Hoofdstuk 4

De illusies van het ego

VII. Schepping en communicatie

 

In deze vrij abstracte paragraaf worden enkele metafysische waarheden besproken: specificiteit versus abstractie, communicatie, schepping, delen, God prijzen, en ware behulpzaamheid. Wat als een rode draad door al deze thema's heenloopt is 'de noodzaak om het kanaal te heropenen'. Wat dit betekent zal gaandeweg duidelijk worden.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

1. Hoewel de inhoud van een bepaalde ego-illusie er niet toe doet, is het duidelijk dat de correctie daarvan het zinvolst is binnen een concrete context. Ego-illusies zijn heel concreet, hoewel de denkgeest van nature abstract is. Een deel van de denkgeest wordt echter concreet wanneer hij zich splitst. Het concrete deel gelooft in het ego, omdat het ego op het concrete aangewezen is. Het ego is dat deel van je denkgeest dat gelooft dat jouw bestaan door afscheiding wordt bepaald.

 

In zijn natuurlijke staat is onze denkgeest volledig abstract, wat betekent dat hij alleen zuivere, vormloze ideeën bevat die niet gekoppeld zijn aan specifieke modellen. Het gaat om een strikt mentaal rijk, dat boven alle specificiteit, bijzonderheid en belichaming staat.

Probeer je eens voor te stellen dat je je in deze staat van zijn bevindt, louter bestaande uit vormloze ideeën, zonder enig besef dat deze ideeën een specifieke vorm kunnen aannemen. Wij kunnen ons dat nu niet voorstellen, omdat wij onze denkgeest als concreet en specifiek ervaren. We zien alleen concrete vormen, en dat is ook wat we denken te zijn: een specifieke vorm van een menselijk wezen. En dat is wat het ego is: het geloof dat onze identiteit specifiek is. Dit is de reden waarom het ego gecorrigeerd moet worden binnen een specifieke context. Het is veel effectiever om te oefenen met het idee 'Peter is een Zoon van God', dan met 'Iedereen is een Zoon van God', simpelweg omdat de denkgeest — of beter: dit deel van de denkgeest te specifiek is om zinvol om te kunnen gaan met zulke abstracties (zie H21.2:1-3).

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

2. Alles wat het ego waarneemt is een afzonderlijk geheel, zonder de relaties die het zijn veronderstellen. Het ego is zodoende tegen communicatie gekant, behalve voor zover die gebruikt wordt om afgescheidenheid teweeg te brengen in plaats van op te heffen. Het communicatiesysteem van het ego is op zijn eigen denksysteem gebaseerd, zoals al het andere wat het voorschrijft. Zijn communicatie wordt beheerst door zijn behoefte zichzelf te beschermen, en het zal de communicatie verbreken wanneer het een bedreiging ervaart. Deze verbreking is een reactie op een of meer specifieke personen. Het specifieke karakter van het egodenken resulteert vervolgens in een pseudo-veralgemening die in feite helemaal niet abstract is. Het reageert eenvoudig op bepaalde concrete manieren op alles wat het als verwant beschouwt.

 

Werkelijk 'zijn' omvat een netwerk van relaties, en dus een netwerk van communicatie of gemeenschap, zo totaal dat je identiteit onmogelijk geïsoleerd en dus specifiek kan zijn. Daarom is communicatie uitermate bedreigend voor het ego, want ze maakt je niet-specifiek, wat volslagen tegengesteld is aan het ego. Het ego houdt zich daarom alleen bezig met een nep-communicatie: het communiceert alleen om af te scheiden. Heb je je nooit afgevraagd waarom wij zoveel communicatieproblemen hebben? Dit is de reden de reden waarom we echte communicatie uit de weg gaan. En dit is de reden waarom communicatie zo vaak verstoord raakt. Het ego is een communicatiestoornis. Het is van nature zo concreet dat we niet abstract kunnen denken. Het lijkt wel alsof we dat kunnen — soms zelfs te abstract — maar deze alinea verklaart dat dit alleen een pseudo-abstractie is.

