Hoofdstuk 3
De onschuldige waarneming
III. Waarneming versus kennis
1. Wij hebben de nadruk op waarneming gelegd, en vooralsnog over kennis heel weinig gezegd. Dit komt doordat waarneming eerst op orde moet worden gebracht voor je iets kunt kennen of weten. Kennen of weten is zeker zijn. Onzekerheid betekent dat je niet weet. Kennis is macht omdat ze zeker is, en zekerheid is kracht. Waarneming is iets tijdelijks. Als een eigenschap van het geloof in tijd en ruimte, is ze of aan angst of aan liefde onderhevig. Verkeerde waarnemingen brengen angst teweeg en ware waarnemingen voeden liefde, maar geen van beide brengen ze zekerheid omdat alle waarneming varieert. Dat is de reden waarom het geen kennis is. Ware waarneming vormt de basis voor kennis, maar weten is het beamen van de waarheid en overstijgt alle waarnemingen.
Hier begint de Cursus een onderscheid te maken dat fundamenteel is voor zijn onderwijs: het verschil tussen waarneming en kennis. Waarneming — het observeren en interpreteren van een object door een subject — is iets volledig anders dan kennis — wat 'weten' betekent, absoluut zeker zijn.
Wij zien kennis als een onderdeel van waarneming: wat we hebben geobserveerd en geïnterpreteerd geeft ons kennis, en dus zekerheid, over het waargenomen object. Maar Jezus is het daar niet mee eens. Zolang je waarneemt, zegt hij, kun je nergens volledig zeker van zijn, omdat je waarnemingen altijd aan verandering onderhevig zijn. Kennis ligt voorbij alle waarneming. En aangezien waarneming deel uitmaakt van het geloof in ruimte en tijd, ligt kennis voorbij ruimte en tijd. Onze reis door ruimte en tijd dient om onze waarnemingen 'op orde te brengen', om steeds meer tot ware waarneming te komen die 'liefde voedt'. Op een dag zullen we alle waarneming achter ons laten — en dan zullen we werkelijk kennen en weten.
(Toelichtingen door Robert Perry)
2. Al je moeilijkheden komen voort uit het feit dat jij jezelf, jouw broeder en God niet herkent. Herkennen betekent ‘opnieuw kennen’, wat vooronderstelt dat je eens eerder hebt gekend. Je kunt op vele manieren zien, omdat waarneming met interpretatie gepaard gaat, en dit betekent dat ze niet totaal of consistent is. Het wonder, aangezien het een vorm van waarnemen is, is geen kennis. Het is het juiste antwoord op een vraag, maar je stelt geen vragen wanneer je weet. Een vraagteken plaatsen bij illusies is de eerste stap in het ongedaan maken daarvan. Het wonder, of het juiste antwoord, corrigeert ze. Aangezien waarnemingen veranderen is het evident dat ze van tijd afhankelijk zijn. Hoe je op een gegeven moment iets waarneemt, bepaalt wat je doet, en handelingen vinden nu eenmaal plaats in de tijd. Kennis is tijdloos, omdat zekerheid geen vragen oproept. Jij kent en weet, wanneer je opgehouden bent vragen te stellen.
'Al je moeilijkheden komen voort uit het feit dat jij niet herkent'. Probeer dit tot je door te laten dringen: we herkennen onszelf niet, we herkennen onze broeders niet, we herkennen God niet. Dit betekent dat we onszelf, onze broeders en God niet zien zoals we onszelf en hen ooit hebben gekend.
Op basis van deze verklaring zou je denken dat de Cursus zich rechtstreeks op kennis zou richten. Maar dat doet hij niet. Hij richt zich op het corrigeren van onze onjuiste waarnemingen zodat we tot kennis kunnen komen. Hij begint bij het begin, en zijn eerste stap is 'een vraagteken plaatsen bij illusies'. Het stellen van de juiste vragen heeft een enorme macht om ons te verlossen van waanzin. We zagen dit reeds bij 'Verzoening zonder offer', waar Jezus het waanzinnige idee besprak dat God Jezus strafte omdat hij goed was, en ons aanmoedigde om te vragen: 'Hoe is dat mogelijk?' (T3.I.1:8). Eén juiste vraag kan een illusie tenietdoen die je jarenlang met je mee hebt gedragen zonder er ooit over na te denken. En dit schept ruimte voor het juiste antwoord — niet op je vraag, maar op je misvatting.
