2. Het psychotherapeutisch proces
II. De plaats van religie in psychotherapie
1. Om een leraar van God te zijn, is het niet noodzakelijk religieus te zijn of zelfs maar in een enigszins merkbare mate in God te geloven. Het is echter wel noodzakelijk vergeving in plaats van veroordeling te onderwijzen. En zelfs hierbij wordt geen volledige consistentie vereist, want iemand die dat punt had bereikt zou in een oogwenk en zonder één woord verlossing volledig kunnen onderwijzen. Maar hij die alles heeft geleerd heeft geen leraar nodig, en zij die genezen zijn hebben geen behoefte aan een therapeut. Relaties zijn nog steeds de tempel van de Heilige Geest, en ze zullen in de tijd vervolmaakt worden, en tot de eeuwigheid hersteld.
2. Geformaliseerde godsdienst heeft in psychotherapie geen plaats, maar heeft in religie evenmin een werkelijke plaats. ln deze wereld is er een verbazingwekkende tendens om tegenstrijdige woorden in één begrip samen te brengen zonder die tegenstrijdigheid ook maar enigszins op te merken. De poging religie te formaliseren is zo’n duidelijke poging van het ego om het onverenigbare te verenigen dat er hier beslist niet over hoeft te worden uitgeweid. Religie is ervaring; psychotherapie is ervaring. Op de hoogste niveaus worden ze één. Geen van beide is zelf de waarheid, maar beide kunnen naar de waarheid leiden. Wat kan er anders nodig zijn om de waarheid te vinden, die volmaakt duidelijk blijft, dan de schijnbare obstakels voor waar bewustzijn weg te nemen?
3. Niemand die leert vergeven, kan zich God niet herinneren. Vergeving is daarom alles wat er onderwezen, want alles wat er geleerd dient te worden. Alle belemmeringen voor de Godsherinnering zijn vormen van niet-vergeven, en anders niets. Dit is nooit duidelijk voor de patiënt, en slechts zelden voor de therapeut. De wereld heeft al haar krachten gebundeld tegen dit ene gewaarzijn, want hierin ligt het eind van de wereld en alles waar zij voor staat.
4. Maar voor de psychotherapie vormt het gewaarzijn van God geen redelijk doel. Dit zal komen wanneer de psychotherapie voltooid is, want waar vergeving is moet de waarheid wel komen. Het zou beslist onterecht zijn als geloof in God noodzakelijk was voor het welslagen van psychotherapie. Ook is geloof in God geen werkelijk betekenisvol begrip, want God kan louter gekend zijn. Geloof houdt in dat ongeloof mogelijk is, maar kennis van God heeft geen werkelijk tegendeel. God niet kennen is geen kennis bezitten, en juist hiertoe leidt alle niet-vergeven. En zonder kennis kan men slechts geloof hebben.
5. Verschillende leermiddelen spreken verschillende mensen aan. Sommige vormen van religie hebben niets te maken met God, en sommige vormen van psychotherapie hebben niets te maken met genezing. Als leerling en leraar samen echter één doel delen, zal God in hun relatie binnentreden omdat Hij werd binnengenood. Op dezelfde manier geeft een vereniging van doel tussen patiënt en therapeut God opnieuw de eerste plaats, eerst via de visie van Christus, dan via het herinneren van God Zelf. Het psychotherapeutisch proces is de terugkeer naar innerlijke gezondheid. Leraar en leerling, therapeut en patiënt zijn allen waanzinnig, anders zouden ze hier niet zijn. Samen kunnen ze een uitweg vinden, want niemand vindt zijn innerlijke gezondheid alléén.
6. Als genezing een uitnodiging is aan God Zijn Koninkrijk te betreden, welk verschil maakt het dan hoe de uitnodiging is geschreven? Doet het papier ter zake, de inkt of de pen? Of gaat de uitnodiging uit van degene die schrijft? God komt tot hen die Zijn wereld willen herstellen, want zij hebben de manier gevonden om Hem te roepen. Als er twee verenigd zijn, is Hij daar beslist aanwezig. Wat hun doel is doet niet ter zake, maar zij moeten dat volledig delen om te slagen. Het is onmogelijk een doel te delen dat niet door Christus is gezegend, want wat door Zijn ogen ongezien blijft is te versplinterd om betekenis te hebben.
7. Zoals ware religie geneest, zo moet ware psychotherapie religieus zijn. Maar beide nemen vele vormen aan, omdat geen enkele goede leraar voor alle leerlingen één aanpak kiest. lntegendeel, hij luistert geduldig naar elke leerling, en laat hem zijn eigen leerplan formuleren; niet het doel van het leerplan, maar op welke manier hij het best het doel bereiken kan dat het voor hem stelt. Wellicht denkt de leraar niet aan God als deel van het onderricht. Wellicht begrijpt de psychotherapeut niet dat genezing van God afkomstig is. Zij kunnen slagen waar velen die geloven dat ze God hebben gevonden, zullen falen.
8. Wat moet de leraar doen om leren zeker te stellen? Wat moet de therapeut doen om genezing tot stand te brengen? Slechts één ding: hetzelfde wat verlossing van iedereen vereist. Elk moet met iemand anders één doel delen, en zo elk gevoel van afzonderlijke belangen kwijtraken. Alleen zo is het mogelijk de nauwe begrenzingen die het ego het zelf oplegt, te overstijgen. Alleen zo kunnen leraar en leerling, therapeut en patiënt, jij en ik, de Verzoening aanvaarden en die leren geven zoals ze ontvangen werd.
9. Gemeenschap is onmogelijk voor iemand alleen. Niemand die zich apart opstelt, kan de visie van Christus ontvangen. Ze wordt hem aangereikt, maar hij kan zijn hand niet uitstrekken om die te ontvangen. Laat hij stil zijn en inzien dat de behoefte van zijn broeder die van hem is. En laat hij dan zijn broeders behoefte vervullen als de zijne, en zien dat ze als één worden vervuld, want dat zijn ze ook. Wat is religie anders dan een hulpmiddel om hem te laten zien dat dit zo is? En wat is psychotherapie anders dan een hulpmiddel dat in precies diezelfde richting leidt? Het is het doel dat deze processen hetzelfde maakt, want ze zijn één van doel en moeten dus één van middel zijn.