Hoofdstuk 4

De illusies van het ego

II. Het ego en de valse autonomie

 

Deze paragraaf besteedt aandacht aan de nutteloze pogingen van het ego om zichzelf en zijn werkelijkheid te bevestigen. Zoals de Cursus later zegt, is zelfs de openingszin van de eerste alinea een subtiele poging hiertoe: 'Wie jou vraagt het ego te definiëren en uit te leggen hoe het is ontstaan, kan alleen maar iemand zijn die denkt dat het werkelijk is en die dankzij deze definitie probeert te waarborgen dat de illusoire aard ervan achter de woorden wordt verborgen die het werkelijk doen lijken' (VvT.2:2:5).

(Toelichtingen door Greg Mackie)

 

1. Het is alleszins redelijk te vragen hoe de denkgeest ooit het ego heeft kunnen maken. Het is in feite de beste vraag die je stellen kunt. Het heeft echter geen zin om een antwoord te geven aan de hand van het verleden, omdat het verleden er niet toe doet, en de geschiedenis niet zou bestaan als dezelfde fouten niet in het heden werden herhaald. Abstract denken is van toepassing op kennis, omdat kennis volkomen onpersoonlijk is en voorbeelden onbelangrijk zijn om haar te kunnen begrijpen. Waarneming is echter altijd specifiek en daarom heel concreet.

 

Vrijwel alle Cursusstudenten stellen ooit deze vraag: 'Hoe heeft de denkgeest het ego kunnen maken?' Jezus erkent dat dit een goede vraag is, zelfs 'de beste vraag die je stellen kunt', maar hij beantwoordt haar niet. We stellen deze vraag meestal uit nieuwsgierigheid naar wat er in een ver verleden precies is gebeurd tijdens de afscheiding. Maar Jezus geeft daar geen antwoord op, omdat het er niet toe doet. Allereerst omdat de afscheiding nooit heeft plaatsgevonden en er dus nooit een ego is geweest. Ten tweede omdat het niet belangrijk is hoe het ego is ontstaan, maar wel dat we er nu aan vasthouden. Als we het ego werkelijk ongedaan willen maken, is het dus praktischer om specifieke voorbeelden te zoeken van hoe het werkt in het heden, in plaats van te vragen hoe het is ontstaan in het verleden. En dat is wat deze paragraaf doet.

(Toelichtingen door Greg Mackie)

 

2. Iedereen maakt voor zichzelf een ego of zelf, dat vanwege zijn instabiliteit aan enorme wisselingen onderhevig is. Ieder maakt bovendien voor ieder ander die hij ziet een ego dat al even wisselvallig is. De interactie daarvan is een proces dat beide verandert, omdat ze niet door of met de Onveranderlijke werden gemaakt. Het is van belang te beseffen dat deze verandering even gemakkelijk kan en zal optreden wanneer de interactie in de denkgeest plaatsvindt als wanneer ze gepaard gaat met fysieke nabijheid. Over een ander ego denken heeft evenveel effect op het veranderen van relatieve waarneming als fysieke interactie. Een beter voorbeeld dat het ego slechts een denkbeeld is en geen feit, kan er niet bestaan.

 

Jezus begint meteen met te vertellen hoe het ego in het heden werkt. Het maken van een ego voor onszelf en anderen betekent dat we ons van iedereen een beeld vormen, dat we mensen in een hokje stoppen. Dit doen we allemaal voortdurend. Ik heb bijvoorbeeld een beeld van mezelf als een hardwerkende, verantwoordelijke man, en van mijn collega Joe als een luiwammes, die zijn werk altijd op mij afschuift. Maar deze beelden veranderen steeds. Als mijn baas mij verwijt dat ik mijn werk niet goed doe, verandert mijn zelfbeeld. En als Joe vrijwillig extra opdrachten aanneemt, verandert mijn beeld van hem. Die verandering kan zelfs plaatsvinden zonder dat er iets uiterlijks gebeurt. De meesten van ons hebben wel eens meegemaakt dat we plotseling iets zagen in een ander wat ons beeld van hem of haar volkomen veranderde. Het vormen van- en vasthouden aan deze beelden is een van de manieren waarop we de werkelijkheid van het ego proberen te bevestigen. Maar hoe kan iets dat zo veranderlijk is werkelijk zijn? Hoe kan dat een eeuwige schepping zijn van de onveranderlijke God?

