Hoofdstuk 29

Het ontwaken

IX. De droom van vergeving

 

1. De slaaf van afgoden is een gewillige slaaf. Want gewillig moet hij zijn om zich in aanbidding neer te buigen voor wat geen leven heeft, en in het machteloze op zoek te gaan naar macht. Wat is er toch met de heilige Zoon van God gebeurd dat dit zijn wens kon zijn: zich lager dan de stenen op de grond te laten vallen, en van afgoden te verwachten dat ze hem helpen opstaan? Luister dan naar jouw verhaal in de droom die jij hebt gemaakt, en vraag jezelf af of het niet de waarheid is dat jij gelooft dat het géén droom is.

 

Hoe kunnen wij, de Zoon van God, onszelf tot slaaf maken van afgoden? Hoe kunnen we neerknielen voor iets dat levenloos is? Hoe kunnen we, Gods eigen Zoon, ons 'lager dan de stenen op de grond laten vallen', en vervolgens hopen dat levenloze afgoden ons helpen opstaan? We zijn zo afhankelijk van alle spullen en attributen van de wereld, dat het belachelijk lijkt om te geloven dat we de Zoon van God zijn. Hoe heeft dit kunnen gebeuren?

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

2. Er kwam een droom van oordelen binnen in de denkgeest die God even volmaakt geschapen heeft als Zichzelf. En in die droom werd de Hemel veranderd in de hel, en God tot vijand van Zijn Zoon gemaakt. Hoe kan Gods Zoon ontwaken uit die droom? Het is een droom van oordelen. Hij dient dus niet te oordelen, en hij zal ontwaken. Want de droom zal schijnbaar voortduren zolang hij er deel van is. Oordeel niet, want hij die oordeelt zal afgoden nodig hebben, die ervoor zullen zorgen dat het oordeel niet op hemzelf zal rusten. Ook kan hij het Zelf niet kennen dat hij veroordeeld heeft. Oordeel niet, want je maakt jezelf tot een deel van kwade dromen waarin afgoden je ‘ware’ identiteit zijn, en je verlossing van het oordeel nu in doodsangst en in schuld op jouw schouders wordt gelegd.

 

Deze alinea bevat het antwoord op de vraag hoe we onszelf tot slaaf van afgoden hebben gemaakt. Het nietig dwaas idee van de afscheiding liet ons geloven dat we een leven kunnen leiden dat los staat van God. Vervolgens geloofden we dat God ons hierom veroordeelde en ons zou straffen. Uit angst voor die straf maakten we een wereld met lichamen en objecten waarop we de angst konden projecteren. Het werd een wereld oftewel een droom van oordelen, want oordeel geeft ons een reden om anderen ais schuldig te zien en zelf vrijuit te gaan. Wanneer we beginnen te begrijpen dat in deze droom 'de Hemel veranderde in de hel', zullen we waarschijnlijk uit de droom willen ontwaken — door te stoppen met oordelen.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

3. Alle figuren in de droom zijn afgoden, gemaakt om jou te verlossen uit de droom. Ze maken echter deel uit van datgene waaruit ze jou geacht werden te verlossen. Zo zorgt een afgod dat de droom levend en verschrikkelijk blijft, want wie zou er zo’n droom kunnen wensen, als hij niet zelf in doodsangst en wanhoop verkeerde? En juist dit is waar de afgod voor staat, en hem aanbidden komt dus neer op het aanbidden van wanhoop en doodsangst, en van de droom waaruit die voortkomen. Oordelen is een onrechtvaardigheid jegens Gods Zoon, en het is rechtvaardigheid dat wie een oordeel over hem velt, de straf die hij zichzelf heeft opgelegd in de droom die hij gemaakt heeft, niet ontlopen zal. God weet wat rechtvaardigheid, niet wat straf is. Maar in de droom van oordelen val je aan en word je veroordeeld, en wens je de slaaf van afgoden te zijn die tussen jouw oordeel en de straf die dat met zich meebrengt zijn geplaatst.

 

Deze wereld is een droom van doodsangst en wanhoop. Het ego vertelt ons dat zijn afgoden ons uit deze droom zullen verlossen, maar aangezien afgoden deel uitmaken van de droom, versterken ze alleen maar de schijnbare werkelijkheid ervan en daarmee ook de angst en wanhoop. We beoordelen anderen als degenen die gezondigd hebben en dus schuldig zijn, en daarom de gerechtvaardigde straf verdienen die anders óns zou treffen.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

4. Er kan geen verlossing zijn in de droom zoals jij die droomt. Want afgoden moeten er deel van zijn, om je te verlossen van wat jij denkt dat je hebt volbracht en aangericht om jezelf zondig te maken en het licht in jou te doven. Kindlief, het licht is er. Je droomt slechts, en afgoden zijn het speelgoed waarvan jij droomt dat je ermee speelt. Wie hebben er speelgoed nodig, behalve kinderen? Ze doen alsof ze over de wereld heersen, en geven hun speelgoed de macht rond te lopen en te praten, en te denken, te voelen, en te spreken namens hen. Maar alles wat hun speelgoed schijnt te doen speelt zich in de denkgeesten af van degenen die ermee spelen. Ze vergeten echter maar al te graag dat zij de droom waarin hun stukken speelgoed echt zijn zelf hebben bedacht, en ze zien niet in dat hun wensen hun eigen wensen zijn.

