Hoofdstuk 25
Gods rechtvaardigheid
Inleiding
1. De Christus in jou bewoont niet een lichaam. Toch bevindt Hij Zich in jou. En dus moet het zo zijn dat jij niet in een lichaam huist. Wat in jou is, kan niet buiten jou zijn. En het staat vast dat jij niet gescheiden kunt zijn van wat juist in het middelpunt van je leven staat. Wat jou leven schenkt, kan niet in de dood gehuisvest zijn. En jij evenmin. Christus is in een omlijsting van Heiligheid gevat met als enige bedoeling dat Hij gemanifesteerd kan worden aan hen die Hem niet kennen, zodat Hij hen kan oproepen naar Hem te komen om Hem te zien waar ze dachten dat hun lichaam was. Dan zullen hun lichamen wegsmelten, zodat ze Zijn Heiligheid kunnen omlijsten in zichzelf.
Christus is ons ware Zelf, onze ware Identiteit. Het is wie we werkelijk zijn als Gods Zoon. Maar, zegt Jezus hier, 'hij bewoont niet een lichaam’. Dit betekent dus dat wij ons niet in een lichaam bevinden. Christus, ons Zelf, is eeuwig leven en het lichaam is sterfelijk — hoe kan leven gehuisvest zijn in de dood? Hoe kan eeuwige goddelijkheid ingelijst zijn in vergankelijkheid?
Christus' omlijsting is heiligheid, zodat Hij 'gemanifesteerd kan worden aan hen die Hem niet kennen'. Een lijst is een middel om iets te presenteren. Ze omkadert iets dat daardoor zichtbaarder wordt. Onze heiligheid maakt Christus ’zichtbaar', zodat we Hem zien waar Hij is: niet in ons lichaam, maar in onze denkgeest. Wanneer we dat erkennen zullen we het lichaam leren zien zoals het is: we zullen inzien dat het een illusie is waaraan we voorbij kunnen zien.
(Toelichtingen door Robert Perry)
2. Er is niemand die Christus in zich draagt, die er niet in slagen kan Hem overal te herkennen. Behalve in lichamen. En zolang hij gelooft in een lichaam te zijn, kan Hij niet zijn waar hij denkt dat hij is. En zo draagt hij Hem onwetend, en manifesteert Hem niet. En zo herkent hij Hem niet waar Hij is. De zoon des mensen is niet de verrezen Christus. Toch vertoeft de Zoon van God precies waar hij is, en vergezelt hij hem in zijn heiligheid, even duidelijk zichtbaar als zijn speciaalheid in zijn lichaam wordt tentoongespreid.
Zoals we nu op aarde rondwandelen hebben we twee verschillende lijsten en twee verschillende schilderijen. Ons lichaam is de lijst van speciaalheid; het demonstreert hoe speciaal we(denken te) zijn. Onze heiligheid is de lijst van Christus in ons. Wanneer iemand onze heiligheid ziet, ziet hij Christus, het Zelf dat we met elkaar delen. Als hij naar ons lichaam kijkt, ziet hij speciaalheid — en dat is ook de bedoeling. Dit geldt ook voor onszelf. Als we onszelf zien als verblijvend in de lijst van ons lichaam, zullen we onszelf zien als speciaal, als een bijzondere persoon, rondwandelend in een uniek lichaam. Zolang we naar de lijst van het lichaam kijken zien we Christus niet, want Hij bevindt zich niet in die lijst. We zien de Sterrennacht van van Gogh niet in de lijst van Leonardo’s Mona Lisa.
(Toelichtingen door Robert Perry)
3. Het lichaam heeft geen genezing nodig. Maar de denkgeest die denkt dat hij een lichaam is, is absoluut ziek! En juist hier brengt Christus de remedie naar voren. Zijn doel hult het lichaam in Zijn licht, en vervult het met de Heiligheid die van Hem uitstraalt. En er is niets wat het lichaam zegt of doet, of het manifesteert Hem. Voor wie Hem niet kennen draagt het Hem in zachtmoedigheid en liefde mee, om hun denkgeest te genezen. Dat is de opdracht die jouw broeder voor jou heeft. En dat moet ook de opdracht zijn die jij hebt voor hem.
Ziekte is niet iets van het lichaam maar van de denkgeest ’die denkt dat hij een lichaam is'. De denkgeest geneest wanneer we onze vereenzelviging met het lichaam loslaten en verplaatsen naar de Christus in ons, naar ons ware Zelf als Zoon van God. Dan zal ons lichaam de Heilige Geest dienen in plaats van het ego en zal onze intentie genezing zijn in plaats van aanval.
(Toelichtingen door Robert Perry)