Hoofdstuk 10
De afgoden van ziekte
II. De beslissing te vergeten
1. Je kunt iets niet dissociëren, tenzij je het eerst kent. Kennis moet aan dissociatie voorafgaan, zodat dissociatie niets anders is dan de beslissing te vergeten. Wat vergeten werd lijkt vervolgens beangstigend, maar alleen omdat de dissociatie een aanval op de waarheid is. Jij bent angstig omdat je vergeten hebt. En je hebt je kennis ingeruild voor een droombewustzijn, omdat jij bang bent voor je dissociatie, niet voor wat je hebt gedissocieerd. Wanneer wat je hebt gedissocieerd wordt aanvaard, houdt het op beangstigend te zijn.
Als we iets uit ons bewustzijn hebben verdrongen, moet het daar eerst geweest zijn. En omdat we het niet voor niets verdrongen hebben, zijn we bang om ons er weer bewust van te worden. We denken dat we bang zijn voor datgene wat we verdrongen hebben, maar Jezus zegt hier dat dit niet de reden is van onze angst. We zijn niet bang voor wat we verdrongen hebben, we zijn bang omdat we verdrongen hebben. We zijn bang voor de daad van verdringing omdat dit 'een aanval op de waarheid is'. Ons hier weer bewust van worden betekent dus geconfronteerd worden met onze aanval en met onszelf als aanvaller. Dat is de reden waarom we bang zijn om de kennis van de Hemel weer toe te laten tot ons bewustzijn.
(Toelichtingen door Robert Perry)
2. Toch levert het opgeven van de dissociatie van de werkelijkheid jou meer op dan alleen maar de afwezigheid van angst. Vreugde en vrede en de heerlijkheid van de schepping liggen in deze beslissing besloten. Schenk de Heilige Geest alleen jouw bereidwilligheid om je weer te herinneren, want Hij bewaart voor jou de kennis van God en van jouzelf, terwijl Hij wacht tot jij die aanvaardt. Geef blijmoedig alles op wat jouw herinnering in de weg zou staan, want God is in je geheugen. Zijn Stem zal jou zeggen dat jij deel uitmaakt van Hem, wanneer je bereid bent je Hem te herinneren en opnieuw je eigen werkelijkheid te kennen. Laat niets in deze wereld tot uitstel leiden van jouw herinnering van Hem, want in deze herinnering ligt de kennis van jouzelf.
Aangezien kennis op zichzelf niet beangstigend is, is het herinneren daarvan evenmin beangstigend. Maar dat is niet het enige. Het herinneren van de kennis van de Hemel is een ervaring van 'vreugde en vrede en de heerlijkheid van de schepping'. Want wat op ons wacht om herinnerd te worden is God, en samen met Hem de kennis van onze eigen werkelijkheid. Waarom zouden we deze herinnering uitstellen? Laten we elke gedachte en elke overtuiging opgeven die dit in de weg staat, en laten we dat blijmoedig doen. Laten we alle bereidwilligheid verzamelen die we in ons hebben om ons dit te herinneren, en deze bereidwilligheid aanbieden aan de Heilige Geest, die de herinnering voor ons bewaart.
(Toelichtingen door Robert Perry)
3. Je herinneren is niets anders dan in je denkgeest hervinden wat daar al is. Wat jij je herinnert maak jij niet, je aanvaardt slechts opnieuw wat daar al aanwezig is, maar verworpen werd. Het vermogen om in deze wereld de waarheid te aanvaarden is de waarnemingsgebonden tegenhanger van wat in het Koninkrijk scheppen is. God zal Zijn deel doen als jij het jouwe doet, en wat Hij teruggeeft in ruil voor het jouwe is het inruilen van waarneming voor kennis. Niets gaat Zijn Wil voor jou te boven. Geef slechts te kennen dat je je Hem herinneren wilt, en zie! Hij zal jou alles geven, als je er maar om vraagt.
Wij hoeven niets anders te doen dan wensen dat de waarheid terugkeert in onze denkgeest. Dat gebeurt op het niveau van waarneming, maar doet een beroep op het niveau van kennis. Dat is het niveau van God, die Zijn deel zal doen als wij het onze hebben gedaan. Hij herstelt in onze denkgeest wat er al is. Hij geeft ons kennis in ruil voor waarneming. Hij schenkt ons de vreugde van scheppen. Kortom, Hij geeft ons alles als we er maar om vragen. Als het lijkt alsof Hij tot nu toe Zijn deel niet gedaan heeft, hebben wij alleen het onze niet gedaan.
