Hoofdstuk 21
Rede en waarneming
VI. Rede tegenover waanzin
1. De rede kan geen zonde zien maar ziet wel vergissingen, en leidt tot de correctie daarvan. Zij hecht geen waarde aan vergissingen, maar aan hun correctie. De rede zal jou eveneens vertellen dat wanneer jij denkt dat je zondigt, jij om hulp roept. Maar als jij de hulp waarom je vraagt niet aanvaardt, zul jij niet geloven dat je die kunt geven. En dus zul jij die niet geven, en houd je aldus deze overtuiging in stand. Want ieder soort vergissing dat niet is gecorrigeerd, misleidt jou over de kracht die in jou huist om de correctie uit te voeren. Als die kan corrigeren, en jij laat niet toe dat dit gebeurt, ontzeg je die aan jezelf en je broeder. En als hij diezelfde overtuiging deelt, zullen jullie beiden denken dat jullie verdoemd zijn. Dit kun jij hem en jezelf besparen. 10 Want de rede maakt niet alleen in jou plaats voor correctie.
De rede corrigeert vergissingen, geen zonden, want ze ziet geen zonde. Ze vertelt ons dat we, wanneer we denken dat we zondigen, in feite om hulp vragen. Dat geldt dus ook voor onze broeders: wanneer we menen dat ze zondigen, vragen ze in feite om hulp. We kunnen hen helpen door voorbij hun lichaam, dat wellicht onjuiste dingen doet, hun ware aard te zien als schuldeloze Zoon van God. Met andere woorden: door hen te vergeven. Dat is echter alleen mogelijk wanneer we deze hulp eerst voor onszelf hebben aanvaard. Want we kunnen alleen geven wat we zelf ontvangen hebben. Wanneer we de rede haar werk laten doen, zullen al onze broeders daarin delen.
(Toelichtingen door Robert Perry)
2. Zonder jouw broeder kun jij correctie aanvaarden noch weigeren. Zonde houdt vol dat dit wel kan. Maar de rede vertelt jou dat jij je broeder of jezelf niet als zondig kunt zien en toch de ander als onschuldig beschouwen. Wie beschouwt zichzelf als schuldig, en ziet een zondeloze wereld? En wie kan een zondige wereld zien en zichzelf als los daarvan beschouwen? De zonde houdt vol dat jij en je broeder beslist gescheiden zijn. Maar de rede vertelt jou dat dit niet juist kán zijn. Als jij en je broeder verbonden zijn, hoe kun jij dan privé-gedachten hebben? En hoe kunnen gedachten die binnenkomen in wat slechts van jou alleen lijkt, totaal geen effect hebben op wat daadwerkelijk van jou is? 10 Als denkgeesten verbonden zijn, is dit onmogelijk.
Zonde vertelt ons dat wij en onze broeders bestaan in een afgescheiden lichaam. Dat betekent ten eerste dat we anderen volkomen anders zien dan onszelf, en ten tweede dat onze gedachten in ons eigen hoofd blijven en anderen niet kunnen beïnvloeden, tenzij ze zichtbaar worden in ons gedrag. Rede vertelt ons echter dat alle denkgeesten met elkaar verbonden zijn; dat gedachten in de ene denkgeest rechtstreeks gevolg hebben voor alle andere denkgeesten, en 'dat ze deze bevrijden of gevangen zetten. Hoe we één van ons zien, is dus een beslissing over ons allemaal. Als we een broeder zien als zondig, zien we ook onszelf zo, en vice versa.
Toepassing: Denk aan iemand die je minacht en zeg dan tegen jezelf:
Omdat hij één is met iedereen en hetzelfde als iedereen, is mijn mening over hem een besluit over iedereen, inclusief mijzelf Wil ik hem echt op deze manier zien?
(Toelichtingen door Robert Perry)
3. Niemand kan louter voor zichzelf denken, zoals God niet zonder Zijn Zoon denkt. Alleen als Beiden in een lichaam waren, zou dit kunnen. Evenmin zou een denkgeest alleen voor zichzelf kunnen denken, tenzij het lichaam de denkgeest was. Want alleen lichamen kunnen gescheiden en dus onwerkelijk zijn. De woning van de waanzin kan niet de woning van de rede zijn. Maar het is makkelijk de woning van de waanzin te verlaten als je rede ziet. Je verlaat krankzinnigheid niet door ergens anders heen te gaan. Je verlaat die eenvoudig door de rede te accepteren waar eerst de waanzin was. Waanzin en rede zien hetzelfde, maar het staat vast dat ze er op een verschillende manier naar kijken.