(Toelichtingen door Greg Mackie)

 

3. Jouw eigen staat van denken is een goed voorbeeld van hoe het ego werd gemaakt. Wanneer je kennis hebt weggegooid, lijkt het alsof je die nooit hebt gehad. Dit is zo duidelijk dat je het alleen maar hoeft te erkennen om te zien dat het echt zo gebeurt. Als dit in het heden plaatsvindt, waarom wekt het dan verbazing dat het in het verleden plaatsvond? Verbazing is een begrijpelijke reactie op iets ongewoons, maar beslist niet op iets wat met zo’n hardnekkigheid voorkomt. Vergeet echter niet dat de denkgeest niet op die manier hoeft te werken, ook al werkt hij nu wel op die manier.

 

Hier krijgen we een specifiek voorbeeld van hoe het ego in het heden werkt. Toen we bij de afscheiding voor het ego kozen, gooiden we kennis weg. Daardoor lijkt het alsof we deze nooit bezeten hebben. In het heden herhalen we deze keuze keer op keer, maar dat hoeft niet zo te zijn. We kunnen een andere keuze maken.

(Toelichtingen door Greg Mackie)

 

4. Denk aan de liefde van dieren voor hun jongen en aan de behoefte die ze voelen om ze te beschermen. Dat komt doordat ze hen als een deel van zichzelf zien. Niemand geeft iets op wat hij als deel van zichzelf beschouwt. Jij reageert nagenoeg hetzelfde op jouw ego als God op Zijn scheppingen: met liefde, bescherming en goedheid. Je reacties op het zelf dat jij hebt gemaakt zijn niet verbazingwekkend. Eigenlijk lijken ze in veel opzichten op hoe jij eens zult reageren op jouw werkelijke scheppingen, die even tijdloos zijn als jij. De vraag is niet hoe jij op het ego reageert, maar wat je gelooft dat jij bent. Geloof is een egofunctie, en zolang jouw oorsprong een kwestie is van geloof, bekijk je dit vanuit een egostandpunt. Wanneer onderwijs niet langer nodig is zul jij God eenvoudig kennen. Geloven dat er een andere manier van waarneming bestaat, is het meest verheven idee waartoe het egodenken in staat is. Dat komt doordat het een zweempje inzicht bevat dat het ego niet het Zelf is.

 

De vraag hoe het ego in het verleden is ontstaan, is verschoven naar de vraag hoe we in het heden op het ego reageren. Maar ook dat is niet de werkelijke vraag; de werkelijke vraag is: wat geloof je dat jij bent? Dat is de vraag die er werkelijk toe doet, omdat ze onze reactie op het ego bepaalt. Wanneer we denken dat we een ego zijn, zullen we, net zoals dieren hun jongen beschermen, automatisch op het ego reageren 'met liefde, bescherming en goedheid'. Is dit inderdaad niet wat we doen? Beschermen we ons zelfbeeld niet uit alle macht? Als je daaraan twijfelt, denk dan eens aan je reactie toen iemand je bekritiseerde ...

Maar er is hoop: onze liefde voor het zelf dat we gemaakt hebben is een vervormde versie van de werkelijke liefde die we koesteren voor God en voor onze ware scheppingen in de Hemel. We zijn in staat om in te zien dat het ego niet ons ware Zelf is en onze loyaliteit in overeenstemming daarmee anders te richten. We kunnen inzien dat we zijn wat we altijd geloofden dat Jezus was: de Zoon van God. Op een dag zullen we onze Vader weer kennen.

(Toelichtingen door Greg Mackie)

 

5. Het ondermijnen van het egodenksysteem moet wel als pijnlijk worden ervaren, zelfs al is dit allesbehalve waar. Baby’s krijsen van woede als je ze een mes of schaar afneemt, hoewel ze zich heel goed kunnen bezeren als je dat nalaat. In die zin ben jij nog steeds een baby. Jij hebt geen benul van werkelijk zelfbehoud, en besluit allicht dat je precies dát nodig hebt wat jou het meest zal verwonden. Maar toch, of je dat nu inziet of niet, je hebt erin toegestemd mee te werken om je in te spannen zowel niet-kwetsend als behulpzaam te zijn, eigenschappen die onvermijdelijk samengaan. Zelfs je houding hiertegenover is noodgedwongen met zichzelf in strijd, omdat elke houding op het ego is gebaseerd. Dit zal niet zo blijven. Heb nog even geduld en bedenk dat de uitkomst zo zeker is als God.