Dit juiste antwoord is een wonder. En wanneer alleen deze antwoorden je denkgeest vullen, zul je voorbij waarneming tot kennis komen. In de tijdloosheid van kennis zijn geen antwoorden meer, omdat je geen vragen meer hebt. 'Je stelt geen vragen wanneer je weet'.
(Toelichtingen door Robert Perry)
3. De vragende denkgeest ziet zichzelf in de tijd, en zoekt daarom naar toekomstige antwoorden. De gesloten denkgeest gelooft dat de toekomst en het heden hetzelfde zullen zijn. Dit brengt een ogenschijnlijk stabiele toestand teweeg, die gewoonlijk een poging is de onderliggende angst dat de toekomst erger zal zijn dan het heden, tegen te gaan. Deze angst onderdrukt de neiging om überhaupt nog vragen te stellen.
Als je leest: 'De vragende denkgeest ziet zichzelf in de tijd', denk je misschien: 'Dan kan ik dus beter stoppen met vragen stellen, want dan kan ik de tijd overstijgen'. Maar dat is een onjuiste gevolgtrekking. De denkgeest die weigert vragen te stellen probeert een pseudo-tijd-loosheid te creëren waarin alles hetzelfde blijft, uit angst dat verandering alles erger maakt. De niet-vragende denkgeest is bang dat zijn vragen zijn broze wereld overhoop halen. Maar dat is juist wat nodig is — wat wij nodig hebben. Angstvrij vragen voorziet ons van transformerende kracht.
(Toelichtingen door Robert Perry)
4. Ware visie is de natuurlijke waarneming van de geestelijke blik, maar nog steeds is ze een correctie, en geen feit. De geestelijke blik is symbolisch en daarom geen instrument om tot kennis te komen. Het is echter wel een middel om juist waar te nemen, hetgeen het in het geëigende domein van het wonder plaatst. Een ‘visioen van God’ zou een wonder zijn, en geen openbaring. Het feit alleen al dat er waarneming bij te pas komt, plaatst die ervaring buiten het domein van kennis. Dat is de reden waarom visioenen, hoe heilig ook, niet blijvend zijn.
Zelfs de meest spirituele waarneming is geen kennis. Een religieus visioen is iets heiligs, maar het vindt plaats in vorm en tijd. Daarom is het geen kennis. Wat de Cursus 'ware waarneming' noemt is zeer verheven. Het betekent dat een innerlijk, spiritueel oog voorbij de uiterlijke vormen heiligheid ziet in alles. Het lijkt dus op wat mystici soms waarnemen: een wereld die gevuld is met de stralende aanwezigheid van het goddelijke, maar kennis ligt ook daaraan voorbij. Wat wij openbaring noemen, is dus slechts een vorm van waarneming, hoe verheven ook.
(Toelichtingen door Robert Perry)
5. De Bijbel zegt je jezelf te kennen, of zeker te zijn. Zekerheid komt altijd van God. Wanneer je iemand liefhebt, heb je hem waargenomen zoals hij is, en dat maakt het jou mogelijk hem te kennen. Als je hem niet eerst waarneemt zoals hij is, kun je hem niet kennen. Zolang je vragen over hem stelt, laat je duidelijk blijken dat jij God niet kent. Zekerheid verlangt geen handeling. Wanneer je zegt dat je op basis van kennis handelt, haal je in wezen kennis en waarneming door elkaar. Kennis verschaft de kracht voor scheppend denken, maar niet voor juist handelen. Waarneming, wonderen en handelen zijn nauw met elkaar verbonden. Kennis is het gevolg van openbaring en leidt alleen tot denken. Zelfs in haar meest vergeestelijkte vorm heeft waarneming met het lichaam te maken. Kennis is afkomstig van het innerlijk altaar en is tijdloos omdat ze zeker is. De waarheid waarnemen is niet hetzelfde als haar kennen.
Het eerste deel van deze alinea beschrijft een proces: Je ontmoet iemand en herkent hem of haar: '0, jij bent het'. Als je hem werkelijk liefhebt, zoals de Cursus dat bedoelt, zie je hem zoals hij werkelijk is. Alleen dan kun je hem kennen. En wanneer je dat punt hebt bereikt hoef je geen vragen meer over of aan hem te stellen. Dan hoef je ook geen vragen meer te stellen over en aan God. Want een broeder werkelijk kennen, is God kennen.