Als we in een lichaam zouden zijn, zouden onze gedachten de denkgeest van anderen niet kunnen beïnvloeden. Maar ook als onze denkgeest een lichaam zou zijn, zouden onze gedachten privé zijn. Want het lichaam is een afgescheiden, gesloten vorm, terwijl de denkgeest open en onbegrensd is. Het lichaam is 'de woning van de waanzin', omdat het onwerkelijk is, een hallucinatie. We kunnen het op elk moment verlaten. Niet door zelfdoding of buitenlichamelijke ervaringen. We hoeven nergens anders heen te gaan. We verlaten het eenvoudig door alles te zien door de ogen van de rede. Dan zijn we niet langer onderworpen aan het lichaam en is het geen gevangenis meer, maar een instrument dat we gebruiken als een klaslokaal in dienst van de Heilige Geest.
(Toelichtingen door Robert Perry)
4. Waanzin is een aanval op de rede die deze uit de denkgeest verdrijft, en haar plaats inneemt. De rede valt niet aan, maar neemt rustig de plaats van de waanzin in, en vervangt die als het de keuze van de krankzinnigen is naar haar te luisteren. Maar de krankzinnigen kennen hun wil niet, want ze geloven dat ze het lichaam zien, en laten hun waanzin hun vertellen dat dit werkelijk is. De rede zou hiertoe niet in staat zijn. En als jij het lichaam tegen je rede zou verdedigen, zul je noch het lichaam, noch jezelf begrijpen.
Wij zijn de krankzinnigen die naar de stem van de waanzin luisteren — de stem van het ego, die ons vertelt dat het lichaam werkelijk is en ons gelukkig kan maken. En als de rede, de stem van de Heilige Geest, ons vertelt dat het lichaam niet van belang is omdat het onwerkelijk is, probeert het ego die Stem uit onze denkgeest te verdrijven. Vaak slaagt het daarin, maar we kunnen op elk moment de keuze maken om naar de rustige stem van de rede te luisteren. Als we dat doen, als we werkelijk luisteren, zal ze binnenkomen en zonder aanval de waanzin vervangen. Dit zal ervoor zorgen dat we ontwaken, en begrijpen wat het lichaam is en wat wij zelf zijn.
(Toelichtingen door Robert Perry)
5. Het lichaam scheidt jou niet van je broeder, en als jij denkt dat dit wel zo is, ben je krankzinnig. Maar waanzin heeft een doel, en gelooft bovendien het middel te bezitten om zijn doel tot werkelijkheid te maken. Het lichaam als een barrière zien tussen wat de rede jou zegt dat ontegenzeglijk verbonden is, kan niet anders dan waanzin zijn. Evenmin zou je het kunnen zien, als je de stem van de rede hoorde. Wat kan er tussen wat continu is instaan? En als er niets tussen staat, hoe kan wat in één deel binnenkomt, dan van de andere delen worden weggehouden? Dit wil de rede jou vertellen. Maar bedenk wat je moet erkennen, als dat het geval is.
Het ego heeft het lichaam gemaakt om de afscheiding werkelijk te doen lijken. Daarom lijken onze lichamen ons van elkaar te scheiden. Maar aangezien lichamen niet werkelijk zijn, doen ze letterlijk niets, terwijl de denkgeest, het enige dat werkelijk is, continu verbonden is met alle andere denkgeesten. Dit is wat de rede ons vertelt, en wat we kunnen ervaren wanneer we ons geloof in de werkelijkheid van het lichaam loslaten.
Toepassing: Denk aan een van je broeders en zeg het volgende:
Geloven dat het lichaam van [naam] mij werkelijk van hem of haar scheidt is waanzin.
Ik denk dat dit zo is, omdat dit het doel van het ego dient: het geloof in de afscheiding in stand houden.
In plaats daarvan wil ik naar de rede luisteren.
Zij vertelt me dat de denkgeest van [naam] continu verbonden is met de mijne.
Zij vertelt me dat we één zijn.
Zij vertelt me dat onze lichamen niet de macht hebben 'om de universele Eenheid van Gods
Zoon aan te tasten' (WdI.137.3:6).
(Toelichtingen door Robert Perry)
6. Als je zonde kiest in plaats van genezing, zou je de Zoon van God veroordelen tot wat nooit kan worden gecorrigeerd. Je zegt hem door jouw keuze dat hij verdoemd is, voor immer afgescheiden van jou en zijn Vader, en verstoken van hoop op een veilige terugkeer. Onderwijs hem dit, en je zult van hem precies datgene leren wat jij onderwezen hebt. Want je kunt hem alleen onderwijzen dat hij is zoals jij wilt dat hij is, en wat jij kiest dat hij moet zijn, is slechts jouw keuze voor jouzelf. Denk nu niet dat dit angstaanjagend is. Dat jij met hem verbonden bent is slechts een feit, geen interpretatie. Hoe kan een feit angstaanjagend zijn, tenzij het niet overeenstemt met wat jou dierbaarder is dan de waarheid? De rede vertelt jou dat dit feit jouw bevrijding betekent.
