Hoofdstuk 25
Gods rechtvaardigheid
V. De staat van zondeloosheid
1. De staat van zondeloosheid bestaat slechts hierin: heel het verlangen om aan te vallen is verdwenen, en dus is er geen reden om de Zoon van God anders te zien dan hij is. De behoefte aan schuld is verdwenen, omdat deze geen enkel doel dient, en zonder het doel van zonde geen betekenis heeft. Aanval en zonde zijn als één illusie met elkaar verbonden, waarbij elk de oorzaak, het doelwit en de rechtvaardigingsgrond van de ander vormt. Elk op zich is zonder betekenis, maar lijkt zijn betekenis te ontlenen aan de ander. Elk is voor zijn schijn van zingeving op de ander aangewezen. En niemand zou de een kunnen geloven als niet de ander de waarheid was, want elk getuigt ervan dat de ander waar moet zijn.
Aanval en zonde zijn twee kanten van dezelfde illusie, want aanval die als werkelijk wordt gezien is zonde. Zoals Jezus ons eerder vertelde: 'Zondigen zou zijn: de werkelijkheid geweld aandoen, en daarin slagen. Zonde is de verkondiging dat aanval iets werkelijks is en schuld gerechtvaardigd' (T19.II.2:2-3). Het een is dus onlosmakelijk verbonden met het ander. Aanval dient het doel van zonde door deze te versterken. Op haar beurt dient zonde het doel van aanval: de zonde die we in anderen zien geeft ons een perfecte reden om aan te vallen.
De staat van zondeloosheid is het tegenovergestelde van dit alles. Zonder zonde is er geen behoefte en reden om aan te vallen. Zonder aanval is er geen behoefte en reden om zonde te zien. En aangezien zonde en aanval met elkaar verbonden zijn, kunnen ze ook samen ongedaan worden gemaakt.
(Toelichtingen door Greg Mackie)
2. Door aan te vallen wordt Christus jouw vijand, en God samen met Hem. Zou je met zulke ‘vijanden’ niet bang moeten zijn? En zou je niet jezelf moeten vrezen? Want je hebt jezelf pijn gedaan, en jouw Zelf tot ‘vijand’ gemaakt. En nu moet je geloven dat jij niet jij bent, maar iets wat jou wezensvreemd is, ‘iets anders’, ‘iets’ wat in plaats van geliefd, moet worden gevreesd. Wie zou willen aanvallen wat hij als volkomen onschuldig ziet? En wie kan er, omdat hij wenst aan te vallen, anders denken dan dat hij schuldig is aan het instandhouden van de wens, terwijl hij onschuld verlangt? Want wie kan de Zoon van God als onschuldig zien, én hem dood wensen? Christus staat vóór je, telkens wanneer jij naar jouw broeder kijkt. Hij is niet verdwenen omdat jouw ogen gesloten zijn. Maar wat valt er te zien als je naar je Verlosser zoekt, wanneer je Hem met nietsziende ogen beziet?
Door aan te vallen bevestigen we dat zonde werkelijk is, dat we een zondig zelf zijn in plaats van een schuldeloos Zelf. Daarmee wordt Christus — oftewel ons ware Zelf — onze 'vijand', evenals Zijn (en onze) Vader. Natuurlijk zijn we bang voor zulke machtige vijanden. We geloven nu 'iets anders' te zijn dan wat we werkelijk zijn, niet een heilige Zoon van God, maar een aanvallend ego dat gevreesd moet worden.
Als we de onschuld van onze broeders zouden zien, zouden we hen niet kunnen en willen aanvallen, maar we willen hen als schuldig blijven zien om zelf onschuldig te lijken. We hebben onze ogen gesloten voor de Christus in hen, door ons te concentreren op alle 'slechte' dingen die hun lichaam doet. Daarom zien we een schuldige zondaar, in plaats van de heilige verlosser in elke broeder die we ontmoeten.