 

Wij hebben geen idee wat goed voor ons is. We denken dat het loslaten van het ego pijnlijk is, maar in werkelijkheid is juist het vasthouden eraan pijnlijk. We zijn als een peuter die enthousiast een mes omhoog gooit, zich niet bewust van de mogelijkheid dat het in zijn oog terechtkomt.

Het goede nieuws is dat we (door onze beslissing het pad van Een cursus in wonderen te volgen) erin hebben toegestemd om 'zowel niet-kwetsend als behulpzaam te zijn'. We bereiden ons voor om wonderdoeners te zijn, met de heilige functie om verlossing uit te breiden naar de wereld. En hoeveel tijd dat ook in beslag neemt, we zullen spiritueel volwassen worden en ontdekken wat ons werkelijk gelukkig maakt. Want 'de uitkomst is zo zeker als God'.

 

Toepassing : Onderzoek welke gedachten en gevoelens je hebt over het opgeven van het ego. Misschien denk je dat je dan van alles op moet geven, en dat je nog lang niet klaar bent om te doen wat God wil dat je doet. En misschien voel je daar weerstand tegen, in de vorm van angst of onwil. Zeg dan:

Of ik mij dit nu wel of niet realiseer, ik heb erin toegestemd om mee te werken en me in te spannen om niet-kwetsend en behulpzaam te zijn. Mijn angsten en twijfels zullen verdwijnen. Ik zal geduldig zijn, en me herinneren dat de uitkomst zo zeker is als God.

(Toelichtingen door Greg Mackie)

 

6. Alleen wie een echt en blijvend gevoel van overvloed heeft, kan werkelijk vrijgevig zijn. Dit is zonneklaar wanneer je nagaat waar het om gaat. Voor het ego betekent iets geven dat jij het zonder moet stellen. Wanneer jij geven met offeren associeert, geef je alleen omdat je gelooft dat jij ergens iets beters krijgt, en daarom kunt missen wat je geeft. ‘Geven om te krijgen’ is een onontkoombare wet van het ego, dat zichzelf steeds beoordeelt in verhouding tot andere ego’s. Daarom wordt het voortdurend in beslag genomen door het geloof in schaarste waardoor het is ontstaan. Heel het feit dat het andere ego’s als werkelijk waarneemt, is slechts een poging zichzelf te overtuigen van zijn eigen werkelijkheid. In de terminologie van het ego betekent ‘zelfrespect’ niets anders dan dat het ego zichzelf heeft wijsgemaakt dat het bestaat, en daarom is het tijdelijk minder roofzuchtig. Dit ‘zelfrespect’ staat altijd onder spanning, een term die betrekking heeft op elke vermeende bedreiging voor het bestaan van het ego.

 

Deze alinea plaatst werkelijke vrijgevigheid tegenover het 'geven om te krijgen' van het ego. Jezus herinterpreteert hier twee Bijbelverzen. Het eerste zegt: 'Want aan ieder die heeft, zal gegeven worden, zelfs in overvloed' (Mattheus 25:29). En het tweede: 'Aan die genade dankt gij uw heil, door het geloof; niet aan uzelf, Gods gave is het' (Efeziërs 2:8). Jezus' interpretatie luidt ongeveer als volgt: Wanneer we beseffen dat we de gaven van God in een onuitputtelijke overvloed bezitten, zijn we in staat om werkelijk vrijgevig te zijn om anderen Gods gaven te schenken die zij denken te missen. Omdat er nooit een eind komt aan onze overvloed is geven geen offeren, maar iets wat we doen uit pure vreugde. Want dat is wat het delen van onze onuitputtelijke schat in ons oproept.

Het ego zet, zoals gewoonlijk, alles op zijn kop. Het wordt beheerst door het 'lustprincipe', Freuds term voor de onverzadigbare drang naar onmiddellijke bevrediging van elke behoefte. Jezus noemt dit 'het schaarstebewustzijn'. Omdat het ego gelooft in schaarste in plaats van in overvloed, ziet het geven als offeren. Het geeft alleen om iets terug te krijgen. Door middel van zijn zoektocht naar de dingen van de wereld om zijn vele behoeften te vervullen, probeert het wanhopig zijn ultieme tekort te vullen: gebrek aan werkelijkheid. Door te geloven dat andere ego's werkelijk zijn en zichzelf voortdurend met hen te vergelijken, probeert het zijn eigen werkelijkheid te bevestigen. Wanneer het daar redelijk zeker van is doordat een van zijn wereldse behoeften is vervuld, kan het even achterover leunen en ontspannen: 'het heeft zichzelf wijsgemaakt dat het bestaat, en daarom is het tijdelijk minder roofzuchtig'. Maar wanneer zijn gevoel van werkelijkheid opnieuw wordt bedreigd en dat is onvermijdelijk omdat het niet werkelijk is raakt het in paniek en trekt zich ofwel terug om zijn wonden te likken, of gaat weer op jacht naar een nieuwe prooi.