Toepassing: Denk aan dezelfde person als in de vorige oefening en zeg in gedachten het volgende tegen hem of haar:
Door jou in een lichaam te zien, zie ik jou als verdoemd, voor altijd afgescheiden van mij en onze Vader, en zonder hoop op een veilige terugkeer.
Maar wat ik jou onderwijs, onderwijs ik mijzelf.
Dit is niet angstaanjagend maar een zegen, want het betekent dat we één zijn
en dat ik voor ons beiden kan kiezen wat we willen zijn.
Daarom kies ik nu om naar de rede te luisteren,
en te zijn zoals zij weet dat we beiden zijn.
(Toelichtingen door Robert Perry)
7. Noch jij, noch je broeder kan alléén worden aangevallen. Maar evenmin kan een van beiden in plaats daarvan een wonder aanvaarden zonder dat de ander daardoor wordt gezegend en genezen van pijn. De rede wil, evenals de liefde, jou geruststellen, en probeert jou geen angst aan te jagen. De macht om de Zoon van God te genezen is jou gegeven omdat hij één met jou moet zijn. Jij bent verantwoordelijk voor hoe hij zichzelf ziet. En de rede vertelt je dat het jou gegeven is om in één enkel ogenblik zijn hele denkgeest, die één is met jou, te veranderen. En elk ogenblik volstaat om volledige correctie van zijn vergissingen te brengen en hem heel te maken. Op het moment dat jij besluit jezelf genezen te laten worden, wordt in datzelfde ogenblik zijn hele verlossing samen met die van jou als voltooid gezien. Jou is de rede gegeven om te begrijpen dat dit zo is. Want de rede, even mild als het doel waartoe zij het middel is, leidt gestaag weg van de waanzin en naar het doel van de waarheid. En hier zul jij de last van het ontkennen van de waarheid afleggen. Deze last is verschrikkelijk, de waarheid niet.
We zijn geneigd ons bedreigd te voelen door het idee dat elke gedachte in onze denkgeest de denkgeest van anderen beïnvloedt. Want dat betekent ook het omgekeerde: dat wij overgeleverd zijn aan de gedachten van anderen. Het voelt ook als een ondraaglijke last, omdat het betekent dat we voor iedereen verantwoordelijk zijn, en dat we er dus voor moeten zorgen dat elke gedachte die we denken het soort gedachte is dat we uit willen zenden. Jezus zegt het ook: 'Jij bent verantwoordelijk voor hoe hij zichzelf ziet'. Het is dus van het grootste belang om te leren denken met Jezus en de Heilige Geest, in plaats van met het ego. Dan is het idee van eenheid niet meer beangstigend, maar genezend: 'Op het moment dat jij besluit jezelf genezen te laten worden, wordt in datzelfde ogenblik zijn hele verlossing samen met die van jou als voltooid gezien'.
Toepassing: Denk aan iemand waar je je zorgen over maakt, maar niet weet hoe je hem of haar kunt helpen. Zeg dan:
Ik ben verantwoordelijk voor hoe [naam] zichzelf ziet.
En de rede vertelt me dat ik in één enkel ogenblik zijn/haar denkgeest kan veranderen, omdat deze één is met de mijne.
Op het hetzelfde ogenblik dat ik genezing aanvaard in mijn denkgeest, is zijn/haar genezing samen met de mijne voltooid.
(Toelichtingen door Robert Perry)
8. Dat jij en je broeder verbonden zijn is jouw verlossing: de gave van de Hemel, en niet het geschenk van de angst. Schijnt de Hemel jou een last toe? In waanzin wel. En toch moet wat de waanzin ziet door de rede worden verdreven. De rede verzekert jou dat jij de Hemel wilt, en dat dit alles is wat jij wilt. Luister naar Hem die met rede spreekt, en jouw rede met de Zijne in overeenstemming brengt. Wees bereid de rede het middel te laten zijn waarmee Hij jou richtlijnen geeft hoe jij je krankzinnigheid achter je kunt laten. Verschuil je niet achter krankzinnigheid om aan de rede te ontkomen. Wat de waanzin verborgen wil houden, reikt de Heilige Geest nog steeds eenieder aan om er met blijdschap naar te kijken.
