hoef je niet via talrijke kleinere lessen te leren. Je bent van alle vergissingen verlost als je dit gelooft.
Velen van ons geloven dat we de zonde, die ons heeft afgescheiden van God, hebben uitgewist doordat we ervoor geboet hebben, via Jezus die ervoor gestorven is. Met andere woorden: onze verzoening met God heeft plaatsgevonden door de offerdood. Dat is de betekenis van Verzoening in het christendom.
In de visie van Een cursus in wonderen is er echter nooit een breuk geweest tussen God en ons, want niets kan ons scheiden van God. En dus is de zonde (de oorzaak van de breuk) er evenmin. Niets kan de onschuld bezoedelen die God bij onze schepping in ons heeft geplaatst.
Wat we dus uit moeten wissen zijn niet onze zonden, maar ons geloof daarin. En dat is wat de Verzoening doet: ze maakt ons wakker uit de droom van zonde. We verzoenen we ons dus niet met God door de offerdood, maar door te ontwaken tot eindeloos leven. We ontwaken uit de illusie dat alles dit onbeperkte leven, dat we met God delen, in gevaar kan brengen. Dat is de betekenis van de opstanding, Jezus' bewijs dat 'niets de waarheid kan vernietigen', dat 'het goede elke vorm van kwaad kan weerstaan, zoals het licht alle vormen van duisternis verdrijft'. Ze is het bewijs dat onschuld de ultieme kracht is. Daarom bracht niet de kruisiging de Verzoening tot stand, maar de opstanding (T3.I.1:2). We verzoenen ons met God door het leven, niet door de dood.
De Cursus wijkt in deze alinea nog op een ander punt af van de traditionele zienswijze over de opstanding. Deze is altijd gezien als een verklaring over Jezus. Als Gods rechtvaardiging van hem, het bewijs van zijn goddelijkheid. Maar hier noemt Jezus het 'het definitieve bewijs' van een algemeen principe, dat wil zeggen: een principe dat op iedereen van toepassing is. Het is het principe dat in de strijd tussen leven (waarheid, goedheid, licht, onschuld) en dood (illusie, kwaad, duisternis, schuld) het leven altijd wint. Dat er in feite zelfs geen strijd is, omdat het leven de dood eenvoudig weg schijnt. Wanneer we de opstanding en de Verzoening zo kunnen zien, hoeven we deze eeuwige waarheid niet te leren 'via talrijke kleinere lessen', maar haar bij voorbaat aanvaarden en vervolgens toepassen op elke situatie die we tegenkomen.
Hoe zou ons leven eruitzien, wanneer we elke situatie zouden benaderen met de vaste overtuiging dat het leven — waarheid, goedheid, licht, onschuld — altijd wint? Dat dit ons 'van alle vergissingen verlost'?
(Toelichtingen door Robert Perry)
8. De onschuld van God is de ware toestand van de denkgeest van Zijn Zoon. In deze toestand kent jouw denkgeest God, want God is niet symbolisch, Hij is een Feit. Als je Zijn Zoon kent zoals hij is, besef je dat de Verzoening – en niet een offer – de enige passende gave is voor Gods altaar, waarop niets dan volmaaktheid hoort. Het inzicht van de onschuldigen is de waarheid. Daarom stralen hun altaren waarlijk van licht.
De laatste alinea van deze paragraaf bevestigt dat onschuld een parel van grote waarde is. Onschuld is onze ware aard. Onschuld openbaart God aan ons. Onschuld laat ons de waarheid zien. In haar aloude en ongerepte licht beseffen we dat we geen offer op het altaar moeten leggen om een boze God tevreden te stellen, maar het nederige besef dat, in het licht van Gods Liefde, onze vergissingen niets hebben veranderd. Want het is niet de dood die ons redt van een wraakzuchtige God, maar de onschuld die ons redt van een levende dood, los van een liefdevolle God.
(Toelichtingen door Robert Perry)
* In de Bijbel staat: ‘Dan zal de wolf bij het schaap verkeren en de panter zich neerleggen bij het bokje; het kalf, de jonge leeuw en het mestvee zullen tezamen zijn en een kleine jongen zal ze hoeden.’ (Js.11:6, NBG).