16. Hoe behoort een leraar van God zijn dag door te brengen?
1. Voor de gevorderde leraar van God heeft deze vraag geen betekenis. Er is geen programma, want de lessen veranderen elke dag. Toch is de leraar van God maar van één ding zeker: ze veranderen niet willekeurig. Omdat hij dit inziet en begrijpt dat het waar is, is hij tevreden. Vandaag en alle dagen zal hem worden verteld waaruit zijn rol allemaal bestaat. En degenen die deze rol met hem delen, zullen hem vinden, zodat ze de lessen voor die dag samen kunnen leren. Niet één persoon die hij nodig heeft is afwezig, niet één persoon wordt gezonden met een leerdoel dat niet al werd vastgelegd, en deze zelfde dag nog kan worden geleerd. Voor de gevorderde leraar van God is deze vraag dan ook overbodig. Ze is gesteld en beantwoord, en hij blijft constant met het Antwoord in contact. Hij is klaar en ziet de weg die hij gaat geëffend en veilig voor zich liggen.
2. Maar hoe zit het met degenen die zijn zekerheid nog niet hebben bereikt? Zij zijn nog niet klaar voor zo’n gebrek aan structurering hunnerzijds. Wat moeten ze doen om te leren de dag aan God te geven? Er zijn wel een aantal algemene regels die gelden, ook al moet ieder die op zijn eigen manier naar beste kunnen hanteren. Een vaste routine is als zodanig gevaarlijk, omdat ze gemakkelijk zelf tot een god kan worden, en dan juist een bedreiging vormt voor de doelen waarvoor ze is opgesteld. In het algemeen kan dus gezegd worden dat het goed is de dag op de juiste manier te beginnen. Het is altijd mogelijk opnieuw te beginnen, mocht de dag met een vergissing begonnen zijn. Maar uit het oogpunt van tijdwinst liggen de voordelen voor de hand.
3. In het begin is het wijs in termen van tijd te denken. Dit is allerminst het ultieme criterium, maar het is bij aanvang waarschijnlijk het eenvoudigste om je aan te houden. Het is essentieel dat in een vroeg stadium het winnen van tijd wordt beklemtoond, maar hoewel dit in het hele leerproces belangrijk blijft, krijgt het steeds minder nadruk. In het begin kunnen we gerust zeggen dat tijd gewijd aan een juist begin van de dag inderdaad tijd bespaart. Hoeveel tijd zou zo doorgebracht moeten worden? Dit dient van Gods leraar zelf af te hangen. Hij kan op die titel pas aanspraak maken als hij het werkboek heeft doorgewerkt, aangezien we leren binnen het kader van onze cursus. Na het voltooien van de meer gestructureerde oefenperioden die het werkboek bevat, zal de individuele behoefte het voornaamste aandachtspunt worden.
4. Deze cursus is steeds praktisch. Het kan zijn dat de leraar van God als hij wakker wordt niet in een toestand verkeert die gunstig is voor vredige gedachten. Als dat zo is, laat hij zich dan alleen te binnen brengen dat hij ervoor kiest zo spoedig mogelijk tijd met God door te brengen, en laat hij dat dan ook doen. De duur daarvan is niet de hoofdzorg. Men kan makkelijk een uur lang met gesloten ogen stilzitten en niets bereiken. Men kan even makkelijk God slechts een ogenblik geven en zich in dat ogenblik volledig met Hem verenigen. Misschien is de enige veralgemening die gemaakt kan worden de volgende: neem zo spoedig mogelijk na het ontwaken je stille tijd, en ga daar nog een paar minuten mee door nadat je het moeilijk begint te vinden. Je komt dan misschien tot de ontdekking dat de moeilijkheid wegebt en oplost. Gebeurt dat niet, dan is het tijd om te stoppen.
5. Dezelfde werkwijze dient ‘s avonds te worden gevolgd. Misschien zou je stille tijd tamelijk vroeg in de avond moeten plaatsvinden als het voor jou niet haalbaar is die vlak voor het slapen te houden. Het is niet verstandig om dat liggend te doen. Het is beter rechtop te zitten, in elke houding die je maar prettig vindt. Nu je het werkboek doorgenomen hebt, moet je in dit opzicht toch wel tot enige conclusies gekomen zijn. Als dat mogelijk is, is het toch wenselijk vlak voor het slapen tijd aan God te wijden. Het brengt je denkgeest in een rusttoestand en leidt jou weg van angst. Als het je beter past deze tijd eerder te houden, zorg er dan tenminste voor dat jij niet vergeet een korte periode te nemen – een moment volstaat –, waarin jij je ogen sluit en aan God denkt.
6. Eén gedachte in het bijzonder zou je de hele dag door in gedachten moeten houden. Het is een gedachte van pure vreugde, een gedachte van vrede, een gedachte van onbeperkte bevrijding, onbeperkt want alle dingen zijn erin bevrijd. Jij meent dat je voor jezelf een veilige plek hebt gemaakt. Jij meent dat je een macht hebt gemaakt die je redden kan van alle beangstigende dingen die je in dromen ziet. Dat is niet zo. Daar ligt jouw veiligheid niet. Wat je opgeeft is louter de illusie dat je illusies beschermt. En dit en dit alleen jaagt jou angst aan. Hoe dwaas om zo bang te zijn voor niets! Voor helemaal niets! Je verdedigingen zullen niet werken, maar jij bent niet in gevaar. Je hebt ze niet nodig. Erken dit en ze zullen verdwijnen. En alleen dan zul jij je werkelijke bescherming aanvaarden.
