17. Hoe gaan Gods leraren om met magische gedachten?
1. Dit is zowel voor de leraar als de leerling een beslissende vraag. Als deze kwestie verkeerd wordt behandeld, heeft de leraar van God zichzelf gekwetst en bovendien zijn leerling aangevallen. Dit versterkt de angst en zorgt ervoor dat voor hen beiden magie heel werkelijk lijkt. Hoe hij met magie moet omgaan, wordt zodoende een cruciale les die de leraar van God meester moet worden. Zijn eerste verantwoordelijkheid in deze is haar niet aan te vallen. Als een magische gedachte enige vorm van woede opwekt, dan kan Gods leraar er zeker van zijn dat hij zijn eigen geloof in zonde versterkt en zichzelf heeft veroordeeld. Hij kan er eveneens zeker van zijn dat hij depressiviteit, pijn, angst en onheil over zich heeft afgeroepen. Laat hij zich dan herinneren dat hij juist dit niet wil onderwijzen, omdat hij juist dit niet wil leren.
2. Er bestaat echter de verleiding om op magie te reageren op een manier die haar versterkt. En dit is niet altijd duidelijk. Het kan in feite makkelijk schuilgaan achter een wens om te helpen. Juist deze dubbele wens maakt dat de hulp van geringe waarde is en wel tot ongewenste resultaten moet leiden. Evenmin moet vergeten worden dat het resultaat dat daaruit voortkomt steeds op gelijke wijze leraar én leerling treft. Hoe vaak is het niet al benadrukt dat je slechts aan jezelf geeft? En waar kan dat beter blijken dan in het soort hulp dat de leraar van God geeft aan hen die zijn hulp nodig hebben? Hier wordt zijn gave hem zeer duidelijk gegeven. Want hij zal slechts geven wat hij voor zichzelf gekozen heeft. En in deze gave ligt zijn oordeel over de heilige Zoon van God.
3. Het is het makkelijkst een vergissing daar te laten corrigeren waar die het meest zichtbaar is, en vergissingen kunnen aan hun gevolgen worden herkend. Een les die naar waarheid onderwezen wordt kan tot niets anders leiden dan tot bevrijding voor leraar én leerling die één intentie met elkaar deelden. Aanval kan alleen zijn intrede doen als het zien van afzonderlijke doelen is binnengeslopen. En dat moet zonder meer het geval zijn geweest als het resultaat iets anders is dan vreugde. Het eenduidige streven van de leraar wendt het verdeelde doel van de leerling in één richting, waarbij de roep om hulp zijn enige appèl wordt. Hierop kan dan ook gemakkelijk worden gereageerd met slechts één antwoord, en dit antwoord zal feilloos in de denkgeest van de leraar doordringen. Van daaruit straalt het de denkgeest van de leerling binnen, en maakt die één met die van hem.
4. Het is wellicht nuttig te onthouden dat niemand kwaad kan worden op een feit. Het is altijd een interpretatie die aanleiding geeft tot negatieve emoties, ongeacht hun ogenschijnlijke rechtvaardiging door wat feiten lijken te zijn. En eveneens ongeacht de intensiteit van de woede die werd opgewekt. Het kan gewoon een lichte irritatie zijn, wellicht te zwak om ook maar duidelijk te worden onderkend. Of het kan de vorm aannemen van intense razernij, vergezeld van gedachten over geweld, gefantaseerd of ogenschijnlijk uitgeleefd. Dat doet er niet toe. Al deze reacties zijn hetzelfde. Ze verdoezelen de waarheid en dat kan nooit een kwestie van gradatie zijn. Ofwel is de waarheid duidelijk zichtbaar, of ze is dat niet. Ze kan niet gedeeltelijk worden gezien. Wie zich niet bewust is van de waarheid, moet wel illusies aanschouwen.
