Hoofdstuk 13
De schuldeloze wereld
III. De angst voor verlossing
1. Je vraagt je misschien af waarom het zo cruciaal is dat jij je haat in ogenschouw neemt en de volle omvang ervan beseft. Je denkt misschien ook dat het voor de Heilige Geest een klein kunstje moet zijn jou die te laten zien, en hem te verdrijven zonder dat jij jezelf daarvan bewust hoeft te maken. Maar er is nog een hinderpaal die jij tussen jezelf en de Verzoening hebt geplaatst. We hebben gezegd dat niemand angst zal gedogen wanneer hij die als zodanig herkent. Toch ben jij in je wanordelijke staat van denken niet bang voor angst. Je vindt het niet prettig, maar het is niet jouw verlangen om aan te vallen dat jou werkelijk angst inboezemt. Je bent niet in ernstige mate verontrust door je vijandigheid. Je houdt die verborgen omdat je banger bent voor wat ze bedekt. Je zou zelfs zonder angst naar de donkerste hoeksteen van het ego kunnen kijken, als je niet geloofde dat je, zonder het ego, iets in jezelf zou vinden waar je nog banger voor bent. Je bent niet werkelijk bang voor de kruisiging. Je echte doodsangst betreft de verlossing.
De vorige paragraaf ging over de noodzaak om naar de donkerste hoeksteen van het ego te kijken, die de van haat vervulde overtuiging bevat: 'Ik heb de Zoon van God gekruisigd, of zou hem nog steeds willen kruisigen als ik hem vinden kon'. Het ego is pure aanval, pure vijandigheid jegens onszelf en al onze broeders. Kijken naar de donkerste hoeksteen van het ego betekent dus kijken naar de rauwe, ongebreidelde, moordzuchtige haat in onszelf, zonder deze te bagatelliseren. Dat klinkt niet aanlokkelijk, nietwaar? Tijdens het bestuderen van de vorige paragraaf heb je wellicht gedacht: 'Moet ik daar echt naar kijken? Kan de Heilige Geest het mij niet even laten zien en het dan laten verdwijnen? Waarom moet ik het opgraven?'
Waarom is het zo cruciaal dat we naar de haat van het ego kijken? Omdat we, als we dat niet doen, nooit zullen zien wat onder die haat ligt. En waarom kan de Heilige Geest de haat niet verdrijven zonder onze medewerking? Omdat we te vastberaden zijn om eraan vast te houden als dekmantel voor wat eronder ligt. De haat is namelijk slechts een middel. Zijn enige doel is iets anders te verdoezelen. Onze werkelijke angst is niet om naar de haat te kijken en de vijandigheid in onszelf te zien. Onze werkelijke angst is om deze beschermlaag te verwijderen en te kijken naar wat daaronder ligt. Onze werkelijke angst betreft de verlossing.
(Toelichtingen door Robert Perry)
2. Onder het donkere fundament van het ego ligt de Godsherinnering, en juist hiervoor ben je werkelijk bang. Want door deze herinnering zou jij terstond je eigen plaats hervinden, en juist deze plaats heb je proberen te verlaten. Je angst voor aanval is niets vergeleken bij je angst voor liefde. Als je niet zou geloven dat je wrede wens om de Zoon van God te doden jou van de liefde zou verlossen, zou jij bereid zijn zelfs daarnaar te kijken. Want die wens heeft de afscheiding veroorzaakt, en jij hebt die beschermd omdat je niet wilt dat de afscheiding wordt genezen. Je beseft dat door de donkere wolk weg te nemen die haar aan het oog onttrekt, jouw liefde voor je Vader jou ertoe zou aanzetten Zijn Roep te beantwoorden en met een vreugdesprong de Hemel binnen te gaan. Jij gelooft dat aanval verlossing is omdat die jou hiervan zou weerhouden. Want dieper nog dan het fundament van het ego, en veel sterker dan dat ooit zal zijn, brandt jouw intense liefde voor God, en die van Hem voor jou. Dit nu is wat jij werkelijk wilt verbergen.
Waar we werkelijk bang voor zijn is onze 'intense liefde voor God, en die van Hem voor [ons]'. Want het erkennen van die liefde betekent de dood van het ego en daarmee van ons kleine zelf — het einde van ons bestaan in deze wereld. Daarom kiezen we voor haat en aanval, want beide houden ons vast in de droom van afscheiding en weg van onze 'eigen plaats' in de Hemel. Het goede nieuws is dat juist deze keuze bewijst hoe intens de aantrekkingskracht is van onze liefde voor God en de Zijne voor ons, en dat deze liefde zich nog steeds in ons bevindt. Want als dat niet zo zou zijn zouden we — dat wil zeggen het ego — niet zo hard vechten om haar buiten ons bewustzijn te houden.