7. Hoe eenvoudig en licht verglijdt de tijd voor de leraar van God die Zijn bescherming heeft aanvaard! Al wat hij vroeger in naam van veiligheid ondernam, interesseert hem niet meer. Want hij is veilig en weet dat ook. Hij heeft een Gids die niet zal falen. Hij hoeft geen onderscheid te maken tussen de problemen die hij ziet, want Hij tot Wie hij zich met elk ervan wendt, ziet geen rangorde naar moeilijkheid bij het oplossen ervan. Hij is even veilig in het heden als hij was voordat hij illusies in zijn denkgeest toeliet, en als hij zijn zal wanneer hij ze losgelaten heeft. Er is in zijn toestand op verschillende tijdstippen en op verschillende plaatsen geen verschil, want voor God zijn ze allemaal één en hetzelfde. Hierin ligt zijn veiligheid. En meer dan dit heeft hij niet nodig.
8. Toch zullen er langs de weg die de leraar van God nog heeft te gaan verleidingen zijn, en het is daarom nodig dat hij zich heel de dag door zijn bescherming in herinnering brengt. Hoe kan hij dit doen, vooral gedurende de tijd dat zijn denkgeest in beslag wordt genomen door uiterlijkheden? Hij kan het alleen maar proberen, en zijn succes hangt af van zijn overtuiging dat hij slagen zal. Hij dient er zeker van te zijn dat zijn welslagen niet van hem afkomstig is, maar dat het hem gegeven zal worden op elk moment, op elke plaats en in elke omstandigheid wanneer hij daarom vraagt. Er zijn momenten dat zijn zekerheid zal wankelen en zodra dit gebeurt, zal hij zijn vroegere pogingen hervatten zich alleen op zichzelf te verlaten. Vergeet niet dat dit magie is, en magie is een armzalig surrogaat voor ware hulp. Het is niet goed genoeg voor Gods leraar, want het is niet genoeg voor Gods Zoon.
9. Het vermijden van magie is het vermijden van verleiding. Want alle verleiding is niets anders dan een poging een andere wil in de plaats te stellen van Die van God. Deze pogingen kunnen weliswaar beangstigend lijken, maar ze zijn alleen maar meelijwekkend. Ze kunnen geen gevolgen hebben, noch goede noch slechte, noch die lonen noch die offers eisen, noch die genezen noch die vernietigen, noch die geruststellen noch die angst opwekken. Wanneer alle magie wordt onderkend als louter niets, heeft de leraar van God de verst gevorderde staat bereikt. Alle tussenliggende lessen leiden slechts hiernaartoe en brengen dit doel dichter bij erkenning. Want elk soort magie, in welke vorm ook, doet eenvoudigweg niets. Het feit dat ze geen macht heeft, is de reden dat je er zo makkelijk aan ontsnapt. Wat geen gevolgen heeft, kan bezwaarlijk angst aanjagen.
10. Er is geen surrogaat voor de Wil van God. Simpel uitgedrukt is het dit feit waaraan de leraar van God zijn dag wijdt. Elk surrogaat dat hij als werkelijk zou aanvaarden, kan hem slechts misleiden. Maar hij is veilig voor elke misleiding, als hij dat kiest. Misschien moet hij zich herinneren: ‘God is met mij. Ik kan niet worden misleid.’ Misschien heeft hij liever andere woorden, of maar één, of geen enkel woord. Toch dient hij elke verleiding om magie voor waar aan te nemen op te geven door in te zien, niet dat ze beangstigend is, niet dat ze zondig is, niet dat ze gevaarlijk is, maar enkel dat ze zonder betekenis is. Omdat ze in offers en afscheiding geworteld is, twee aspecten van eenzelfde vergissing en niets meer, kiest hij slechts alles op te geven wat hij nooit bezat. En in ruil voor dit ‘offer’ keert de Hemel terug in zijn bewustzijn.
11. Is dit niet een ruil die jij zou willen? De wereld zou die ruil graag doen als ze zou weten dat die mogelijk was. Juist Gods leraren moeten haar onderwijzen dat het kan. En dus is het hun functie ervoor te zorgen dat zíj het hebben geleerd. Je loopt de hele dag door geen risico, tenzij jij je vertrouwen stelt in magie, want alleen dit leidt tot pijn. ‘Er is geen wil dan Die van God.’ Zijn leraren weten dat dit zo is, en hebben geleerd dat al het andere magie is. Alle geloof in magie wordt instandgehouden door slechts één onnozele illusie: – dat het werkt. Hun hele training lang, elke dag en elk uur, ja zelfs elke minuut en seconde, moeten Gods leraren de vormen van magie leren onderkennen en zien dat ze zonder betekenis zijn. Angst wordt eraan onttrokken en dus verdwijnen ze. En zo wordt de Hemelpoort opnieuw geopend, en kan zijn licht weer schijnen op een ongestoorde denkgeest.