4.   Wat zijn de eigenschappen van Gods leraren?

IX. Trouw

 

1. De mate van trouw van de leraar van God is de maatstaf voor zijn vooruitgang in het leerplan. Kiest hij nog steeds sommige aspecten van zijn leven uit om ervan te leren, terwijl hij andere buiten beschouwing laat? Als dat zo is, dan is zijn vooruitgang beperkt en heeft zijn vertrouwen nog geen vaste grond gekregen. Trouw is het vertrouwen van Gods leraar dat het Woord van God alle dingen recht kan zetten; niet enkele, maar alle. Gewoonlijk geldt zijn trouw aanvankelijk slechts enkele problemen, en blijft die een tijdlang zorgvuldig daartoe beperkt. Alle problemen aan één Antwoord overgeven betekent het denken van de wereld volledig op z’n kop zetten. En dat alleen is trouw. Niets anders verdient werkelijk die naam. Toch is elke graad daarin, hoe klein ook, het waard bereikt te worden. Bereidheid is, zoals het tekstboek stelt, nog geen meesterschap.

 

2. Ware trouw wijkt echter niet van haar weg. Omdat ze consequent is, is ze volkomen eerlijk. Omdat ze onwankelbaar is, is ze vol vertrouwen. Omdat ze gebaseerd is op onbevreesdheid, is ze zachtmoedig. Omdat ze zeker is, is ze vreugdevol. En omdat ze vol zelfvertrouwen is, is ze verdraagzaam. Trouw verenigt dan ook de andere eigenschappen van Gods leraren in zich. Het veronderstelt het aanvaarden van het Woord van God en Zijn definitie van Zijn Zoon. Juist op Hen wordt trouw in de ware betekenis altijd gericht. Naar Hen kijkt ze en zoekt ze tot ze vindt. Verdedigingsloosheid gaat van nature met haar samen, en vreugde is haar staat van zijn. En wanneer ze gevonden heeft, steunt ze in vredige zekerheid alleen op datgene wat alle trouw verdient.