 

De mensen in ons leven zijn personages in onze droom. Ze spelen een rol die wij voor hen hebben bedacht. We kunnen dit vergelijken met het spel van een kind. Net als een kind spelen we dat wij de koning of koningin zijn en de figuren in de droom onze onderdanen. We geloven dat ze rondlopen, denken, voelen en spreken. 'Maar alles wat [ons] speelgoed schijnt te doen speelt zich in de denkgeesten af van degenen die ermee spelen'. In onze eigen denkgeest dus. Wij hebben, net als kinderen, ons 'speelgoed' de macht gegeven om te zijn en te doen wat ze in de droom lijken te zijn en te doen. Maar aangezien we de droom niet herkennen als een droom, beseffen we niet dat dit alleen onze eigen wensen zijn die we in de droom tot schijnbare werkelijkheid maken.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

5. Nachtmerries zijn kinderdromen. De stukken speelgoed hebben zich tegen het kind gekeerd dat geloofde dat hij ze tot werkelijkheid had gemaakt. Maar kan een droom aanvallen? Of kan een stuk speelgoed uitgroeien tot iets groots en gevaarlijks, iets woests en wilds? Dit gelooft het kind inderdaad, omdat hij zijn eigen gedachten vreest en die plaatsvervangend aan zijn stukken speelgoed geeft. En hun werkelijkheid wordt zijn eigen werkelijkheid, omdat ze hem schijnbaar van zijn gedachten verlossen. Ze houden zijn gedachten echter levend en werkelijk, maar dan buiten hem gezien, waar ze zich tegen hem kunnen keren voor zijn verraad jegens ze. Hij denkt dat hij ze nodig heeft om aan zijn gedachten te kunnen ontsnappen, omdat hij denkt dat die gedachten werkelijk zijn. En dus maakt hij van alles een stuk speelgoed, om ervoor te zorgen dat zijn wereld buiten hem blijft, en te spelen dat hij er slechts een deel van is.

 

In de fantasie van een kind kunnen stukken speelgoed 'uitgroeien tot iets groots en gevaarlijks, iets woests en wilds'. Aangezien de 'stukken speelgoed' in onze droom van de wereld onze eigen projecties zijn, blijft alles wat ze zijn en doen in onze denkgeest. De afgoden verlossen ons dus niet en lijken zich daardoor tegen ons te keren. Toch klampen we ons hardnekkig vast aan de droom, om de mogelijkheid tot projectie in stand te houden en zelf buiten schot te blijven.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

6. Er komt een moment dat de kindertijd voorgoed achter de rug en voorbij zou moeten zijn. Probeer geen kinderspeelgoed te bewaren. Dank het allemaal af, want je hebt het niet meer nodig. De droom van oordelen is een kinderspel, waarin het kind de vader wordt, machtig, maar met het beetje wijsheid van een kind. Wat hem kwetst wordt vernietigd, wat hem helpt, gezegend. Zij het dan dat hij dit beoordeelt als een kind dat niet weet wat kwetst en wat genezen zal. En er lijken erge dingen te gebeuren, en hij is bang voor al de chaos in een wereld die naar hij meent geregeerd wordt door de wetten die hij heeft gemaakt. Toch is de werkelijke wereld niet beïnvloed door de wereld die hij voor werkelijk houdt. En evenmin zijn haar wetten veranderd omdat hij het niet begrijpt.

 

Wij belonen onze vrienden met een glimlach en onze gunsten, en straffen onze vijanden door hen aan te vallen. Maar net als een kind missen we de wijsheid om te weten wie werkelijk onze vijand en wie werkelijk onze vriend is. Onze vijand is oordeel, en onze vriend is iedereen.

Om dit te begrijpen moeten we ons 'speelgoed' loslaten: 'Dank het allemaal af, want je hebt het niet meer nodig'. We moeten inzien dat er nooit iets is gebeurd dat ons zondig heeft gemaakt; dat we dus geen wereld nodig hebben als projectiescherm voor onze schuld en geen afgoden om ons te verlossen. Dit besef brengt ons naar de werkelijke wereld, die niet beïnvloed wordt door ons geloof in de werkelijkheid van een droom en de figuren daarin.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

7. De werkelijke wereld is nog altijd slechts een droom. Maar met andere figuren. Die worden niet gezien als afgoden die verraad plegen. Het is een droom waarin niemand gebruikt wordt ter vervanging van iets anders, noch wordt geplaatst tussen de gedachten die de denkgeest bedenkt en wat hij ziet. Niemand wordt gebruikt voor iets wat hij niet is, want alle kinderdingen zijn afgedankt. En wat ooit een droom van oordelen was, is nu veranderd in een droom waar alles vreugde is, want dat is het doel dat hij heeft. Alleen dromen van vergeving kunnen hier binnengaan, want tijd is nagenoeg voorbij. En de vormen die in de droom binnenkomen worden nu als broeders gezien, zonder oordeel, maar in liefde.