(Toelichtingen door Robert Perry)
3. Zeg eens eerlijk, valt het je niet zwaarder te zeggen: ‘Ik heb lief’ dan ‘Ik haat’? Je associeert liefde met zwakheid en haat met kracht, en jouw eigen werkelijke macht schijnt jou je werkelijke zwakte toe. Want je zou je blije reactie, als je de roep van de liefde hoorde, niet in toom kunnen houden, en de hele wereld die jij dacht gemaakt te hebben zou vervliegen. De Heilige Geest lijkt dus jouw vesting aan te vallen, want jij wenst God buiten te sluiten, en het is niet Zijn Wil te worden uitgesloten.
4. Je hebt jouw hele krankzinnige geloofssysteem opgebouwd omdat je meent in Gods Tegenwoordigheid hulpeloos te zijn, en jij wilt jezelf van Zijn Liefde verlossen omdat je denkt dat die jou tot niets vermalen zou. Je bent bang dat ze jou van jezelf weg zou vagen en jou klein zou maken, omdat je gelooft dat grootheid in verzet besloten ligt, en aanval allure heeft. Jij denkt dat je een wereld hebt gemaakt die God zou willen vernietigen, en dat je door Hem lief te hebben, wat je dóet, die wereld weg zou werpen, wat je ook zou doen. Daarom heb je de wereld gebruikt om je liefde te verhullen, en hoe dieper je in de zwartheid van het fundament van het ego doordringt, hoe dichter je bij de Liefde komt die daar verborgen is. En juist dit jaagt jou angst aan.
Waarom is het voor ons gemakkelijker om 'Ik haat' te zeggen dan 'Ik heb lief'? Omdat we denken dat haat kracht is en liefde ons zwak maakt. Dit is een weerspiegeling van onze onderliggende houding ten opzichte van God, want als we onze liefde voor Hem toe zouden laten, zou deze ons overweldigen, ons hulpeloos maken, ons wegvagen — wat we associëren met zwakte en kleinheid. Daarom vullen we onszelf liever met haat, en maken we onze eigen wereld die we kunnen beheersen; verzetten we ons tegen God en vallen we aan — wat we associëren met kracht.
Toepassing : in hoeverre en op welke manieren hecht jij waarde aan het hebben van controle, ben je opstandig, eis je je onafhankelijkheid op, en ben je veroordelend en zelfs haatdragend? Zou dit een verdediging kunnen zijn tegen een verborgen liefde voor God, een intense en brandende liefde voor God, een aantrekkingskracht die zo overweldigend is dat je je hulpeloos zou voelen in Zijn Tegenwoordigheid? Zou het kunnen dat je bang jezelf te verliezen als je toegeeft aan deze liefde? Dat je erdoor verblind wordt en je sterke, onafhankelijke imago op moet geven?
(Toelichtingen door Robert Perry)
5. Waanzin kun je aanvaarden omdat jij die hebt gemaakt, maar liefde kun je niet aanvaarden, want die heb je niet gemaakt. Jij wilt liever een slaaf van de kruisiging zijn dan een verloste Zoon van God. Jouw persoonlijke dood lijkt van meer waarde dan jouw levend eenzijn, want wat je gegeven is, is jou niet zo dierbaar als wat jij hebt gemaakt. Je bent meer bevreesd voor God dan voor het ego, en liefde kan niet binnengaan waar ze niet welkom is. Maar haat kan dat wel, want die komt naar eigen believen binnen en bekommert zich niet om wat jij wilt.
We willen zo graag de maker zijn, de auteur, degene die de leiding heeft. Zolang we kunnen zeggen: 'ik heb het op mijn manier gedaan', aanvaarden we bijna elk gevolg daarvan. Volgens deze alinea zijn die gevolgen waanzin, slavernij, kruisiging, haat en dood — die schijnbaar draaglijk worden door de verklaring: 'ik heb het op mijn manier gedaan'. Maar is dat echt zo? Hoeveel liefde zijn we bereid op te geven, alleen om alles op onze eigen manier te kunnen doen?
(Toelichtingen door Robert Perry)
6. Je moet naar je illusies kijken en ze niet verborgen houden, want ze rusten niet op hun eigen fundament. In het verborgene doen ze dat ogenschijnlijk wel, en zo lijken ze zichzelf te ondersteunen. Dit is de fundamentele illusie waarop de andere rusten. Want daaronder, verscholen zolang ze verborgen zijn, ligt de liefdevolle denkgeest die dacht dat hij ze in woede had gemaakt. En de pijn in deze denkgeest is zo duidelijk, dat wanneer die aan het licht wordt gebracht, zijn behoefte aan genezing niet kan worden ontkend. Geen van alle foefjes en trucjes die jij hem voorschotelt, kan hem genezen, want hier vindt de werkelijke kruisiging plaats van Gods Zoon.
