Hoofdstuk 8

De terugreis

I. De richting van het leerplan

 

1. Kennis is niet de motivering om deze cursus te leren. Vrede is dat. Dit is alleen daarom het eerste vereiste voor kennis omdat zij die in conflict zijn niet in vrede zijn, en vrede de conditie voor kennis is, omdat het de conditie is voor het Koninkrijk. Kennis kan pas hervonden worden wanneer je aan haar condities voldoet. Dit is geen ruilhandel van de zijde van God, die geen ruilhandel pleegt. Het is louter het gevolg van jouw misbruik van Zijn wetten ten behoeve van een denkbeeldige wil die niet de Zijne is. Kennis is Zijn Wil. Hoe kun je nu kennis hebben als jij je tegen Zijn Wil verzet? Ik heb je verteld wat kennis jou biedt, maar misschien vind jij dit nog niet helemaal het wensen waard. Was dat wel zo, dan zou je haar niet zo snel verwerpen wanneer het ego om jouw loyaliteit vraagt.

 

Een cursus in wonderen is geen cursus om tot kennis te komen, maar om uit een innerlijk conflict tussen twee tegenstrijdige denksystemen te raken, en daardoor vrede te vinden. Wanneer we deze totale vrede bereikt hebben, verkeren we in een toestand die het mogelijk maakt ons kennis te herinneren. Met andere woorden: we moeten eerst voldoen aan de voorwaarden om tot kennis te komen. Niet omdat God ons kennis ontzegt totdat we aan Zijn voorwaarden voldoen, maar omdat we onszelf kennis ontzeggen door ertegen te kiezen. Wellicht worden we geïnspireerd door Jezus' uitspraken over kennis, maar als we deze werkelijk zouden willen bezitten, zouden we de plannen van het ego niet ondersteunen, omdat dit de keuze tégen kennis is. 

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

2. Het lijkt misschien alsof alle afleidingen van het ego je leerproces dwarsbomen, maar het ego heeft niet de macht jou af te leiden tenzij jij het de macht daartoe geeft. De stem van het ego is een hallucinatie. Je mag niet verwachten dat het zegt: ‘Ik ben geen werkelijkheid.’ Toch wordt jou niet gevraagd je hallucinaties op eigen kracht te verdrijven. Er wordt jou alleen gevraagd ze te wegen aan de hand van hun gevolgen voor jou. Als jij ze vanwege verlies van vrede niet wilt, worden ze voor jou uit je denkgeest weggenomen.

 

We kunnen vrede verwerven door de egokant van het conflict op te geven. Dat willen we wel, maar het ego blijft tegen ons spreken. Het vraagt ons om te oordelen, om bang te zijn, om buiten onszelf naar verlossing te zoeken. En het klinkt zo redelijk, dus hoe kunnen we het opzij zetten? Het antwoord is: door het rechtstreeks onder ogen te zien, ons te realiseren dat het een hallucinatie is, en te weigeren het macht te geven. Het ego zal zelf nooit zeggen: 'Ik ben niet werkelijk'. Die verklaring moet van ons komen. De beste analogie hiervoor is het verhaal van John Nash, zoals dit verteld wordt in de film A Beautiful Mind. Hij had hallucinaties, maar leerde hun werkelijkheid rigoureus te ontkennen, hoe werkelijk ze voor hem ook leken te zijn. Dat moeten wij dus ook leren: de werkelijkheid van het ego ontkennen, hoe duidelijk het zich ook manifesteert. Als we dat doen, zal de Heilige Geest ons helpen het uit onze denkgeest te verdrijven. 

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

3. Elke reactie op het ego is een roep om oorlog, en oorlog berooft jou wel degelijk van je vrede. Toch kent deze oorlog geen tegenstander. Dit is de herinterpretatie van de werkelijkheid die jij moet maken om je vrede veilig te stellen, en wel de enige die jij ooit hoeft te maken. Wie jij als je tegenstanders ziet maken deel uit van jouw vrede, die je opgeeft door hen aan te vallen. Hoe kun je nu hebben wat je opgeeft? Om te kunnen hebben deel je, maar zonder het zelf op te geven. Wanneer jij vrede opgeeft sluit jij jezelf ervan uit. Dit is een conditie die zo wezensvreemd is aan het Koninkrijk dat jij de toestand die daarbinnen heerst, niet begrijpen kunt.

 

Als het ego om onze loyaliteit vraagt (alinea 1) en ons probeert af te leiden (alinea 2) roept het ons altijd op om oorlog te voeren tegen iets of iemand. Zoals we gezien hebben in hoofdstuk 7, paragraaf VIII, projecteert het ego onze innerlijke strijd naar buiten, zodat het een strijd lijkt te zijn tussen ons en onze broeders. Geen wonder dat het ego ons van vrede berooft! En geen wonder dat we ons uitgesloten voelen van Gods Koninkrijk van vrede.

 

Toepassing : Denk aan iemand die je op de een of andere manier als je tegenstander ziet. Wees eerlijk de Cursus zegt dat we iedereen in zekere zin als een tegenstander beschouwen. Stel jezelf dan de vraag: 'Wordt mijn vrede beïnvloed doordat ik [naam] zie als mijn tegenstander?' En zeg dan het volgende:

[Naam] is niet mijn tegenstander, want in werkelijkheid heb ik geen tegenstander.

Hij/zij is deel van mijn vrede.