(Toelichtingen door Greg Mackie)

 

7. Het ego lééft van vergelijkingen. Gelijkheid gaat zijn begrip te boven, en vrijgevigheid wordt onmogelijk. Het ego geeft nooit uit overvloed, omdat het als substituut daarvoor werd gemaakt. Dat is de reden waarom het idee van ‘krijgen’ in het egodenksysteem is ontstaan. Begeerten zijn mechanismen om iets te ‘krijgen’, ze vertegenwoordigen de behoefte van het ego om zichzelf te bevestigen. Dit geldt evenzeer voor lichamelijke begeerten als voor de zogenaamde ‘hogere egobehoeften’. Lichamelijke begeerten zijn van oorsprong niet fysiek. Het ego beschouwt het lichaam als zijn thuis, en probeert zichzelf via het lichaam te bevredigen. Maar het idee dat dit mogelijk is, is een beslissing van de denkgeest die volledig in verwarring is geraakt over wat werkelijk mogelijk is.

 

Dit is een radicale verdieping van het thema van de vorige alinea. We hebben gezien dat het ego nooit geeft vanuit overvloed, maar alleen om iets te krijgen wat zijn eigen tekorten vult, met name zijn gebrek aan werkelijkheid. Hier wordt ons verteld dat alle begeerten mechanismen zijn die de werkelijkheid van het ego moeten bevestigen niet alleen onze zogenaamde 'hogere egobehoeften' zoals zelfwaardering en zelfrespect, maar ook onze lichamelijke behoeften zoals eten, drinken en slaap. Door het lichaam werkelijk te maken, maken we het ego werkelijk, want het lichaam is zijn maaksel en zijn thuis.

(Toelichtingen door Greg Mackie)

 

8. Het ego gelooft dat het volledig op zichzelf staat, wat alleen een andere manier is om te beschrijven hoe het denkt te zijn ontstaan. Dit is zo’n beangstigende toestand dat het zich alleen tot andere ego’s kan wenden om te proberen zich met hen te verenigen in een zwakke poging tot vereenzelviging, of ze aan te vallen in een even zwak vertoon van kracht. Het is echter niet vrij om het uitgangspunt in twijfel te trekken, omdat het uitgangspunt zijn fundament is. Het ego is de overtuiging van de denkgeest dat hij volledig op zichzelf staat. De niet aflatende pogingen van het ego om erkenning van de geest te krijgen en zo zijn eigen bestaan te bevestigen zijn vruchteloos. De geest is zich in zijn kennis niet van het ego bewust. Hij valt het niet aan, hij kan er zich eenvoudig geen enkel idee van vormen. Hoewel het ego zich evenmin van de geest bewust is, beschouwt het zichzelf als afgewezen door iets groter dan zichzelf. Dit is de reden waarom zelfrespect in de zin van het ego wel een waandenkbeeld moet zijn...

 

'Het ego is de overtuiging van de denkgeest dat hij volledig op zichzelf staat'. Wat een angstaanjagende gedachte! Geen wonder dat het ego de behoefte heeft om zichzelf te bevestigen, door te vechten om een positie in een wereld vol andere ego's. Want is dat niet wat we ons hele leven doen? We hebben onze 'vrienden': de mensen die met ons meeleven en zich met ons verbinden in het spel van 'jij en ik tegen de rest van de wereld'. En we hebben onze' vijanden': de mensen die 'jij en ik' constant bedreigen. We proberen ons ego groter te maken door het te vullen met een vals zelfrespect, maar diep vanbinnen weten we dat iets, dat veel groter is dan wijzelf, ons oproept om ons waardeloze zelf op te geven.

(Toelichtingen door Greg Mackie)

 

De scheppingen van God scheppen geen mythen, hoewel creatieve inspanning op mythologie kan worden gericht. Dit kan echter maar onder één voorwaarde: wat zo wordt gemaakt is dan niet langer scheppend. Mythen behoren totaal tot het gebied van de waarneming en zijn zo dubbelzinnig van vorm en typisch goed-en-kwaad van aard, dat zelfs de meest goedaardige niet zonder beangstigende bijbetekenissen is.