De werkelijke kruisiging van Gods Zoon is het geloof dat we zondig en schuldig zijn. Dit zijn echter illusies, omdat er nooit iets is gebeurd. We hebben ons niet van God afgescheiden en er is dus geen reden voor schuld. Illusies 'rusten niet op hun eigen fundament' omdat ze geen fundament hébben. Ze zijn niet werkelijk.
Dit is onze werkelijke ziekte, en genezing vindt plaats wanneer we dit geloof onder ogen zien en ons realiseren dat het onjuist is. Het zijn dus niet de mensen om ons heen, of de uiterlijke gebeurtenissen en situaties die ons kruisigen; en de 'foefjes en trucjes' van het ego om deze mensen, gebeurtenissen en situaties te bestrijden, versterken alleen hun schijnbare werkelijkheid. Alleen de waarheid van de Verzoening geneest de pijn van de denkgeest.
(Toelichtingen door Robert Perry)
7. En toch is hij niet gekruisigd. Hier bevindt zich zowel zijn pijn als zijn genezing, want de visie van de Heilige Geest is genadig en Zijn remedie snel. Houd geen lijden voor Zijn zicht verborgen, maar breng het van harte bij Hem. Leg al je leed neer voor Zijn eeuwige wijsheid, en laat Hij jou genezen. Laat geen enkele pijnlijke plek voor Zijn licht verborgen blijven, en doorzoek je denkgeest zorgvuldig op elke gedachte die je misschien niet aan het licht durft brengen. Want Hij zal iedere nietige gedachte die je behouden hebt om jezelf te kwetsen, genezen en zuiveren van haar nietigheid, waardoor ze wordt teruggebracht tot de grootheid van God.
Om de werkelijke pijn van de denkgeest aan de Heilige Geest te kunnen geven, zodat Hij ons kan helpen deze te genezen, moeten we alle duisternis die de pijn bedekt naar het licht brengen: 'Doorzoek je denkgeest zorgvuldig op elke gedachte die je misschien niet aan het licht durft brengen'. Dat wil zeggen: elke gedachte van oordeel, aanval en haat en de projecties daarvan in de wereld. Als we dat doen kunnen we ons realiseren dat deze gedachten niets zijn omdat ze afkomstig zijn van het ego, en komt er ruimte voor de liefdevolle gedachten die onze enige waarheid zijn.
(Toelichtingen door Robert Perry)
8. Onder alle grootheidswaan die jou zo dierbaar is, schuilt jouw werkelijke roep om hulp. Want jij roept om liefde tot je Vader zoals je Vader jou tot Zich roept. Op die plaats die jij verborgen hebt, wil jij je louter met de Vader verenigen, in liefdevolle herinnering van Hem. Je zult deze plaats van waarheid vinden wanneer jij die in je broeders ziet, want hoewel zij zichzelf kunnen misleiden, verlangen zij vurig, net als jij, naar de grootheid die in hen is. En wanneer jij die waarneemt, zul je die verwelkomen, en zal ze de jouwe zijn. Want grootheid is het recht van Gods Zoon, en geen illusie kan hem voldoening geven of hem verlossen van wat hij is. Alleen zijn liefde is werkelijk, en hij zal alleen tevreden zijn met zijn werkelijkheid.
Onder het zelfbedrog van speciaalheid verlangen we naar vereniging met God, wat onze ware grootheid is. Vanuit deze gespletenheid roepen we om hulp: 'Vader, bevrijd me van de vreselijke zonde die ik heb begaan. Ik wil alleen bij U zijn!' En God antwoordt liefdevol: 'Mijn Zoon, je hebt nooit gedaan wat je denkt gedaan te hebben. Je hebt me nooit verlaten'.
Om 'deze plaats van waarheid' te vinden moeten we hem zien in onze broeders. Want als we hem zien in anderen, zien we hem tevens in onszelf. Wanneer we achter hun aanvallen de liefdevolle denkgeest erkennen die om hulp roept, kunnen we deze roep herkennen als de onze. En alleen dan kunnen we Gods Antwoord horen.
(Toelichtingen door Robert Perry)
9. Verlos hem van zijn illusies, opdat jij in vrede en vreugde de grootheid van jouw Vader aanvaarden mag. Maar plaats niemand buiten jouw liefde, of je zult een donkere plek in je denkgeest verborgen houden waar de Heilige Geest niet welkom is. En zodoende zul jij jezelf buiten Zijn helende kracht plaatsen, want door geen totale liefde te schenken, zul jij niet volledig worden genezen. Genezing moet even volledig zijn als angst, want liefde kan niet binnenkomen waar ook maar één spatje angst haar welkom bederft.