Om een voorbeeld te geven: hoewel in de ogen van het ego alle eisen dwingend zijn en een reden om de communicatie te verbreken met iedereen die eisen aan ons stelt, doen we dit alleen met enkele specifieke personen. Dat komt doordat het ego alleen in staat is om oppervlakkig op elkaar lijkende vormen te bundelen en daar op eenzelfde specifieke manier op te reageren. Dit is onder andere te zien in onze reactie op bepaalde bevolkingsgroepen etnische groeperingen, aanhangers van een bepaalde religie, leden van politieke partijen, enzovoort. We gooien ze allemaal op een hoop en behandelen ze alsof ze allemaal hetzelfde zijn.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

3. In tegenstelling hiermee reageert de geest op gelijke wijze op alles waarvan hij weet dat het waar is, en op iets anders reageert hij helemaal niet. Evenmin doet hij enige poging om vast te stellen wat waar is. Hij weet dat wat waar is alles is wat God geschapen heeft. Hij staat in totale en rechtstreekse communicatie met elk aspect van de schepping, omdat hij in totale en rechtstreekse communicatie met zijn Schepper verkeert. Deze communicatie is de Wil van God. Schepping en communicatie zijn synoniem. God heeft iedere denkgeest geschapen door Zijn Denkgeest aan hem mee te delen en hem zo voor eeuwig aan te stellen als kanaal voor de ontvangst van Zijn Denkgeest en Wil. Aangezien alleen wezens van gelijke orde werkelijk kunnen communiceren, communiceren Zijn scheppingen van nature met Hem en gelijk Hem. Deze communicatie is volmaakt abstract, aangezien haar kwaliteit universeel van toepassing is en niet aan enig oordeel, enige uitzondering of enige verandering onderhevig. God heeft jou hierdoor en hiervoor geschapen. De denkgeest kan zijn functie vervormen, maar hij kan zichzelf geen functies toekennen die hem niet gegeven zijn. Daarom kan de denkgeest het vermogen tot communiceren nooit volledig kwijtraken, ook al weigert hij dat te gebruiken ten behoeve van het zijn.

 

Deze alinea daagt ons uit om te proberen ons een toestand voor te stellen waarin we 'in totale en rechtstreekse communicatie met elk aspect van de schepping' staan, dat wil zeggen: met elk deel van het Zoonschap, 'de som van al Gods Gedachten, oneindig in getal' (Wdll.11.1:1).

Deze communicatie bevat geen filters, ze is absoluut totaal. Er is geen oordeel dat haar kan verzwakken ten opzichte van bepaalde delen van het Zoonschap. Er zijn geen uitzonderingen. Ze is niet veranderlijk, zodat we alleen op dezelfde wijze met elk deel van het Zoonschap kunnen communiceren. Het kanaal is altijd open en we hebben geen enkele behoefte om het sluiten, zelfs niet voor even.

Door en voor deze vorm van communicatie heeft God ons geschapen. Hij deelde Zijn Denkgeest en Wil aan ons mede — volledig, zonder ook maar iets achter te houden. Daarmee plaatste hij communicatie in de kern van ons wezen. En daarom is de drang om te communiceren zo fundamenteel voor ons. Daarom kunnen we er niet mee stoppen, en zolang we haar beperken kunnen we niet in vrede zijn.

 

Toepassing : Stel je voor dat je in totale en rechtstreekse communicatie staat met één van je broeders. Voeg er dan een persoon aan toe, zodat het er twee zijn, daarna drie, enzovoort, totdat je in deze vorm van communicatie staat met elk deel van het Zoonschap. Stel je vervolgens voor dat je in dezelfde communicatie staat met hun en jouw Schepper, onze Vader Die alle zijn omvat.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

4. Bestaan evenals zijn berust op communicatie. Bestaan legt echter concreet vast hoe, waarover en met wie communicatie het beoefenen waard wordt geacht. Zijn kent dit soort onderscheid totaal niet. Het is een toestand waarin de denkgeest in communicatie staat met al wat werkelijk is. In de mate waarin jij die toestand laat beknotten, beperk jij je besef van je eigen werkelijkheid, die pas totaal wordt wanneer je alle werkelijkheid ziet in de schitterende context van haar werkelijke relatie tot jou. Dat is jouw werkelijkheid. Ontheilig die niet, en deins er niet voor terug. Ze is je echte thuis, je echte tempel en je echte Zelf.

 

Hier maakt Jezus onderscheid tussen bestaan in de wereld, en zijn in de Hemel. Het woord bestaan klinkt zwakker dan zijn, zoals maken zwakker klinkt dan scheppen. In beide toestanden berust onze zijnservaring echter op het gevoel dat we communiceren met- en deel uitmaken van een groter geheel buiten onze individuele identiteit. Hoe geïsoleerder we zijn, des te leger en betekenislozer onze werkelijkheid lijkt te zijn.