 

In onze huidige droom klampen we ons aan iemand vast en zeggen: 'Ik hou van jou! Jij bent mijn favoriete persoon'. En we denken: 'Jouw belangrijkste taak is mij alles te geven wat ik mis'. In de droom van de werkelijke wereld ontmoeten we onze broeders en zeggen we: 'Ik hou van jou! Jij bent aan mij gelijk en we delen alles, want we hebben alles'.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

8. Dromen van vergeving hoeven niet lang te duren. Ze zijn niet gemaakt om de denkgeest te scheiden van wat hij denkt. Ze proberen niet te bewijzen dat de droom door iemand anders wordt gedroomd. En in deze dromen wordt een melodie gehoord die eenieder zich herinnert, ook al heeft hij ze van voor het begin aller tijden niet meer gehoord. Eenmaal totaal brengt vergeving tijdloosheid zo dichtbij dat het lied van de Hemel te horen is; niet met de oren, maar met de heiligheid die het altaar dat voor eeuwig diep in Gods Zoon verblijft, nooit verlaten heeft. En wanneer hij dit lied opnieuw hoort, weet hij dat hij het nooit níet heeft gehoord. En waar is de tijd, wanneer dromen van oordelen zijn afgedankt?

 

Wij lijken een personage te zijn in de droom van iemand anders, maar in dromen van vergeving weten we dat wij de dromer zijn van onze eigen droom. In deze droom beginnen we het lied van de Hemel te horen (T21.l) en beseffen we dat we het altijd al hebben gehoord. We waren ons daar alleen niet van bewust. Nu we het horen — niet met onze fysieke oren maar met onze innerlijke heiligheid zal het niet lang meer duren voordat 't het enige is dat we nog horen. Want dan zullen we eindelijk thuis zijn.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

9. Telkens wanneer je enige vorm van angst voelt, – en je bent angstig wanneer jij niet een diepe voldaanheid en vast vertrouwen op hulp voelt, of de kalme verzekering dat de Hemel jou vergezelt – weet dan dat je een afgod hebt gemaakt, en gelooft dat die jou zal verraden. Want onder de hoop dat hij je zal verlossen ligt de schuld en de pijn van zelfverraad en onzekerheid, zo bitter en intens dat de droom niet volledig je hele gevoel van doem kan verbergen. Je zelfverraad moet wel uitmonden in angst, want angst is oordelen, en dat leidt onherroepelijk tot de verwoede zoektocht naar afgoden en de dood.

 

Wanneer we geen diepe voldaanheid voelen, er niet op vertrouwen dat er altijd hulp is, en er niet zeker van zijn dat de Hemel ons nu en altijd vergezelt, verkeren we in een staat van angst. Deze angst komt voort uit het geloof dat een afgod waar we op rekenen ons in de steek zal laten, oftewel verraden. Dit is het gevolg van onze projectie van zelfverraad. We hebben ons Zelf verraden door ons geloof in afscheiding, maar ondanks de projectie daarvan op de wereld en anderen, blijft de angst voor Gods straf in onze denkgeest aanwezig. Daarom blijven we op zoek naar afgoden die ons moeten beschermen, maar die allemaal zullen falen omdat ons lichaam uiteindelijk sterft.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

10. Dromen van vergeving herinneren jou eraan dat jij in veiligheid leeft en jezelf niet hebt aangevallen. Zo smelten je kinderangsten weg, en worden dromen het teken dat je een nieuw begin hebt gemaakt, en niet weer een poging hebt ondernomen om afgoden te aanbidden en aanval te behouden. Dromen van vergeving zijn vriendelijk voor ieder die in de droom figureert. En zo brengen ze de dromer volledige bevrijding van angstdromen. Hij vreest zijn oordeel niet, want hij heeft niemand geoordeeld, noch heeft hij getracht door middel van oordelen bevrijd te worden van datgene wat het oordeel moet opleggen. En al die tijd herinnert hij zich wat hij vergeten was toen oordelen de manier leek om hem van de straf ervan te verlossen.

 

We maken een nieuw begin wanneer we erkennen dat we een verkeerde leraar hebben gevolgd het ego en nu bereid zijn de Heilige Geest te volgen. Als we deze keuze maken dromen we de droom van vergeving, waarin we 'vriendelijk [zijn] voor ieder die in de droom figureert'. Niemand zit gevangen in een rol die we hem of haar hebben opgelegd. Het loslaten van oordelen is de eerste stap. Als we niet meer oordelen, nemen we de projectie daarvan op anderen terug en hoeven we dus niet meer bang te zijn voor hun oordelen. Dan zullen we ons weer herinneren dat we nog altijd thuis zijn bij God, dat er geen enkele reden is om bang te zijn voor straf, en dat er dus niets is waaraan we moeten ontsnappen door onze broeders te veroordelen.

(Toelichtingen door Robert Perry)