Hoofdstuk 11
God of het ego
III. Van duisternis naar licht
1. Wanneer je vermoeid bent, bedenk dan dat jij jezelf pijn hebt gedaan. Je Trooster zal jou rust schenken, maar jij kunt dat niet. Jij weet niet hoe, want als je dat wist, had je nooit vermoeid kunnen raken. Je kunt op geen enkele manier lijden – tenzij jij jezelf pijn doet – want dat is niet Gods Wil voor Zijn Zoon. Pijn is niet van Hem afkomstig, want Hij kent geen aanval en Zijn vrede omringt jou in stilte. God is heel vredig, want in Hem is geen conflict. Conflict is de wortel van alle kwaad, want doordat het blind is ziet het niet wie het aanvalt. Toch valt het altijd de Zoon van God aan, en de Zoon van God ben jij.
Wij zien vermoeidheid als het natuurlijke gevolg van het verbruiken van energie. Maar Jezus zegt hier dat we moe worden wanneer we onszelf gekwetst hebben. En dat is niet Gods Wil voor ons.
Wij vermoeien onszelf door aanval, door conflicten met anderen. 'Conflict is de wortel van alle kwaad'. Heb je je, toen je iemand aanviel, fysiek of in gedachten, ooit verblind gevoeld door je boosheid of frustratie? Dat is een aanwijzing voor de aard van een aanval. Een aanval is altijd blind, zo blind dat je, wanneer je aanvalt, niet beseft dat je de Zoon van God aanvalt — in de ander en in jezelf. We zitten gevangen in deze blindheid, daarom hebben we de Heilige Geest nodig. En daarom kan alleen Hij ons rust geven. Aan het einde van deze paragraaf zullen we ontdekken hoe Hij dat doet.
(Toelichtingen door Robert Perry)
2. Gods Zoon heeft inderdaad troost nodig, want hij weet niet wat hij doet, omdat hij gelooft dat zijn wil niet van hem is. Het Koninkrijk behoort hem toe en toch doolt hij ontheemd rond. Thuis in God is hij eenzaam, en te midden van al zijn broeders is hij zonder vrienden. Zou God toelaten dat dit werkelijkheid was, terwijl Hijzelf niet alleen wilde zijn? En als jouw wil de Zijne is, kan het niet waar zijn voor jou, omdat het niet waar is voor Hem.
Wat een schrijnende beschrijving van onze toestand! We weten niet wat we doen. Als we aanvallen geloven we dat we onze eigen wil volgen, terwijl we in feite een vreemde wil gehoorzamen. We zijn als een koning die een heel koninkrijk bezit, maar onder invloed van deze vreemde wil kiest om dakloos en berooid rond te zwerven. Erger nog, deze koning is in werkelijkheid thuis in zijn paleis, omringd door zijn liefdevolle vader en broeders, maar in zijn waanzin voelt hij zich volslagen alleen. Terwijl hij veilig in zijn bed ligt, verbeeldt hij zich dat hij een dakloze zwerver is.
Dit is onze toestand. Dit is de reden waarom we troost nodig hebben. En de kern van deze troost is dit ene feit: God laat niet toe dat dit waar is.
(Toelichtingen door Robert Perry)
3. O mijn kind, als je eens wist wat God voor jou* wil, zou je vreugde compleet zijn! En wat Hij wil is geschied, want het was altijd al waar. Wanneer het licht komt en jij* gezegd hebt: ‘Gods Wil is de mijne,’ zul je zulk een schoonheid zien dat je zult weten dat die niet van jou* afkomstig is. Van pure vreugde zul jij schoonheid creëren in Zijn Naam, want jouw vreugde* kan net zomin worden ingedamd als de Zijne. De kille kleine wereld zal in het niets verdwijnen, en je hart zal zo vervuld zijn van vreugde dat het de Hemel in danst, en ingaat tot de Tegenwoordigheid van God. Ik kan je niet zeggen hoe dat zal zijn, want je hart is er niet klaar voor*. Maar ik kan je wel zeggen, en jou er vaak aan herinneren, dat wat God voor Zichzelf wil, Hij voor jou wil, en wat Hij voor jou wil, is van jou*.
Toepassing : Lees deze alinea nog een keer heel langzaam en aandachtig, terwijl je je naam invoegt bij de sterretjes (***).
Wij zijn die koning, thuis in ons paleis, maar gevangen in een nachtmerrie waarin we eenzaam en dakloos rondzwerven. In deze alinea vertelt Jezus ons het goede nieuws nieuws dat onze stoutste dromen overtreft. Als we alleen maar Gods Wil als de onze aanvaarden, zullen we een diepe vreugde ervaren en ons koesteren in de schoonheid van Zijn Koninkrijk. Ons hart zal zich niet in kunnen houden; het zal de wereld verlaten en de Tegenwoordigheid van God binnendansen. Jezus klinkt zo opgetogen als hij dit zegt! Hij weet precies hoe het is, maar hij kan het ons niet vertellen omdat we er nog niet klaar voor zijn. Daarom moet hij zich beperken tot enkele verleidelijke beschrijvingen en tot de simpele, maar schitterende verklaring dat wat God voor Zichzelf wil, van ons is.