Is het echt teveel gevraagd om de waarheid te willen?
(Toelichtingen door Robert Perry)
4. Wanneer je aanvalt, ontken jij jezelf. Jij leert jezelf nadrukkelijk dat je niet bent wat jij bent. Door de werkelijkheid te ontkennen sluit je de aanvaarding van Gods gave uit, omdat jij in plaats daarvan iets anders hebt aanvaard. Als je begrijpt dat dit altijd een aanval op de waarheid is, en dat de waarheid God is, zul jij inzien waarom dit altijd beangstigend is. Als je bovendien inziet dat jij deel bent van God, zul je begrijpen waarom het zo is dat jij altijd eerst jezelf aanvalt.
Deze alinea legt verder uit waarom we niet bang zijn voor de kennis die we hebben verdrongen, maar voor het verdringen zelf. Evenals in de eerste alinea wordt hier gezegd dat we daar bang voor zijn omdat het een aanval is op de waarheid. Dit wordt nu aangevuld met de verklaring dat een aanval op de waarheid een aanval op God is — en het opnemen tegen God is altijd beangstigend. Aangezien wij deel zijn van God, is het ook een aanval op onszelf. Door kennis uit onze denkgeest te verbannen, verbannen we de kennis over onze eigen werkelijkheid.
(Toelichtingen door Robert Perry)
5. Alle aanval is een aanval op je Zelf. Het kan niet iets anders zijn. Omdat hij ontstaat uit je eigen beslissing om niet te zijn wat jij bent, is het een aanval op je identificatie. Aanval is zodoende de manier waarop jouw identificatie verloren gaat, want als jij aanvalt moet je wel vergeten zijn wat jij bent. En als jouw werkelijkheid die van God is, zul jij je, wanneer je aanvalt, Hem niet herinneren. Niet omdat Hij verdwenen is, maar omdat jij er daadwerkelijk voor kiest je Hem niet te herinneren.
Alle aanvallen, inclusief die op onze broeders, zijn aanvallen op ons Zelf. Elke aanval is een ontkenning van wat we zijn, een aanval op onze ware Identiteit, een beslissing om onze werkelijkheid te vergeten. En aangezien onze werkelijkheid die van God is, is het de beslissing om God te vergeten.
Toepassing : Denk aan de keren dat je iemand hebt aangevallen, duidelijk of subtiel, heimelijk of openlijk, en zeg bij elk daarvan:
Mijn aanval op [naam] was een aanval op mijn Zelf
Het was de beslissing om te vergeten wie ik werkelijk ben, en daarmee de beslissing om me God niet te herinneren.
(Toelichtingen door Robert Perry)
6. Als jij besefte dat dit van je innerlijke vrede een complete ravage maakt, zou je zo’n waanzinnige beslissing niet kunnen nemen. Je neemt die alleen omdat je nog altijd gelooft dat het jou iets bezorgen kan wat jij wilt. Hieruit volgt dus dat jij iets anders wilt dan innerlijke vrede, maar je hebt niet overwogen wat dat wel moet zijn. Toch is het logische gevolg van je beslissing volkomen duidelijk, als je het alleen maar in ogenschouw wilt nemen. Door een beslissing te nemen die tegen je werkelijkheid indruist, maakte jij jezelf waakzaam ten nadele van God en Zijn Koninkrijk. En het is die waakzaamheid die ervoor zorgt dat jij bang bent je Hem te herinneren.
Elk aanval maakt 'een complete ravage van onze innerlijke vrede'. We vallen aan — onszelf en anderen —omdat we denken dat we daarmee iets krijgen wat we hebben willen. Dit kan alleen maar betekenen dat we geen innerlijke vrede willen.
Heb je er wel eens over nagedacht of wat je hoopt te krijgen je gelijk, het gevoel de sterkste te zijn, of welke illusoire dingen van de wereld dan ook werkelijk kostbaarder is dan innerlijke vrede? En heb je wel eens nagedacht over het resultaat van je aanval? Aangezien een aanval de kennis van je werkelijkheid uit je denkgeest verdrijft, verdrijft hij ook God en Zijn Koninkrijk daaruit. Door je beslissing om aan te vallen ben je waakzaam geworden tegen God en Zijn Koninkrijk — het omgekeerde van de derde les van de Heilige Geest (T6.V.C). En deze waakzaamheid maakt je bang om je Hem te herinneren.
(Toelichtingen door Robert Perry)