 

9. Mythen en magie zijn nauw met elkaar verweven, aangezien mythen gewoonlijk te maken hebben met de oorsprong van het ego, en magie met de krachten die het ego zichzelf toedicht. Mythologische systemen bevatten doorgaans een of andere verklaring van hoe ‘de schepping’ totstandkwam, en brengen dit in verband met hun specifieke vorm van magie. De zogenaamde ‘strijd om te overleven’ is niets dan de worsteling van het ego om zichzelf en zijn interpretatie van zijn eigen begin in stand te houden. Dit begin wordt gewoonlijk met de fysieke geboorte verbonden, omdat het moeilijk valt vol te houden dat het ego voor dat tijdstip bestond. De meer ‘religieus’ getinte egoaanhangers geloven misschien dat de ziel voordien al bestond en zal blijven voortbestaan na tijdelijk tot een leven als ego vervallen te zijn. Sommigen geloven zelfs dat de ziel voor deze val zal worden gestraft...

 

Mythologie is door Jungiaanse psychologen lange tijd aangeprezen als een expressie van het 'collectief onbewuste' en enorm populair gemaakt doorJoseph Campbell. In Jezus' zienswijze is mythologie echter niets anders dan de zoveelste poging om het ego werkelijk te maken. Deze alinea illustreert hoe mythologie een verhaal vertelt dat 'Het leven en de lotgevallen van het ego' genoemd kan worden:

1. De schepping: Mythologische verhalen beginnen meestal met 'een of andere verklaring over hoe "de schepping" totstandkwam', en bevatten vaak een soort 'val', die leidt tot de geboorte van het ego, onze huidige toestand van afgescheidenheid van God. Het verhaal van de tuin van Eden is hier uiteraard een geweldig voorbeeld van.

2. Het verwerven van magische krachten: Mythen zitten vol met magie, inclusief verhalen over magie die van de hemel wordt gestolen en aan stervelingen wordt gegeven. In de zienswijze van de Cursus is de ultieme magische macht, die het ego van God probeert te stelen, de macht om zichzelf te scheppen. In sommige christelijke interpretaties van de val van Adam en Eva wordt deze gezien als 'Felix culpa' of 'gelukkige schuld': een positieve gebeurtenis, waardoor de mens de vrijheid heeft gekregen om op eigen kracht te groeien en zich te ontwikkelen.

3. De reis door het leven: De val uit de hemel in het egoleven leidde tot de levenscyclus die wij nu kennen. In het verhaal over de tuin van Eden werd Adam veroordeeld tot leven in 'het zweet zijns aanschijns' en werd Eva verteld: 'met smart zult gij kinderen baren'. Daarmee werd de mensheid in zijn geheel veroordeeld tot de geboorte in een lichaam, een onophoudelijke strijd om te overleven, en de onvermijdelijkheid van de dood.

4. Het hiernamaals: Vrijwel alle mythologische systemen zeggen dat het leven niet eindigt met de dood van het lichaam. Sommige onderwijzen dat de ziel na de dood van het lichaam terugkeert naar God. Anderen onderwijzen reïncarnatie. En vrijwel alle systemen hebben de een of andere vorm van straf ingebouwd voor de zonden van het ego. Zelfs de vreedzame boeddhisten hebben een uitgebreid systeem van hellen.

 

Jezus zegt dat mythen 'totaal tot het gebied van de waarneming behoren'; dat ze 'dubbelzinnig' zijn, omdat ze op talloze manieren geïnterpreteerd kunnen worden, en 'goed-en-kwaad van aard'. Maar vooral: dat ze beangstigend zijn, omdat 'zelfs de meest goedaardige niet zonder beangstigende bijbetekenissen is'. Wat zouden ze ook anders kunnen zijn, aangezien ze het levensverhaal van het ego bevatten en het ego 'heel letterlijk een angstige gedachte is'? (T5.V.3:7). Voorbij alle verhalen verblijven we in werkelijkheid nog steeds ongeschonden bij onze Vader in de Hemel.

(Toelichtingen door Greg Mackie)

 

...Verlossing is echter niet van toepassing op de geest, die niet in gevaar verkeert en niet hoeft te worden verlost.