(Toelichtingen door Robert Perry)
4. De weg is niet zwaar, maar wel heel anders. Jouw weg is een weg van pijn, waar God niets van weet. Die weg is inderdaad zwaar en heel eenzaam. Angst en verdriet zijn je gasten, en ze begeleiden en vergezellen je onderweg. Maar de duistere reis is niet de weg van Gods Zoon. Wandel in het licht en heb geen oog voor die duistere metgezellen, want ze zijn niet geschikt als metgezel voor de Zoon van God, die uit licht en in het licht geschapen werd. Het Grote Licht omgeeft jou altijd en straalt door jou uit. Hoe kun jij in zo’n licht die duistere metgezellen zien? Als jij hen ziet, komt dat alleen doordat je ontkent dat het licht er is. Ontken daarentegen dat zij er zijn, want het licht is hier en de weg is vrij.
Zodra we horen dat de weg naar huis 'heel anders' is, gaan we ervan uit dat het een moeilijke weg zal zijn, vol opoffering, lijden en eenzaamheid. Maar dat is juist de weg waarop we ons nu bevinden. Het is de 'weg van pijn', een 'duistere reis', een eenzame zwerftocht waarop onze enige metgezellen angst en verdriet zijn. Beschrijft dit niet de weg van de mens? Temidden van onze vrienden en familieleden voelen we ons eenzaam en geïsoleerd. Is er iemand op wie we werkelijk kunnen rekenen, welke uitdagingen ook op ons pad komen? Waar we in elk geval op kunnen rekenen zijn onze gevoelens van onrust, angst, pijn, onzekerheid, eenzaamheid en verdriet. Wie ons ook verlaat, zij zullen dat nooit doen. Ze zijn onze onafscheidelijke 'duistere metgezellen'.
Wie zou dit pad niet meteen verlaten als dat mogelijk was? En dat is precies wat Jezus ons vraagt te doen: 'Wandel in het licht en heb geen oog voor die duistere metgezellen'. Kom op, Gods Zoon, dergelijke metgezellen zijn je onwaardig. Negeer ze en richt je blik op het Grote Licht dat van je uitstraalt en je weg verlicht. Er is een andere weg om te bewandelen, 'want het licht is hier en de weg is vrij'.
(Toelichtingen door Robert Perry)
5. God houdt niets verborgen voor Zijn Zoon, ook al wil Zijn Zoon zichzelf verbergen. Maar de Zoon van God kan zijn luister niet verbergen, want God wil dat hij luisterrijk is, en Hij schonk hem het licht dat in hem schijnt. Je zult nooit de weg kwijtraken, want God leidt jou. Wanneer je afdwaalt, maak je slechts een reis die niet werkelijk is. De duistere metgezellen, de duistere weg, het zijn allemaal illusies. Wend je tot het licht, want het vonkje in jou maakt deel uit van een licht zo groot dat het jou voorgoed kan weghalen uit alle duisternis. Want je Vader is je Schepper, en jij bent zoals Hij.
Toepassing : Zeg tegen jezelf:
Ik kan mijn luister niet verbergen,
want God wil dat ik luisterrijk ben.
Hij schonk mij het licht dat in mij schijnt,
en dat mijn weg verlicht.
Ik kan nooit de weg kwijtraken,
want God leidt mij.
We kunnen de Grote Stralen niet uitschakelen. God wil dat ze voor altijd van ons uitstralen. Ze verlichten onze weg. En God Zelf leidt ons via de Heilige Geest. Daarom kunnen we de weg nooit kwijtraken, we kunnen alleen tijdelijk afdwalen. Maar ook als dat gebeurt, gaan we in werkelijkheid nergens anders heen. Wanneer we het pad verlaten, beginnen we aan een illusoire tocht door een donker bos dat niet werkelijk is. We kunnen ons weer tot het licht in onszelf wenden, en dat licht zal ons weghalen uit de duisternis.
Toepassing : Als je het gevoel hebt dat je van het pad van de Heilige Geest bent afgedwaald, realiseer je dan dat dit een illusie is. Realiseer je ook dat het licht van de Grote Stralen nog altijd in je is en vraag aan de Heilige Geest: 'Help me om terug te keren naar het juiste pad'.
(Toelichtingen door Robert Perry)
6. De kinderen van het licht kunnen niet in duisternis wonen, want er is geen duisternis in hen. Laat je niet misleiden door die duistere troosters, en laat hen nooit binnen in de denkgeest van Gods Zoon, want in Zijn tempel is geen plaats voor hen. Wanneer je in de verleiding komt Hem te loochenen, bedenk dan dat er geen andere goden zijn om te plaatsen voor Zijn aangezicht, en aanvaard in vrede Zijn Wil voor jou. Want je kunt die op geen andere manier aanvaarden.