Door hem/haar aan te vallen, geef ik mijn vrede op.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

4. Wat je vroeger geleerd hebt, moet wel het verkeerde zijn geweest, simpelweg omdat het jou niet gelukkig heeft gemaakt. Alleen al op grond hiervan moet de waarde ervan in twijfel worden getrokken. Als leren aanstuurt op verandering – en dat is altijd het doel ervan – ben je dan tevreden met de veranderingen die je leerproces jou heeft gebracht? Ontevredenheid over de leerresultaten is een teken dat het leren is mislukt, want het betekent dat je niet gekregen hebt wat jij wilde.

 

Als je nadenkt over wat je geleerd hebt, gaat het niet over feiten en begrippen, maar over de betekenis van de dingen. Bijvoorbeeld: is je broeder je tegenstander, of is hij deel van je vrede? Wat is zijn betekenis in jouw ogen? Dat is het soort leren waar Jezus hier over spreekt.

 

Toepassing : Beantwoord de volgende vragen zo eerlijk mogelijk:

Heeft wat ik tot nu toe geleerd heb mij gelukkig gemaakt?

Ben ik tevreden over de veranderingen die het geleerde mij gebracht hebben?

Als dat niet zo is:

Ben ik bereid om de waarde van het geleerde in twijfel te trekken?

Ben ik bereid om toe te geven dat wat ik geleerd heb, het verkeerde moet zijn geweest?

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

5. Het leerplan van de Verzoening is het tegendeel van het leerplan dat jij voor jezelf hebt opgesteld, maar dat geldt ook voor de resultaten ervan. Als het resultaat van jouw leerplan je ongelukkig heeft gemaakt en als jij een ander wilt, dan is het duidelijk dat een verandering in het leerplan noodzakelijk is. De eerste verandering die aangebracht dient te worden is een verandering van richting. Een zinvol leerplan kan niet inconsistent zijn. Als het ontworpen is door twee leraren die ieder in lijnrecht tegenover elkaar staande ideeën geloven, kan het niet één geheel vormen. Als het door deze twee leraren tegelijkertijd wordt uitgevoerd, staat het ene alleen het andere maar in de weg. Dit leidt tot wendingen, maar niet tot verandering. De wispelturigen kennen geen richting. Ze kunnen de ene niet kiezen, omdat ze van de andere geen afstand kunnen doen, ook al bestaat die niet. Hun tegenstrijdige leerplan leert hun dat alle richtingen bestaan, en biedt hun geen houvast voor hun keuze.

 

6. De totale zinloosheid van een dergelijk leerplan moet ten volle worden ingezien voordat een werkelijke richtingverandering mogelijk wordt. Je kunt niet gelijktijdig van twee leraren leren die het over alles volslagen oneens zijn. Hun gezamenlijk leerplan stelt jou voor een onmogelijke taak. Ze onderwijzen jou totaal verschillende dingen op totaal verschillende wijzen, wat nog mogelijk zou kunnen zijn, ware het niet dat ze jou allebei onderwijzen over jouzelf. Jouw werkelijkheid wordt door geen van beiden beïnvloed, maar als jij naar beiden luistert, zal je denkgeest gespleten raken over wat jouw werkelijkheid is.

 

Wij proberen iets te leren van twee tegenstrijdige leerplannen. Stel je voor dat je op school zit en dat je onderricht krijgt in twee klaslokalen. Beide onderwijzen hetzelfde, namelijk wie jij bent. Elke dag bezoek je eerst het ene klaslokaal en daarna het andere.

In het eerste klaslokaal leer je dat je een intelligente diersoort bent, die leeft in een wereld van doden of gedood worden; dat je omringd bent door vijanden en dat je elk middel dat je ter beschikking staat moet gebruiken om je van hen te ontdoen, voordat ze zich van jou ontdoen. Want het leven is een strijd op leven en dood, en je moet koste wat kost winnen.

In het tweede klaslokaal leer je dat je een onbegrensde geest bent, die droomt dat hij in een lichaam leeft; dat je omringd bent door broeders, en dat jouw taak bestaat uit vergeven, omdat het de bedoeling is dat je ontwaakt uit je droom, samen met al je broeders.

Zelfs de leraren zelf zijn volkomen verschillend. De leraar van het eerste klaslokaal is slim en overtuigend, maar ook intimiderend en harteloos. Hij is de belichaming van de waarden die hij onderwijst. De andere leraar is vriendelijk, zachtmoedig en bemoedigend. Hij geeft duidelijk in de eerste plaats om jouw welzijn als student.

Het is begrijpelijk dat wij volledig verscheurd worden tussen de leerplannen van deze beide leraren. We luisteren naar de ene, en wat hij zegt lijkt volkomen zinnig te zijn. Dan luisteren we naar de andere die het tegenovergestelde zegt, maar nu lijkt dát zinnig te zijn. En zo schommelen we elke dag heen en weer tussen beide leerplannen.

Als iemand tegen ons zou zeggen: 'je moet ze allebei tegelijk leren', zouden we antwoorden: 'Dat is onmogelijk! Het een neutraliseert het ander'. En dat is dus wat we moeten zeggen, want dat is de situatie waarin we nu leven.

 

Toepassing : Denk serieus na over de volgende vragen:

Kan ik zowel de lessen van het ego als die van de Heilige Geest leren?

Kan het feit dat ik dit probeer te doen de reden zijn waarom ik Een cursus in wonderen moeilijk vind? 

(Toelichtingen door Robert Perry)