Het feit dat denkgeesten met elkaar verbonden zijn is onze verlossing. Het betekent dat we vrij zijn van de gevangenis van de afscheiding. Het betekent dat we de Hemel terug kunnen vinden. Als we deze verbondenheid zien als een last, zien we de Hemel als een last. En zo ziet de Hemel er inderdaad uit vanuit het standpunt van de waanzin: geen vrijheid, altijd heilig moeten zijn, iedereen als een kudde schapen op elkaar gepropt. Maar de werkelijke last is de ontkenning van de Hemel. Als we naar de rede van de Heilige Geest luisteren, zal ze ons de waarheid vertellen: dat de Hemel alles is wat we willen. Daarom noemen we het 'hemel' ...
(Toelichtingen door Robert Perry)
9. Jij bent je broeders verlosser. Hij is de jouwe. De rede spreekt hier werkelijk met vreugde over. Dit genadige plan ontving liefde van de Liefde. En wat de Liefde ontwerpt is hierin zoals Zijzelf: omdat Ze vereend is, wil Ze dat jij leert wat jij noodzakelijkerwijs moet zijn. En door één met Haar te zijn, moet het jou wel gegeven zijn te geven wat Zij gegeven heeft, en blijft geven. Breng slechts een ogenblik door in de blije aanvaarding van wat jou gegeven is om aan je broeder te geven, en leer samen met hem wat jullie beiden is gegeven. Het is niet zaliger te geven dan te ontvangen. Maar ook niet minder zalig.
De rede vertelt ons dat wij de verlosser van onze broeder zijn en hij de onze. Dit is iets vreugdevols, geen last. Want het is een plan dat door de Liefde is ontworpen. We zijn één met onze broeders en met haar. Eén zijn met de Liefde betekent dat we in staat zijn om te geven wat Zij geeft. We zijn in staat om onze broeders — en daarmee onszelf — verlossing te schenken, en dat is een onuitsprekelijke zegen.
(Toelichtingen door Robert Perry)
10. De Zoon van God is steeds als één gezegend. En terwijl zijn dankbaarheid naar jou uitgaat die hem gezegend heeft, zal de rede jou vertellen dat het niet kan zijn dat jij buiten die zegening valt. De dankbaarheid die hij jou betuigt brengt je de dank in herinnering die jouw Vader jou brengt omdat jij Hem compleet maakt. En enkel hier, zo zegt de rede je, kun je begrijpen wat jij moet zijn. Je Vader is jou even nabij als jouw broeder. Maar wat zou jou meer nabij kunnen zijn dan jouw Zelf?
Wanneer we onze functie als verlosser vervullen, zullen we leren hoe gezegend deze functie is. Want de dankbaarheid van onze broeders weerspiegelt de dank van onze Vader, omdat we Hem compleet hebben gemaakt — dat wil zeggen: door onze eenheid met onze broeders te erkennen, erkennen we ook onze eenheid met Hem.
(Toelichtingen door Robert Perry)
11. De macht die jij hebt over de Zoon van God vormt geen bedreiging voor zijn werkelijkheid. Ze getuigt daar alleen maar van. Waar zou zijn vrijheid anders kunnen liggen dan in hemzelf, aangezien hij reeds vrij is? En wie anders dan hijzelf zou hem kunnen kluisteren, wanneer hij zijn vrijheid afwijst? God laat niet met Zich spotten*; en evenmin kan Zijn Zoon tot gevangene worden gemaakt behalve door zijn eigen verlangen. En door zijn eigen verlangen wordt hij juist bevrijd. Dat is zijn kracht, en niet zijn zwakte. Hij is aan zijn eigen genade overgeleverd. En daar waar hij besluit genadig te zijn, is hij vrij. Maar daar waar hij in plaats daarvan besluit om te veroordelen, wordt hij gevangen gehouden, en wacht dan geketend op zijn gratie aan zichzelf, om hem te bevrijden.
De macht van onze denkgeest om de denkgeest van onze broeder te beïnvloeden kan zijn werkelijkheid als Gods Zoon niet bedreigen. Het getuigt juist van deze werkelijkheid, omdat onwerkelijke lichamen elkaar níét kunnen beïnvloeden. We kunnen alleen onszelf gevangen zetten of bevrijden, omdat alleen onze eigen denkgeest kan kiezen tussen geloof in het ego of in de Heilige Geest.
We spotten met God door te geloven dat we Zijn Eenheid hebben vernietigd en verbrijzeld in miljarden fragmenten. Maar 'God laat niet met Zich spotten'. Ondanks ons geloof in de afscheiding is Zijn Eenheid nooit verbroken en is er nog altijd slechts één Zoon, die één is met Hem. De keuze is aan ons. Wanneer we kiezen voor het geloof in afscheiding, zetten we onszelf gevangen; kiezen we daarentegen voor het geloof in Eenheid, dan bevrijden we onszelf.
(Toelichtingen door Robert Perry)
* Zie de tekst in T1.V.4:3, waar staat: ‘“God laat niet met Zich spotten” is geen waarschuwing maar een geruststelling.’