(Toelichtingen door Greg Mackie)
3. Het is niet Christus die jij ziet door zo te kijken. Het is de ‘vijand’, verward met de Christus, waarnaar je kijkt. En die jij haat, omdat je in hem geen zonde kunt zien. Evenmin hoor je zijn klaaglijk roepen, onveranderd qua inhoud ongeacht de vorm waarin die roep weerklinkt, om je met hem te verenigen en je met hem in onschuld en in vrede te verbinden. En toch is dat, onder de zinloze kreten van het ego, de oproep die God hem gegeven heeft, opdat jij in hem Zijn Oproep tot jou zou mogen horen, en daarop zou antwoorden door God het Zijne terug te geven.
Wanneer we een broeder zien als een schuldige zondaar, zien we niet de Christus in hem. We zien hem als een vijand — en wel op twee niveaus. Aan de oppervlakte beschouwen we hem als een vijand omdat we zonde in hem zien. Maar op een dieper niveau beschouwen we hem als een vijand omdat er juist geen zonde in hem is. Hij is de schuldeloze Christus, de aartsvijand nummer 1 van het ego. Zoals Jezus eerder zei: 'Voor het ego geldt: de schuldelozen zijn schuldig. Zij die niet aanvallen zijn zijn 'vijanden" (T13.II.4:2-3). En Christus valt niet aan ...
Dit is de reden waarom we ons niet willen verbinden met onze broeders. We vertellen onszelf dat de redenen daarvoor de slechte dingen zijn die ze doen, maar in werkelijkheid willen we hun oproep om ons met hen te verbinden in onschuld niet horen, omdat we Gods oproep aan ons niet willen horen — de oproep die het ego voorgoed ongedaan zal maken.
(Toelichtingen door Greg Mackie)
4. De Zoon van God vraagt jou slechts dit: dat jij hem teruggeeft wat hem toekomt, opdat jij er samen met hem in mag delen. Alléén heeft geen van beiden het. Zo blijft het noodzakelijkerwijs voor beiden nutteloos. Tezamen zal het ieder evenveel kracht geven om de ander te verlossen, en samen met hem ook zichzelf. Door jou vergeven, schenkt jouw verlosser jou verlossing. Door jou veroordeeld, schenkt hij jou de dood. In iedereen zie je slechts de weerspiegeling van wat jij verkiest dat hij voor jou betekent. Als je ten nadele van zijn eigenlijke functie beslist, de enige die hij in waarheid bezit, beroof je hem van al de vreugde die hij zou hebben gevonden als hij de rol vervuld had die God hem gegeven heeft. Maar denk niet dat de Hemel alleen voor hem verloren is. Ook kan die niet herwonnen worden tenzij hem de weg door jou gewezen wordt, opdat jij die mag vinden, wandelend aan zijn zijde.
Onze broeder vraagt ons slechts om één ding: dat we hem vergeven, dat we de onschuld zien die we met hem delen. Met andere woorden: we moeten onze verlosser verlossen, zoals Jezus ons zo vaak vertelt. We vergeven onze broeder door onze projecties van hem terug te nemen en de schuldeloze Christus in hem te zien. Dit bevrijdt hem om de functie te vervullen die zijn grootste vreugde is: de functie om ons te verlossen door de onschuld van Christus in ons te zien. De keuze is aan ons: ontzeggen we hem de Hemel en ontzeggen we die dus aan onszelf, of wijzen we hem de weg naar de Hemel en gaan we die weg samen met hem?
Toepassing : Misschien kom je vandaag in een situatie terecht waarin iemand iets zegt of doet wat je boos of van streek maakt. Als dat gebeurt, gebruik dan de volgende woorden als reactie op de verleiding om hem te veroordelen:
Door mij vergeven, schenkt [naam] mij verlossing.
Door mij veroordeeld, schenkt hij/zij mij de dood.
Welk van beide wil ik?
(Toelichtingen door Greg Mackie)
5. Het is geen offer dat hij wordt verlost, want door zijn vrijheid zul jij de jouwe verwerven. Hem zijn functie laten vervullen is slechts het middel om jou de jouwe te laten vervullen. En zo ben je onderweg naar de Hemel, of naar de hel, maar niet alleen. Hoe schitterend zal zijn zondeloosheid zijn, wanneer jij die ziet! En hoe geweldig zal jouw vreugde zijn, wanneer hij vrij is jou de gave van het zien te schenken, die God hem voor jou gegeven heeft! Hij heeft niets anders nodig dan dit: dat jij hem de vrijheid verleent de taak te volbrengen die God hem gegeven heeft. En onthoud daarbij het volgende: wat hij doet, doe jij samen met hem. En zoals jij hem ziet, zo definieer jij de functie die hij voor jou heeft, totdat je hem ánders ziet en hem laat zijn wat God bepaald heeft dat hij voor jou zou zijn.