Een broeder verlossen van zijn illusies betekent onze projecties terugnemen. De 'donkere plek' die we in hem zien, bevindt zich in onszelf. Door deze op hem te projecteren, sluiten we hem uit van onze liefde, waardoor we hem én onszelf buiten de liefde en de genezende kracht van de Heilige Geest plaatsen.
(Toelichtingen door Robert Perry)
10. Jij die afscheiding verkiest boven innerlijke gezondheid, kunt die niet verkrijgen wanneer je denken juist is gericht. Je was in vrede tot je om een speciale gunst hebt gevraagd. En God heeft die niet verleend, want het verzoek was Hem wezensvreemd, en je kon zoiets niet vragen van een Vader die Zijn Zoon waarlijk liefheeft. Daarom heb jij van Hem een liefdeloze vader gemaakt, en van Hem geëist wat alleen een dergelijke vader geven kon. En de vrede van Gods Zoon was verbrijzeld, want hij begreep zijn Vader niet meer. Hij was bang voor wat hij had gemaakt, maar meer nog vreesde hij zijn werkelijke Vader, want hij had zijn eigen glorievolle gelijkheid met Hem aangevallen.
Hier zien we een van de belangrijkste verklaringen over de afscheiding: We vroegen — als Gods Zoon — 'om een speciale gunst'. We vroegen of we los van Hem konden bestaan als een autonoom individu, met andere woorden: of we de nondualistische eenheid van Vader en Zoon konden veranderen in een dualistisch bestaan. Maar dit verzoek was God 'wezensvreemd' en kon dus onmogelijk door Hem worden ingewilligd. Daarom noemt Jezus dit een 'nietig dwaas idee': een onmogelijk idee (T27.VIII.2). Omdat we dit idee echter serieus namen — de Zoon van God vergat erom lachen (T27.VIII.2-3) — moesten we van onze liefdevolle Vader een liefdeloze vader maken. En we werden bang voor onze werkelijke Vader, omdat we vreesden dat deze ons zou straffen voor de zonde die we jegens hem hadden begaan.
(Toelichtingen door Robert Perry)
11. In vrede had hij niets nodig en vroeg hij om niets. In oorlog eiste hij alles en vond hij niets. Want hoe zou de zachtmoedigheid van de liefde anders op zijn eisen in kunnen gaan, dan door in vrede heen te gaan en tot de Vader weer te keren? Als de Zoon niet in vrede wenste te blijven, kon hij in het geheel niet blijven. Want een verduisterde denkgeest kan niet leven in het licht, en moet wel een plaats van duisternis zoeken, waar hij kan geloven dat hij is waar hij niet is. God heeft niet toegelaten dat dit zou gebeuren. Maar jij hebt geëist dat het zou gebeuren, en geloofde dan ook dat het zo was.
In de Hemel hadden we geen behoeften en stelden we dus geen eisen. Maar we verruilden de werkelijke wereld van vrede voor een droomwereld van conflict, waarin we niet vinden wat we verwachten te vinden. Hoewel deze wereld dus slechts een droom is en God weet dat we hier niet werkelijk zijn, geloven wij dat dit wel zo is.
(Toelichtingen door Robert Perry)
12. ‘Uitzonderen’ betekent ‘alleen maken’, en dus eenzaam maken. God heeft dit niet met jou gedaan. Zou Hij jou apart kunnen zetten, terwijl Hij weet dat jouw vrede in Zijn Eenheid ligt? Hij heeft jou enkel je verzoek om pijn ontzegd, want lijden is niet eigen aan Zijn schepping. Aangezien Hij jou je schepping heeft geschonken, kan Hij je die niet ontnemen. Hij kon op jouw waanzinnig verzoek slechts een zinnig antwoord geven dat in jouw waanzin bij je zou blijven. En dat heeft Hij gedaan. Niemand die Zijn antwoord hoort kan nalaten zijn waanzin op te geven. Want Zijn antwoord is het referentiepunt achter alle illusies, vanwaaruit je erop terug kunt kijken en de waanzin ervan zien. Zoek slechts deze plaats en je zult die vinden, want de Liefde is in jou en zal je erheen leiden.
God kon ons verzoek om een afgescheiden bestaan niet inwilligen, omdat Hij weet dat we alleen in ons eenzijn met Hem vrede vinden. Hij beantwoordde ons onzinnig idee dus met een zinnig Antwoord: de Heilige Geest. Deze bevindt zich in onze denkgeest, en wanneer we naar Hem luisteren zal Hij ons leren wat illusie en wat waarheid is.
(Toelichtingen door Robert Perry)