Velen van ons hebben geleerd dat het lichaam de tempel van God of de Heilige Geest is, maar in werkelijkheid is onze denkgeest dat. Willen we valse goden in die tempel binnenlaten? Dat is namelijk wat we doen wanneer we angst en verdriet binnen nodigen. Het gaat er niet om deze en andere gevoelens te ontkennen of te verdringen, maar om ons te realiseren dat ze deel zijn van het illusoire lichaam. Met deze gevoelens wil het ego het lichaam werkelijk maken. Dát is de verleiding God te loochenen en andere goden voor Zijn aangezicht te plaatsen. Ondanks deze gevoelens is het mogelijk om Gods vrede te ervaren.
Toepassing : Denk aan iets wat angst of verdriet bij je oproept. Stel je dan je denkgeest voor als Gods heilige tempel, en je angst en verdriet als de duisteren metgezellen die je daarin hebt uitgenodigd. Zeg dan:
Ik laat deze afgoden niet binnen in de tempel van Gods Zoon, want in Zijn tempel is geen plaats voor hen.
Er zijn geen andere goden om voor Gods aangezicht te plaatsen.
(Toelichtingen door Robert Perry)
7. Alleen Gods Trooster kan jou troosten. In de stilte van Zijn tempel wacht Hij om je de vrede te geven die jou toekomt. Geef Zijn vrede, opdat je de tempel mag betreden en ontdekken dat die op jou wacht. Maar wees heilig in de Tegenwoordigheid van God, anders zul je niet weten dat jij daar bent. Want wat ongelijk is aan God, kan Zijn Denkgeest niet binnengaan, dat was immers niet Zijn Gedachte en behoort Hem dus niet toe. En jouw denkgeest dient even zuiver te zijn als de Zijne, wil je weten wat jou toebehoort. Waak met zorg over Zijn tempel, want Hijzelf vertoeft daar en verblijft er in vrede. Je kunt niet ingaan tot Gods Tegenwoordigheid met die duistere metgezellen aan je zijde, maar je kunt die ook niet alléén betreden. Al jouw broeders moeten met jou mee naar binnen gaan, want jij kunt niet binnengaan totdat jij hen hebt aanvaard. Je kunt heelheid immers niet begrijpen tenzij jij heel bent, en geen enkel deel van de Zoon mag worden uitgesloten, wil hij de Heelheid van zijn Vader kennen.
8. In je denkgeest kun je het hele Zoonschap aanvaarden en het zegenen met het licht dat jouw Vader eraan gaf. Dan ben je waardig om met Hem in de tempel te verblijven, want het is jouw wil niet alleen te zijn. God heeft Zijn Zoon voor eeuwig gezegend. Als jij hem zegent in de tijd, zul je in de eeuwigheid zijn. De tijd kan jou niet van God scheiden als je die ten gunste van het eeuwige gebruikt.
Toepassing :
Stel je je denkgeest voor als een gebouw, dat weerspiegelt waarvoor het momenteel wordt gebruikt.
Welk soort gebouw zie je?
Ga nu dat gebouw binnen.
Er lopen allerlei duistere figuren met je mee je negatieve emoties.
Een ervan is je angst.
Een andere je boosheid.
Weer een andere je intolerantie.
Een vierde je pijn.
Als je goed om je heen kijkt zie je een gouden deur de deur naar de tempel van God.
Je begint naar die deur toe te lopen, en je duistere vrienden lopen met je mee.
Maar als je voor de deur staat, realiseer je je dat ze niet met jou naar binnen kunnen.
Om naar binnen te kunnen, moet je denkgeest even zuiver zijn als die van God.
Daarom stuur je je duistere vrienden weg, en nodigt in plaats daarvan je broeders uit — al je broeders, ook degenen van wie je bent vervreemd of die je niet mag.
Zie ze allemaal om je heen staan, terwijl je je samen met hen voorbereidt om Gods Tegenwoordigheid binnen te gaan.
Nu je hen allemaal in liefde hebt aanvaard, is je denkgeest even zuiver als die van God.
Wat een geweldig gevoel!
Open nu de gouden deur en ga naar binnen.
Je ziet een altaar, met daarop een symbool van God, die op je wacht om je Zijn vrede te schenken.
Kijk dan om je heen en realiseer je dat dit hetzelfde gebouw is dat je zoëven hebt verlaten, maar dat je het nu anders ziet.
Je beseft dat je denkgeest altijd al de tempel van God is geweest, en dat God hier altijd is geweest.
Door je duistere metgezellen te verbannen en je broeders uit te nodigen ben je nu in staat om dit te zien.
Ervaar de vreugde die in je opkomt, nu je samen met al je broeders God nadert en Zijn eeuwigdurende troost ontvangt.
(Toelichtingen door Robert Perry)