50 principes van wonderen
Principe 7
Wonderen zijn ieders recht, maar eerst is loutering noodzakelijk.
Het woord 'loutering' wordt niet vaak gebruikt in de Cursus. Het is een woord dat meer betekenis heeft in het jodendom en het christendom, en ik denk dat dat de reden is waarom het hier opduikt. De eerste gedeelten en hoofdstukken van de Cursus bevatten veel bijbelse termen, omdat Helen de Bijbel erg goed kende, vooral het Nieuwe Testament. Het was de manier waarop Jezus haar hielp een kloof te overbruggen.
Vraag: Kende Helen de Bijbel zo goed omdat ze die bestudeerde?
Antwoord: Ze las graag in de Bijbel. Ze hield van de manier waarop deze is geschreven. Ze had een geweldig gevoel voor stijl en taal. Ze had een haat-liefdeverhouding met het christendom en vooral met de katholieke kerk, maar een deel van haar werd daar ook heel erg toé aangetrokken. Ze kon hele passages uit het Nieuwe Testament citeren en was vertrouwd met dogma's, doctrines, de leer van het katholicisme en de belangrijkste stromingen van het protestantisme. Maar ze heeft de Bijbel nooit formeel bestudeerd.
Loutering, zoals Een cursus in wonderen het bedoelt, heeft niets met het lichaam te maken. We kunnen het lichaam niet louteren of zuiveren omdat het niet onzuiver is. Als het lichaam een illusie is, zoals de Cursus onderwijst, dan is er niets wat we met het lichaam kunnen doen. Wat het lichaam zondig, onzuiver of onheilig maakt zijn onze gedachten. Het zijn dus onze gedachten die gelouterd moeten worden, niet het lichaam. Daarom gaat de leer van de Cursus nooit over iets wat we met het lichaam moeten doen en kan ascese onmogelijk de vorm van spiritualiteit zijn die de Cursus voorstaat. Want het doel van ascese is de loutering van het lichaam. De Cursus zegt dat we onze denkgeest moeten louteren. Zoals Sint Augustinus zei: "Bemin, en doe dan wat je wilt." Als er liefde is in ons hart en in onze denkgeest, zal alles wat we doen een uitbreiding van die liefde zijn. Daarom hoeven we ons geen zorgen te maken over ons lichaam, want dan maken we ons zorgen over het verkeerde. Het lichaam is niet het probleem. Waar we ons zorgen over moeten maken is over de gedachten in onze denkgeest. De enige gedachte die genezen moet worden is de gedachte van schuld. Dat is de loutering waar het hier over gaat.
Als de Cursus zegt dat wonderen ieders recht zijn, betekent dat dat wonderen voor ieder van ons bestemd zijn. Een wonder is dus niet iets dat door bepaalde mensen wordt verricht. Een van de grootste vergissingen die formele religies maken is het toeschrijven van bepaalde krachten of eigenschappen aan sommige personen en niet aan iedereen. Sommige mensen kunnen wonderen verrichten, anderen niet. Degenen die dat kunnen zijn heiligen: mensen die door religieuze instituten worden gekozen als degenen die dingen kunnen doen die niemand anders kan. Dit wonderprincipe zegt dat een wonder iets is wat we allemaal kunnen verrichten, wat we in feite allemaal moeten verrichten. Een wonder is niet het splijten van het water van de Rode Zee of over water lopen; een wonder is het veranderen van de waarneming van het ego in die van de Heilige Geest. Dat wonder is ieders recht en dat betekent dat iedereen een instrument van de Heilige Geest of Jezus kan zijn, en Hun Liefde kan uitbreiden in de vorm die het meest behulpzaam en het meest liefdevol is. Onze focus ligt dus niet op het uiterlijke wonder, maar op de loutering van alle belemmeringen die het wonder tegenhouden; op het verwijderen van de obstakels voor het bewustzijn van de aanwezigheid van Liefde. Wat gelouterd moet worden zijn onze gedachten van afscheiding en schuld. En wat deze gedachten loutert is onze bereidheid om aan de Heilige Geest te vragen via ons te vergeven.
Vraag: Hoe beoordeel je iemands vorderingen met betrekking tot de Cursus?
Antwoord: ik beoordeel niemands vorderingen behalve die van mezelf, en die beoordeel ik aan de hand van de mate van vrede die ik ervaar. Ieder van ons heeft zijn eigen manier om zijn vorderingen te beoordelen. Met andere woorden: als je je in een situatie bevindt die je vijf weken of vijf jaren geleden op de kast joeg, of je bent in het gezelschap van iemand die altijd gevoelens van haat of angst bij je opriep, en ineens merk je dat je in die situatie of in het bijzijn van die persoon vrede voelt, dan weet je dat je op de goede weg zit. Het is altijd een vergissing om te proberen een ander te beoordelen. Het Tekstboek zegt dat we sommige van onze grootste vorderingen als mislukkingen hebben beoordeeld en sommige van onze diepste inzinkingen als successen (T18.V.1:6). Dit is een milde manier om te zeggen dat we niet altijd weten wat er in onszelf gaande is. En als we niet weten wat er in onszelf gaande is, hoe kunnen we dan weten wat er in een ander gaande is?