Wanneer we gescheiden belangen zien, denken we dat het verlies van een ander onze winst betekent, en ons verlies zijn winst. Om onszelf te redden moeten we de ander dus veroordelen: zijn schuld zijn verlies — is onze onschuld — onze winst. Als we hem met succes kunnen beschuldigen, gaan wij vrijuit. In dit scenario lijkt vergeving een offer; alsof we onze zondebok vrijlaten zonder er iets voor terug te krijgen, behalve misschien de schamele voldoening van het doen van een 'goede daad'.
In werkelijkheid hebben we echter gedeelde belangen. Omdat we met elkaar verbonden zijn winnen of verliezen we samen. Daarom is het verlossen van de ander de manier om onszelf te verlossen; zijn onschuld en vrijheid zijn de onze.
Toepassing : We zouden elke dag moeten wijden aan het geven van de verlossing die we voor onszelf willen. We zouden elke dag bij het ontwaken moeten denken: 'Ik vergeef vandaag iedereen die ik tegenkom. Ik wil overal zondeloosheid zien'. Hoe mooi zal deze dag dan zijn! En hoe groot zal onze vreugde zijn wanneer we iedereen verlossen, waardoor zij hun functie kunnen vervullen om ons te verlossen!
Kun je je voorstellen hoe je leven zou zijn als je hier elke dag aan zou wijden?
(Toelichtingen door Greg Mackie)
6. Tegenover de haat die Gods Zoon jegens zichzelf kan koesteren wordt God gezien als machteloos om wat Hij geschapen heeft te redden van de hellepijn. Maar in de liefde die hij zichzelf betoont wordt God vrijgelaten Zijn Wil te doen geschieden. In jouw broeder zie jij de weergave van jouw eigen geloof in wat de Wil van God voor jou moet zijn. In jouw vergeving zul je Zijn Liefde voor jou begrijpen; door jouw aanval zul je geloven dat Hij jou haat, en denken dat de Hemel de hel moet zijn. Kijk nogmaals naar jouw broeder, maar niet zonder het inzicht dat hij de weg is naar de Hemel of de hel, al naargelang hoe jij hem ziet. Vergeet dit echter niet: de rol die jij hem geeft, wordt jou gegeven, en jij zult de weg bewandelen die jij hem wees, omdat die jouw oordeel is over jouzelf.
Deze paragraaf heeft duidelijk gemaakt dat we ofwel samen met onze broeders de weg naar de Hemel gaan ofwel van elkaar afgescheiden de weg naar de hel. Wanneer we het ego kiezen als onze leraar, kiezen we voor zelfhaat en voor de hel, en zien we God als machteloos om ons daarvan te redden. Kiezen we voor de Heilige Geest, dan kiezen we voor Gods Liefde en voor de Hemel. Om te weten welke keuze onze denkgeest heeft gemaakt, hoeven we alleen maar naar onze broeders te kijken: 'In jouw broeder zie jij de weergave van jouw eigen geloof in wat de Wil van God voor jou moet zijn. Wanneer we speciaalheld en gescheiden belangen zien, hebben we met de ogen van het ego gekeken; zien we daarentegen eenheid en gedeelde belangen, dan hebben we gekeken met de visie van Christus.
Toepassing : Denk aan iemand jegens wie je een grief koestert, en pas de volgende woorden op hem of haar toe:
In [naam] zie ik de weerspiegeling van mijn geloof in wat God voor mij wil.
Als ik [naam] aanval, geloof ik dat God mij haat en veroordeelt tot de hel.
Als ik [naam] vergeef, geloof ik dat God van mij houdt en mij omarmt in de Hemel.
Heilige Geest, help me om [naam] niet te veroordelen, maar in plaats daarvan zijn heiligheid te zien, zodat we samen de weg naar de Hemel kunnen gaan.
(Toelichtingen door Greg Mackie)