Waarom beperken we onze communicatie zo? Waarom zijn we zo selectief in hoe, wat en met wie we communiceren? Onze werkelijkheid is alleen volledig en compleet wanneer we een relatie hebben met elk aspect daarvan. Dat is onze natuurlijke staat van zijn. Waarom willen we die willen beknotten?

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

5. God, die alle zijn omvat, heeft wezens geschapen die elk voor zich alles hebben, maar die dat willen delen om hun vreugde te vergroten. Niets werkelijks kan vergroot worden, behalve door het te delen. Dat is de reden dat God jou geschapen heeft. De Goddelijke Abstractie schept vreugde in het delen. Dat is wat schepping betekent. ‘Hoe’, ‘wat’ en ‘voor wie’ doen niet ter zake, omdat werkelijke schepping alles geeft, aangezien zij alleen kan scheppen als zichzelf. Onthoud dat er in het Koninkrijk geen verschil is tussen hebben en zijn, zoals dat in het bestaan wel het geval is. In de staat van zijn geeft de denkgeest alles altijd.

 

God heeft ieder van ons alles gegeven, evenals het verlangen om dat alles te delen en zodoende onze vreugde te vergroten. In deze wereld gaan we zeer behoedzaam om met delen wat we hebben. We zijn extreem selectief in hoe we delen, wat we delen, en met wie we delen. In de staat van zijn bestaan deze beperkingen echter niet. In die toestand zijn hebben en zijn hetzelfde. Dan delen we niet onze bezittingen met elkaar, maar ons zijn. Dan spelen de beperkende vragen hoe, wat en voor wie geen enkele rol. Het kanaal is altijd open. We geven alles van onszelf altijd aan iedereen.

Kunnen we een begin maken met ons voor te stellen hoe dat is?

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

6. In de Bijbel wordt herhaaldelijk gezegd dat je God moet prijzen. Dit betekent beslist niet dat je Hem zou moeten zeggen hoe geweldig Hij is. Hij heeft geen ego waarmee Hij zo’n loftuiting in ontvangst kan nemen, en geen waarneming waarmee Hij die beoordelen kan. Maar zolang jij je rol in de schepping niet vervult, is Zijn vreugde niet compleet omdat de jouwe incompleet is. En dit weet Hij. Hij weet het in Zijn eigen Wezen, en in de ervaring daarvan van Zijn Zoons ervaring. Het voortdurend uitvloeien van Zijn Liefde wordt belemmerd wanneer Zijn kanalen gesloten zijn, en Hij is eenzaam wanneer de denkgeesten die Hij geschapen heeft niet ten volle met Hem communiceren.

 

Heb je je ooit afgevraagd waarom we God moeten prijzen? Is dat niet net alsof we het ego van een onzekere minnaar of een wispelturige despoot moeten strelen? Moet God daar niet boven staan?

Deze alinea zegt dat we dit juist zien: de ware God staat hier boven. Hij heeft geen ego dat gestreeld kan worden. Hem prijzen is dus hetzelfde als iemand bellen die geen telefoon heeft. Toch is er iets wat God wel van ons wil: Hij wil ons weer bij zich hebben. Hij wil dat we ons bij Hem voegen om samen met Hem te scheppen, om Zijn Liefde door het kanaal dat we zijn te laten stromen. En vooral: Hij wil onze vreugde compleet maken. Zijn vreugde is niet compleet zolang de onze incompleet is.

Uiteraard moeten we teksten zoals deze in hun metaforische betekenis zien. De Cursus is er duidelijk over dat God geen weet heeft van deze wereld en van ons schijnbare bestaan daarin, omdat we nog altijd thuis zijn bij Hem. Door termen te gebruiken die wij kunnen begrijpen, wil Jezus ons echter duidelijk maken waar het om gaat: Als we God een geschenk willen geven, moeten we Hem niet prijzen, maar naar Hem terugkeren, zodat we samen met Hem Zijn schepping uit kunnen breiden.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

7. God heeft jouw Koninkrijk voor jou bewaard, maar Hij kan Zijn vreugde niet met jou delen zolang jij die niet met heel je denkgeest kent. Openbaring is niet genoeg, omdat dat alleen communicatie vanuit God is. Aan God hoeft geen openbaring teruggegeven te worden, wat vanzelfsprekend onmogelijk zou zijn, maar Hij wil wel dat ze aan anderen wordt gegeven. Dit kan niet met de feitelijke openbaring gebeuren; haar inhoud kan niet tot uiting worden gebracht, omdat die hoogst persoonlijk is voor de denkgeest die haar ontvangt. Ze kan echter wel door die denkgeest aan andere denkgeesten worden teruggegeven, via de innerlijke houding die de kennis uit de openbaring met zich meebrengt.

