Hoofdstuk 28

Het ongedaan maken van angst

VII. De ark van veiligheid

 

1. God vraagt om niets, en net als Hij hoeft Zijn Zoon om niets te vragen. Want er is in hem geen tekort. Een lege ruimte of een smalle kloof zouden op een tekort duiden. En alleen daar zou hij behoefte kunnen hebben aan iets wat hij niet bezit. Een ruimte waar God niet is, een kloof tussen de Vader en de Zoon, is de Wil van geen van Beiden, die beloofd hebben één te zijn. Gods belofte is een belofte aan Hemzelf, en er is niemand die, als deel van wat Hij is, ontrouw zou kunnen zijn aan wat Hij wil. De belofte dat er geen kloof is tussen Hemzelf en wat Hij is, kan niet vals zijn. Welke wil kan er komen tussen wat noodzakelijkerwijs één is, en in Wiens Heelheid er geen kloof kan zijn?

 

We hoeven nergens om te vragen, omdat we nergens gebrek aan hebben. We zouden alleen iets tekort komen als de kleine kloof werkelijk zou zijn, als er een lege ruimte zou zijn tussen ons en alle anderen, inclusief God. Maar hoe kan de kloof werkelijk zijn? God en wij hebben elkaar beloofd één te zijn. God beloofde dit niet alleen aan ons, maar ook aan Zichzelf. Hoe zou Hij zijn belofte dus kunnen verbreken? 'De beloften van de Heer zijn beloften als zilver, puur uit de smeltkroes, gezuiverd tot zevenmaal toe' (Psalmen 12:6). Waar kennen we werkelijkheid aan toe: aan de schijnbare kloof die ons scheidt van alles en iedereen, of aan de belofte van God dat er nooit een kloof kan zijn?

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

2. De prachtige relatie die jij met al jouw broeders hebt, is een deel van jou, want ze is een deel van God Zelf. Ben je niet ziek als jij jezelf jouw heelheid en gezondheid ontzegt, de Bron van hulp, de Roep om genezing en de Roep om te genezen? Je verlosser wacht op genezing, en de wereld wacht met hem. En jij staat daar niet los van. Want genezing zal één zijn of in het geheel niet zijn, aangezien haar eenheid is waar de genezing is. Wat behalve haar tegendeel kan de afscheiding corrigeren? Er is geen tussengebied in enig aspect van de verlossing. Je aanvaardt die totaal of totaal niet. Wat onafgescheiden is moet wel verbonden zijn. En wat verbonden is kan niet afgescheiden zijn.

 

De relatie die we — in de denkgeest — met anderen hebben, maakt deel uit van ons wezen, en daarmee van Gods Wezen. Onze eenheid met hen is onze heelheid en gezondheid. Waarom zouden we dat ontkennen? Onze broeder wacht erop dat wij deze eenheid erkennen, zodat hij genezen kan worden. In feite wacht de hele wereld daarop, evenals wijzelf. Genezing komt voor ieder van ons als één, of ze komt helemaal niet. Alleen eenheid kan de afscheiding corrigeren. En deze eenheid wordt totaal aanvaard of totaal niet.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

3. Ofwel is er een kloof tussen jou en je broeder, of jullie zijn één. Het is het een of het ander, er is geen derde keus, en geen loyaliteit die tussen beide kan worden verdeeld. Verdeelde loyaliteit is niets anders dan ontrouw aan beide, en laat jou alleen maar rondjes draaien en je onzeker vastklampen aan iedere strohalm die enig uitzicht op houvast lijkt te bieden. Maar wie kan zijn huis op een strootje bouwen, en erop rekenen dat het een schuilplaats biedt tegen de wind? Het lichaam kan tot een dergelijke woning worden gemaakt, omdat het een fundering in de waarheid mist. Maar juist omdat dit zo is, kan het worden beschouwd als níet jouw huis, maar alleen als hulpmiddel voor jou om de woning waar God verblijf houdt te bereiken.

 

Toepassing : Denk even na over deze of/of-verklaring:

Ofwel is er een kloof tussen jou en je broeder, of jullie zijn één.

Het is het een of het ander.

 

Als we proberen onze trouw tussen twee tegenstellingen te verdelen, zijn we ontrouw aan beide. Dan blijven we onzeker en grijpen naar elke strohalm die zekerheid lijkt te bieden. Dit is te vergelijken met een huis dat 'op een strootje' is gebouwd. We geloven dat het ons veiligheid biedt tegen de wind, maar wordt door elke bries heen en weer bewogen. Juist door het ontbreken van een fundament kunnen we echter concluderen dat het niet ons thuis kan zijn, dat we het alleen kunnen gebruiken als een hulpmiddel 'om de woning waar God verblijf houdt te bereiken'.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

4. Met dit als doel is het lichaam genezen. Het wordt niet als getuige voor de droom van afscheiding en ziekte aangewend. Noch wordt het valselijk beschuldigd voor wat het niet heeft gedaan. Het dient om te helpen bij de genezing van Gods Zoon, en voor dit doel kan het niet ziek zijn. Het zal zich niet met een doel verbinden dat niet het jouwe is, en jij hebt ervoor gekozen dat het niet ziek zal zijn. Alle wonderen berusten op die keuze, en worden jou gegeven op het moment dat die is gemaakt. Geen enkele vorm van ziekte is immuun, want de keuze kan niet worden gemaakt alsof het een kwestie is van vorm. De keuze voor ziekte lijkt er een qua vorm te zijn, maar ze is één, zoals haar tegendeel. En op grond daarvan ben jij ziek of gezond.