 

10. Verlossing is niets meer dan de ‘juiste gerichtheid-van-denken’, die niet de Eenheid-van-denken van de Heilige Geest is, maar wel verworven moet worden voordat Eenheid-van-denken kan worden hervonden. Juiste gerichtheid-van-denken leidt automatisch tot de volgende stap, omdat juiste waarneming onveranderlijk zonder aanval is en onjuiste gerichtheid-van-denken daarom wordt uitgewist. Het ego kan zonder oordeel niet overleven, en wordt bijgevolg terzijde gelegd. De denkgeest heeft dan nog maar één richting waarin hij zich bewegen kan. Zijn richting is altijd automatisch, omdat die alleen door het denksysteem dat hij aanhangt kan worden voorgeschreven.

 

Na de mythologie van het ego bespreekt Jezus nu de verlossing. Verlossing betekent de bevrijding van de denkgeest van het onjuiste geloof in de waanzinnige mythologie van het ego, en de terugkeer naar de juiste gerichtheid-van-denken. Alleen door juist gericht denken is het mogelijk om terug te keren tot de Eenheid-van-denken, wat onze natuurlijke staat van zijn is. 'Juiste gerichtheid-van-denken leidt automatisch tot de volgende stap, omdat juiste waarneming onveranderlijk zonder aanval is en onjuiste gerichtheid-van-denken daarom wordt uitgewist'. Wij denken meestal dat we iets uit kunnen wissen door het aan te vallen, maar juiste gerichtheid-van-denken wist onjuiste gerichtheid uit door deze niet aan te vallen. Een cursus in wonderen beschrijft het leven in de wereld als een constante keuze tussen onjuiste en juiste gerichtheid-van-denken, maar wanneer de onjuiste gerichtheid eenmaal is uitgewist met als gevolg dat we onze oordelen loslaten en onze broeders niet meer aanvallen blijft de juiste gerichtheid-van-denken de enige optie. Dan hoeven we niet meer te kiezen, en volgen het pad van juist denken naar de Eenheid-van-denken, die we in werkelijkheid nooit verlaten hebben.

(Toelichtingen door Greg Mackie)

 

11. Het kan niet vaak genoeg worden benadrukt dat het corrigeren van de waarneming slechts een tijdelijke remedie is. Het is alleen noodzakelijk omdat een verkeerde waarneming een belemmering vormt voor kennis, terwijl correcte waarneming een opstap ernaar is. Het enige wat juiste waarneming waarde geeft is het onvermijdelijke inzicht dat alle waarneming overbodig is. Dit neemt de belemmering volledig weg. Je vraagt je misschien af hoe dit mogelijk is zolang jij in deze wereld lijkt te leven. Dat is een redelijke vraag. Je moet echter zorgvuldig nagaan of je hem ook werkelijk begrijpt. Wie is de ‘jij’ die in deze wereld leeft? De geest is onsterfelijk, en onsterfelijkheid is een bestendige toestand. Ze is nu even waar als ze ooit was of ooit zal zijn, omdat ze niet de minste verandering veronderstelt. Ze is geen continuüm, noch wordt ze begrepen door haar met een tegendeel te vergelijken. Kennis behelst nooit vergelijkingen. Dat is haar voornaamste verschil met al het andere dat de denkgeest bevatten kan.

 

Deze alinea beschrijft het proces van verlossing zoals de Cursus deze ziet: We beginnen met verkeerde waarneming, die een belemmering vormt voor kennis. De eerste stap om daaruit te komen is het corrigeren van deze waarneming, zodat we tot correcte waarneming komen, die een opstap is naar kennis. Door het bereiken van correcte waarneming ontdekken we uiteindelijk dat alle waarneming overbodig is. En dit verwijdert de belemmering voor kennis volledig, zodat we daarnaar terug kunnen keren.

 

Toepassing : De meeste Cursusstudenten hebben ooit, in de een of andere vorm, de vraag gesteld die ook in deze alinea wordt gesteld: 'Hoe is het wegnemen van de belemmering voor kennis mogelijk zolang ik in deze wereld lijk te leven?'

Zeg, met deze vraag in gedachten, het volgende:

Het is mogelijk omdat ik niet in deze wereld leef Ik ben geest. De geest is onsterfelijk,  en onsterfelijkheid is een blijvende toestand. Daarom heb ik mijn doel al bereikt. Ik verblijf reeds in de staat van kennis, omdat ik deze nooit heb verlaten.

(Toelichtingen door Greg Mackie)