Hoofdstuk 1

De betekenis van wonderen

V. Heelheid en geest

 

1. Het wonder lijkt veel op het lichaam in die zin dat het beide leermiddelen zijn om een toestand te bevorderen waarin ze overbodig worden. Wanneer de oorspronkelijke staat van de geest, rechtstreekse communicatie, is bereikt, dient noch het lichaam noch het wonder enig doel. Zolang jij echter gelooft dat je in een lichaam bent, heb je de keuze uit liefdeloze en wonderbare uitdrukkingskanalen. Je kunt een lege huls produceren, maar jij kunt niet volstrekt niets uitdrukken. Je kunt wachten, talmen, jezelf verlammen of je creativiteit tot nagenoeg niets reduceren. Maar je kunt die niet tenietdoen. Je kunt je middel tot communicatie vernietigen, maar niet je vermogen. Jij hebt jezelf niet geschapen.

 

We hebben niet voor altijd wonderen nodig. Uiteindelijk brengen ze ons naar een plaats waar ze overbodig zijn, omdat er in de Hemel geen behoeften zijn niets om te vullen, niets om te herstellen, niets om te genezen. Zolang we hier zijn, zijn zowel wonderen als het lichaam leermiddelen. Dat we kunnen leren van wonderen is gemakkelijk te begrijpen, maar hoe kunnen we leren van het lichaam? Door wat we via het lichaam uitdrukken. Elke gedachte die erdoor wordt uitgedrukt, wordt versterkt en vollediger geleerd. We hebben dus een keuze: gebruiken we ons lichaam om wonderen uit te drukken of liefdeloosheid? Misschien denken we dat we neutraliteit uit kunnen drukken, dat we bij een bepaalde ontmoeting een middenweg kunnen bewandelen tussen wonderen en liefdeloosheid. Maar er is geen middenweg. We drukken ofwel het een ofwel het ander uit. Welke van de twee wordt het?

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

2. De fundamentele beslissing van een wondergericht iemand is niet langer dan nodig de tijd te rekken. Tijd is een verspilling, en kan verspild worden. De wonderdoener aanvaardt daarom de factor tijdsbeheersing graag. Hij erkent dat iedere samenvouwing van de tijd iedereen dichter bij de uiteindelijke verlossing van de tijd brengt, waarin de Zoon en de Vader één zijn. Gelijkheid veronderstelt geen gelijkheid nu. Wanneer iedereen inziet dat hij alles heeft, zullen individuele bijdragen aan het Zoonschap niet langer nodig zijn.

 

De verklaring 'tijd is een verspilling, en kan verspild worden' is helemaal waar. Als problemen lang genoeg blijven voortduren, geven alle betrokkenen het uiteindelijk op en verandert de situatie langzaam in een vacuüm. Daarom is de wonderdoener blij met een hulpmiddel dat de tijd versnelt, dat de scène vooruitspoelt naar het punt waarop het probleem is opgelost. Elke keer wanneer dat gebeurt, komen we een beetje dichter bij het eind van de weg, bij de vreugdevolle reünie van de Vader en de Zoon.

Ieder van ons heeft een unieke rol in dit proces, een rol die past bij onze speciale talenten. Dat we in werkelijkheid gelijk zijn, betekent niet dat Gods plan gebruik maakt van gelijkheid. Zolang we hier zijn gebruikt de Heilige Geest onze unieke gaven.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

3. Wanneer de Verzoening voltooid is, zullen alle Zonen van God in alle talenten delen. God bevoorrecht niet. Al Zijn kinderen hebben Zijn totale liefde en al Zijn gaven worden vrijelijk en gelijkelijk aan allen geschonken. ‘Als gij niet wordt als kleine kinderen’ betekent: als je niet ten volle inziet dat je volkomen afhankelijk bent van God, kun je niet de werkelijke macht van de Zoon in zijn ware relatie tot de Vader kennen. De speciaalheid van Gods Zonen berust niet op uitsluiting maar op insluiting. Al mijn broeders zijn speciaal. Als zij geloven dat zij iets ontberen, wordt hun waarneming vervormd. Wanneer dat gebeurt, is de hele familie van God, het Zoonschap, in haar relaties aangetast.

 

Een van de redenen waarom deze eerste hoofdstukken zo moeilijk te lezen zijn, is dat de tekst soms van het ene naar het andere thema springt. Zo ook in deze alinea. Het eerste deel gaat over de gelijkheid die in de voorgaande alinea werd besproken. Terwijl Gods plan berust op de uniciteit van onze verschillende talenten, bestaat deze uniciteit niet meer wanneer het plan is vervuld en we ontwaakt zijn in de Hemel: 'Alle zonen van God delen in alle talenten'.

God is niet oneerlijk. Hij geeft al Zijn Liefde, alles wat Hij heeft, aan elk deel van het Zoonschap. Het tweede deel van deze alinea gaat over speciaalheid in positieve zin: niemand is 'minder' in de ogen van God. Wanneer we dat niet geloven, heeft dat gevolgen voor 'de hele familie van God', oftewel het Zoonschap, omdat dit één is.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

4. Uiteindelijk moet ieder lid van de familie van God terugkeren. Het wonder roept hem op terug te keren, want het zegent en eert hem, ook al is hij in de geest afwezig. ‘God laat niet met Zich spotten’ is geen waarschuwing maar een geruststelling. God zou met Zich laten spotten als het één van Zijn scheppingen aan heiligheid ontbrak. De schepping is heel, en het merkteken van heelheid is heiligheid. Wonderen zijn bevestigingen van Zoonschap, wat een staat van compleetheid en overvloed is.