5. Woede als reactie op vermeende magische gedachten is een grondoorzaak van angst. Ga eens na wat deze reactie betekent, en haar centrale plaats in het denksysteem van de wereld wordt zonneklaar. Louter door haar aanwezigheid bevestigt een magische gedachte een afscheiding van God. Ze verklaart in de duidelijkst mogelijke vorm dat de denkgeest die gelooft dat hij een afgescheiden wil heeft die de Wil van God kan weerstaan, tevens gelooft dat hij daarin kan slagen. Dat dit allerminst een feit kan zijn, ligt voor de hand. Maar dat kan worden geloofd dat het een feit is, ligt evenzeer voor de hand. En hier staat de wieg van schuld. Wie zich de plaats van God toeëigent en die zelf inneemt, heeft nu een dodelijke ‘vijand’. En hij staat in zijn bescherming noodgedwongen alleen en moet voor zichzelf een schild maken om zich te beveiligen tegen razernij die nooit bekoeld kan worden en wraak die nooit kan worden verzadigd.
6. Hoe kan deze ongelijke strijd worden beslecht? Het eind ervan is onafwendbaar, want het kan niet anders dan uitlopen op de dood. Hoe kan men dan in zijn eigen verdediging geloven? Opnieuw moet magie te hulp schieten. Vergeet de strijd. Aanvaard die als feit en vergeet die dan. Vergeet de onmogelijke overmacht tegenover jou. Vergeet de onmetelijkheid van de ‘vijand’, en denk niet aan je zwakheid in vergelijking daarmee. Aanvaard je afgescheidenheid, maar vergeet hoe die tot stand kwam. Geloof dat jij die strijd gewonnen hebt, maar bewaar niet de minste herinnering aan Wie je grote ‘tegenstander’ werkelijk is. Door jouw ‘vergeten’ op Hem te projecteren, komt het je voor dat ook Hij vergeten heeft.
7. Maar wat zal nu je reactie zijn op alle magische gedachten? Ze kunnen slechts de slapende schuld, die jij hebt weggestopt maar niet losgelaten, opnieuw wakker maken. Elk zegt duidelijk tot je angstige denkgeest: ‘Jij hebt je de plaats van God toegeëigend. Denk niet dat Hij dat vergeten is.’ Hier zien we de angst voor God op zijn sterkst vertegenwoordigd. Want in die gedachte heeft schuld de waanzin al tot de troon van God Zelf verheven. En nu is er geen hoop meer. Behalve om te doden. Dit is nu verlossing. Een boze vader achtervolgt zijn schuldige zoon. Doden of gedood worden, dat is hier immers de enige keus. Daarbuiten is er geen, want wat gedaan werd, kan niet ongedaan worden gemaakt. De bloedvlek kan nooit worden verwijderd en ieder die deze smet op zich draagt, moet de dood smaken.
8. In deze hopeloze situatie zendt God Zijn leraren. Zij brengen het licht der hoop van God Zelf. Er is een uitweg mogelijk. Die kan geleerd en onderwezen worden, maar dat vereist geduld en een overvloed aan bereidwilligheid. Uitgaande hiervan steekt de onloochenbare eenvoud van de les als een intens wit licht af tegen een zwarte horizon, want dat is het. Als woede voortkomt uit een interpretatie en niet uit een feit, is die nooit gerechtvaardigd. Zodra dit begrepen wordt – al is het maar vaag –, dan staat de weg open. Nu is het mogelijk de volgende stap te zetten. Eindelijk kan de interpretatie gewijzigd worden. Magische gedachten hoeven niet tot veroordeling te leiden, want in wezen hebben ze niet de macht om schuld op te roepen. En dus kunnen ze worden genegeerd, en zo in de waarste zin worden vergeten.
9. Waanzin lijkt alleen maar vreselijk. In waarheid heeft hij geen macht om ook maar iets te maken. Zoals magie die zijn dienaar wordt, valt hij niet aan noch beschermt hij. Waanzin zien en het denksysteem ervan onderkennen betekent kijken naar niets. Kan niets woede opwekken? Allerminst. Bedenk dan, leraar van God, dat woede een werkelijkheid ziet die er niet is; toch is de woede het zekere bewijs dat jij in de feitelijkheid ervan gelooft. Nu is een uitweg onmogelijk, tot je inziet dat je hebt gereageerd op je eigen interpretatie die je op de buitenwereld hebt geprojecteerd. Laat dit meedogenloze zwaard nu uit je handen worden genomen. Er is geen dood. Dit zwaard bestaat niet. De angst voor God is zonder oorzaak. Maar Zijn Liefde is Oorzaak van alles wat buiten alle angst ligt, en dus voor eeuwig werkelijk is en voor altijd waar.