 

God kan Zijn vreugde niet met ons delen zolang een deel van onze denkgeest zich afzijdig houdt. We moeten Hem kennen met onze hele denkgeest. Misschien denken we dit te bereiken door een ervaring van openbaring, omdat openbaring het kennen van God is. Maar openbaring is alleen een beweging van God naar ons. Wij moeten ook een beweging maken naar Hem, door het kanaal van onze denkgeest volledig voor Hem te openen. Dan kan Zijn liefde door ons heen stromen, en zich via ons naar anderen uitbreiden. Dan kunnen we in de wereld een afspiegeling zijn van onze werkelijke staat van zijn in de Hemel, waar we onszelf altijd aan alles geven. Dit is wat God van ons wil, want dit is hoe we ons weer met Hem verenigen.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

8. God wordt geprezen telkens wanneer een denkgeest leert volkomen behulpzaam te zijn. Dit is onmogelijk zonder volkomen niet-kwetsend te zijn, omdat deze twee overtuigingen wel moeten samengaan. Zij die werkelijk behulpzaam zijn, zijn onkwetsbaar, omdat ze hun ego’s niet beschermen en dus niets hen kwetsen kan. Hun behulpzaamheid is hun lofprijzing van God, en Hij zal hun lofprijzing van Hem beantwoorden omdat ze zijn zoals Hij en ze zich tezamen kunnen verheugen. God gaat naar hen uit en door hen heen, en er is grote vreugde in heel het Koninkrijk. Ieder die zijn denken veranderd heeft, draagt bij tot deze vreugde met zijn individuele bereidwilligheid erin te delen. Zij die werkelijk behulpzaam zijn, zijn Gods wonderdoeners, aan wie ik leiding geef tot we allen in de vreugde van het Koninkrijk verenigd zijn. Ik zal jou overal heenleiden waar je werkelijk behulpzaam kunt zijn, en naar al wie mijn leiding kan volgen via jou.

 

Deze alinea keert onze ideeën over behulpzaamheid om. Sommigen denken dat behulpzaam zijn betekent dat we tijdelijk kwetsend moeten zijn, zoals een goeroe die denkt dat hij het ego van zijn volgelingen moet breken om hen te openen voor hun ware werkelijkheid.

Een cursus in wonderen zegt echter: nee, om werkelijk behulpzaam te zijn moeten we volkomen niet-kwetsend zijn.

Anderen denken dat behulpzaam zijn ons tot slachtoffer kan maken. Wanneer we onze aandacht op anderen richten kunnen we onszelf niet beschermen. Onze verdediging is uitgeschakeld en dat maakt ons kwetsbaar.

Een cursus in wonderen zegt echter dat behulpzaam zijn ons juist onkwetsbaar maakt, omdat we het ego (tijdelijk) hebben uitgeschakeld de werkelijke bron van kwetsbaarheid.

Door anderen te helpen prijzen we in feite God, omdat werkelijke behulpzaamheid geen houding is van medelijden met iemand die beschadigd is, maar een lofprijzing van zijn natuurlijke volmaaktheid de volmaaktheid waarin God hem of haar geschapen heeft.

Als je God wilt prijzen, prijs dan wat Jezus in T25.II.5-9 Zijn 'meesterwerk' noemt: je broeder. Dat is de manier om een egoloze God te prijzen. Dat is de manier om de vreugde van het Koninkrijk te vergroten terwijl we nog hier op aarde zijn. Dat is de manier om terug te keren naar het Koninkrijk, waar het kanaal dat we zijn volledig open is en Gods Liefde zonder enige belemmering door ons heen stroomt. En dat is onze taak 'tot we allen verenigd zijn in de vreugde van het Koninkrijk'.

(Toelichtingen door Robert Perry)