4. Wat zijn de eigenschappen van Gods leraren?
II. Eerlijkheid
1. Alle andere eigenschappen van Gods leraren berusten op vertrouwen. Als dat eenmaal verworven is, kunnen de andere niet uitblijven. Alleen zij die vertrouwen, kunnen zich eerlijkheid veroorloven, want alleen zij kunnen de waarde ervan zien. Eerlijkheid geldt niet alleen voor wat je zegt. In feite betekent de term consistentie. Niets van wat je zegt is in tegenspraak met wat je denkt of doet, niet één gedachte is in strijd met enige andere, geen enkele daad weerspreekt je woorden, en er is niet één woord of het stemt met elk ander overeen. Zo zijn zij die werkelijk eerlijk zijn. Op geen enkel niveau zijn ze in conflict met zichzelf. Daarom is het hun onmogelijk met iets of iemand in conflict te zijn.
2. De innerlijke vrede die de gevorderde leraren van God ervaren is hoofdzakelijk te danken aan hun volmaakte eerlijkheid. Alleen de wens om te misleiden leidt tot oorlog. Niemand die één is met zichzelf kan zich zelfs maar een voorstelling maken van conflict. Conflict is het onvermijdelijke gevolg van zelfmisleiding, en zelfmisleiding is oneerlijkheid. Een leraar van God kan niet op de proef worden gesteld. Op de proef stellen houdt twijfel in, en het vertrouwen waarin Gods leraren verankerd zijn maakt twijfel onmogelijk. Ze kunnen dan ook alleen maar slagen. Hierin, zoals in alles, zijn ze eerlijk. Ze kunnen alleen maar slagen, want ze volgen nooit hun eigen wil alléén. Ze kiezen voor de gehele mensheid, voor heel de wereld en alles daarin, voor wat achter uiterlijke vormen onveranderlijk en onveranderbaar is, en voor de Zoon van God en zijn Schepper. Hoe zouden ze niet kunnen slagen? Ze kiezen in volmaakte eerlijkheid, even zeker van hun keuze als van zichzelf.