 

Ik heb ooit een spiritueel pad gevolgd dat zei dat zielen soms zo kunnen verdwalen en corrupt kunnen worden, dat ze niet meer terug kunnen keren. De Cursus leert echter dat elk lid van Gods familie terug moet keren. Het wonder roept ieder van ons terug naar huis. Het eert ons omdat we deel uitmaken van de familie, ook al denken we dat we deze lang geleden verlaten hebben.

Ik vind de herinterpretatie van 'God laat niet met zich spotten' prachtig. De originele verklaring in de Bijbel luidt: 'God laat niet met zich spotten. Wat een mens zaait, zal hij oogsten' (Galaten 6:7). Dit betekent: 'Wees gewaarschuwd! Als je Gods wetten breekt heeft Zijn macht het laatste woord. Hij zal ervoor zorgen dat je moet boeten voor je zonden'. De herinterpretatie van de Cursus luidt: 'Wees gerust. Als je jezelf ziet als een zondaar heeft Gods macht het laatste woord: je bent nog steeds Zijn Heilige Zoon'.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

5. Al wat waar is is eeuwig, en kan niet veranderen of veranderd worden. De geest is daarom onveranderbaar omdat hij reeds volmaakt is, maar de denkgeest kan kiezen wat hij dienen wil. De enige beperking opgelegd aan zijn keuze is dat hij geen twee heren dienen kan. Als de denkgeest daarvoor kiest, kan hij het middel worden waardoor de geest volgens het patroon van zijn eigen schepping schept. Als hij daar niet vrijelijk voor kiest, behoudt hij zijn scheppende aanleg, maar plaatst zichzelf onder tirannieke in plaats van Gezaghebbende leiding. Bijgevolg neemt hij gevangen, want zo luiden de decreten van tirannen. Veranderen van denken wil zeggen: het aan ware Autoriteit ter beschikking stellen.

 

Als geest hebben we geen verandering nodig. Hij is een volmaakte schepping. Hij is altijd verenigd met God. Het veranderen van de denkgeest bestaat uit het veranderen van zijn keuze wie hij wil dienen. Hij kan het ego dienen, maar het ego is een tiran. Als we daarvoor kiezen zullen onze daden anderen gevangen zetten, omdat we de bevelen van een tiran opvolgen.

Onze denkgeest kan ook de Heilige Geest dienen, en in dat geval zullen we liefde uitbreiden.

Dan bevrijden we in plaats van gevangen te zetten.

Ons antwoord is meestal: 'Ik wil de vrijheid hebben om beide te doen. Ik wil mijn mogelijkheden openhouden en in elke situatie, op elk moment, beslissen waar ik voor kies'. Maar het is onmogelijk om voor twee kandidaten te kiezen die elkaar wederzijds uitsluiten.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

6. Het wonder is een teken dat de denkgeest besloten heeft door mij geleid te worden in Christus’ dienst. De overvloed van Christus is het natuurlijk gevolg van de keuze Hem te volgen. Alle ondiepe wortels moeten worden uitgerukt, omdat ze niet diep genoeg gaan om jou te voeden en te dragen. De illusie dat ondiepe wortels diepte en stevigheid gegeven kan worden, is een van de verdraaiingen waarop de omkering van de Gulden Regel berust. Wanneer deze valse steunpunten worden opgegeven, wordt het evenwicht tijdelijk als onstabiel ervaren. Niets is echter minder stabiel dan een op z’n kop staande oriëntatie. En evenmin kan iets wat die op z’n kop houdt, bevorderlijk zijn voor een verhoogde stabiliteit.

 

Alle uiterlijkheden die ons aantrekken omdat we ze zien als een bron van verlossing, moeten worden opgegeven. Dat klinkt angstaanjagend, maar Jezus vergelijkt ze met 'ondiepe wortels', en ondiepe wortels bieden noch voldoende voeding, noch voldoende stabiliteit. Hebben de dingen van de wereld je ooit werkelijk gevoed zoals ze beloofd hadden?

Als we deze uiterlijkheden beginnen los te laten, kunnen we gedesoriënteerd raken. We verliezen ons gevoel van evenwicht. De dingen van de wereld hebben ons echter nooit werkelijke stabiliteit gegeven, omdat ze onderdeel zijn van onze op-z'n-kop-waarneming. Wij denken een lichaam te zijn in plaats van geest (zie toelichting bij wonderprincipe 23). Om ons zekerder te voelen, proberen we deze omgekeerde oriëntatie te handhaven door steeds meer dingen van de wereld na te jagen. Dit creëert echter alleen een pseudo-stabiliteit: de illusie dat we hebben wat we nodig hebben. Diep vanbinnen weten we dat dit niet zo is, dat we de waarheid alleen uit kunnen stellen en ooit onze valse steunpunten op moeten geven.

(Toelichtingen door Robert Perry)