Om te begrijpen waarom kennis geen basis vormt voor handelen, moeten we de aard van kennis begrijpen. 'Kennis is het gevolg van openbaring', en openbaring is de tijdloze ervaring van eenheid met God. In deze staat ken je de zuivere, vormloze essentie van God. Hoe kun je daaruit afleiden wat je in de vorm moet doen?Gedrag, of handelen, is actie in het rijk van de vorm. Kennis is de ervaring van vormloosheid.
(Toelichtingen door Robert Perry)
6. Juiste waarneming is noodzakelijk voordat God rechtstreeks kan communiceren naar Zijn altaren, die Hij in Zijn Zonen heeft opgericht. Daar kan Hij Zijn zekerheid communiceren, en Zijn kennis zal vrede brengen zonder twijfel. God is geen vreemde voor Zijn Zonen, en Zijn Zonen zijn geen vreemden voor elkaar. Kennis is zowel aan waarneming als tijd voorafgegaan en zal beide uiteindelijk vervangen. Dat is de werkelijke betekenis van ‘De alfa en de omega, het begin en het einde’ en ‘Eer Abraham was, ben Ik.’ Waarneming kan en moet gestabiliseerd worden, maar kennis is stabiel. ‘Vrees God en onderhoud Zijn geboden’ wordt ‘Ken God en aanvaard Zijn zekerheid.’
God heeft een altaar opgericht in elk van Zijn Zonen, zodat Hij met hen kan communiceren. Helaas hebben we dat altaar volgestouwd met afgoden. Wanneer we deze weer van het altaar afhalen, kan het weer functioneren volgens zijn bedoeling en kan de communicatie met God worden hersteld. Dan zullen we onze broeders en onze Vader herkennen — dat wil zeggen: opnieuw kennen — want we waren vreemden voor elkaar. Maar Gods kennis maakt dit ongedaan.
Kennis maakt geen deel uit van waarneming en tijd. Ze was er voordat waarneming en tijd begonnen. En als er een einde komt aan waarneming en tijd is kennis er nog steeds. En ze is er tussen dit begin en einde.
Om een beschrijving van Joel Goldsmith te lenen: het hele verhaal van tijd en ruimte is slechts een korte opmerking tussen haakjes. Daar omheen, en zelfs tussen de regels, wacht kennis als een onveranderlijke onvermijdelijkheid.
Toepassing : Om een idee te krijgen van het verschil tussen waarneming en kennis kun je de volgende zinnen uitspreken en onderzoeken wat je daarbij voelt:
Ik zal bang voor U zijn en Uw geboden onderhouden.
Ik zal U kennen en Uw zekerheid aanvaarden.
(Toelichtingen door Robert Perry)
7. Als je een vergissing in een ander aanvalt, kwets jij jezelf. Je kunt je broeder niet kennen wanneer je hem aanvalt. Een aanval wordt altijd op een vreemde gericht. Je maakt van hem een vreemde door hem verkeerd waar te nemen, en dus kun je hem niet kennen. Omdat je hem tot een vreemde hebt gemaakt ben je bang voor hem. Neem hem juist waar, zodat je hem kunt kennen. In Gods schepping zijn geen vreemden. Om te scheppen zoals Hij schiep, kun je alleen scheppen wat jij kent en daarom als het jouwe aanvaardt. God kent Zijn kinderen met volmaakte zekerheid. Hij schiep ze door ze te kennen. Hij herkent ze volmaakt. Wanneer zij elkaar niet herkennen, herkennen zij Hem niet.
Toepassing : Het is zo verleidelijk om de vergissingen van een ander aan te vallen!
Denk aan iemand die je hebt aangevallen — of aan wilt vallen —vanwege zijn of haar vergissingen. Zeg dan in gedachten tegen deze persoon:
Door jouw vergissingen aan te vallen [naam], maak ik jou tot een vreemde.
En als ik jou niet ken, ken ik God niet.
Laat me jou kennen als mijn dierbare broeder,
want in Gods schepping zijn geen vreemden.
Toepassing : Heb je je ooit afgevraagd of God jou misschien vergeten is?
Zo ja, zeg dan tegen jezelf:
God kent mij met volmaakte zekerheid.
Hij schiep mij door mij te kennen.
En Hij is nooit opgehouden mij te kennen.
Want Hij is mijn Vader en ik ben Zijn kind.
(Toelichtingen door Robert Perry)