 

Wanneer we het lichaam niet langer gebruiken als getuige voor de afscheiding, kan het dienen als hulpmiddel 'bij de genezing van Gods Zoon'. Maar hoe kan het lichaam dit doel dienen als het ziek is? Zijn ziekte is immers een krachtige getuige van wat onze broeders ons hebben aangedaan, de getuige van onze eigen verborgen zonden, de getuige van de afscheiding tussen ons. Wanneer we de Heilige Geest als Leraar kiezen in plaats van het ego, helpt Hij ons het doel van het lichaam te veranderen. Dan gebruiken we het niet langer als een projectiescherm voor onze schuld, maar als middel ter vergeving. 'Alle wonderen berusten op die keuze'. Deze verandering staat los van lichamelijke symptomen. Als de denkgeest voor het ego kiest zijn we ziek, kiest hij voor de Heilige Geest dan zijn we gezond.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

5. Maar nooit jij alleen. Deze wereld is slechts de droom dat jij alleen kunt zijn, en kunt denken zonder invloed uit te oefenen op degenen die van jou gescheiden zijn. Alleen zijn moet betekenen dat jij gescheiden bent, en als dat zo is, kun je niet anders dan ziek zijn. Dit lijkt te bewijzen dat je onherroepelijk gescheiden bent. Maar het enige wat het wil zeggen is dat jij hebt geprobeerd jouw belofte te houden trouw aan ontrouw te zijn. Maar ontrouw is ziekte. Het is zoals het huis dat op stro is gebouwd. Op zichzelf lijkt het heel degelijk en stevig. Maar zijn stabiliteit laat zich niet los van zijn fundering beoordelen. Als het op stro rust, is het niet nodig de deur te vergrendelen, de ramen te sluiten, en de grendels vast te schuiven. De wind zal het omverwerpen en de regen zal komen en het met zich meespoelen, de vergetelheid in.

 

Wij proberen ons lichaam in een goede staat en gezond te houden. We proberen het te beschermen tegen belagers zoals ziektekiemen of gifstoffen. Jezus vergelijkt het lichaam met een huis dat gebouwd is op een zwak fundament, op 'een strootje' (T28.VII.3:4). Een strootje kan gemakkelijk worden weggeblazen door het minste zuchtje wind, of weggespoeld door de regen — en het huis met zich meesleuren. Met andere woorden: hoe sterk het lichaam zelf ook is, vanwege zijn zwakke fundament kan het overal door omvergeworpen worden. Dit zwakke fundament is onze trouw aan het ego wat in feite ontrouw is, want trouw aan het ego is trouw aan niets.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

6. Wat heeft het voor zin naar veiligheid te zoeken in wat werd gemaakt voor angst en gevaar? Waarom het nog verder belasten met sloten en kettingen en zware verankeringen, wanneer zijn zwakheid niet in zichzelf ligt, maar in de broosheid van de smalle kloof van het niets waarop het staat? Wat kan veilig zijn dat op een schaduw berust? Zou jij je huis willen bouwen op iets wat onder het gewicht van een veertje bezwijkt?

 

Waarom zouden we ons inspannen om ons huis veilig te maken, oftewel: om ons lichaam sterk en gezond te houden, 'wanneer zijn zwakheid niet in zichzelf ligt, maar in de broosheid van de smalle kloof van het niets waarop het staat?' Zijn fundament is de lege ruimte van afscheiding, waardoor het 'onder het gewicht van een veertje bezwijkt'.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

7. Jouw woning is gebouwd op jouw broeders gezondheid, op zijn geluk, zijn zondeloosheid, en alles wat zijn Vader hem heeft beloofd. Geen enkele geheime belofte die jij daarvoor in de plaats hebt afgelegd, heeft het Fundament van zijn woning doen schudden. De winden zullen erop inbeuken en de regen zal ertegenaan slaan, maar zonder effect. De wereld zal wegspoelen en toch zal dit huis voor eeuwig overeind blijven, want zijn kracht ligt niet in zichzelf alleen. Het is een ark van veiligheid, die rust op Gods belofte dat Zijn Zoon voor eeuwig veilig is in Hem. Welke kloof kan zich plaatsen tussen de veiligheid van die schuilplaats en haar Bron? Van hieruit kan het lichaam worden gezien zoals het is, en als niet meer of minder waard dan de mate waarin het kan worden aangewend om Gods Zoon tot zijn thuis te bevrijden. En met dit heilige doel is het voor korte tijd tot een huis van heiligheid gemaakt, want het deelt jouw Vaders Wil met jou.

 

Wanneer onze denkgeest genezen is, zullen we onze gezondheid, ons geluk, onze zondeloosheid, 'en alles wat onze Vader ons heeft beloofd' weerspiegeld zien in onze broeders. Onze belofte aan het ego heeft onze belofte aan God en de Zijne aan ons 'jij kunt nooit van Mij gescheiden zijn' (T28.VI.5-6) niet ongedaan gemaakt. Wat er ook gebeurt in de wereld, het heeft geen invloed op onze genezen denkgeest, de 'ark van veiligheid' die rust op deze heilige belofte. Het doel van het lichaam is veranderd, het wordt gezien voor wat het is: een tijdelijk hulpmiddel om ons ware thuis te bereiken: 'het lichaam werd zachtaardig gebruikt om de Zoon van God te helpen langs de weg die hij gaat naar God' (L3.II.2:1).

(Toelichtingen door Robert Perry)