Hoofdstuk 21

Rede en waarneming

I. Het vergeten lied

 

1. Vergeet nooit dat de wereld die de niet-zienden ‘zien’ denkbeeldig moet zijn, want hoe die er in werkelijkheid uitziet is hun onbekend. Ze dienen hun conclusies te trekken over wat er zou kunnen worden gezien uit bewijsmateriaal dat voor altijd indirect blijft; en ze moeten hun gevolgtrekkingen opnieuw opbouwen wanneer ze struikelen en vallen ten gevolge van wat ze niet hadden herkend, of ongedeerd door geopende deuren lopen die ze voor gesloten hielden. En zo is het ook met jou gesteld. Jij ziet niet. De aanwijzingen die jij voor je conclusies hebt zijn onjuist, en dus struikel je en val je op de stenen die je niet herkende, zonder echter te beseffen dat je door de deuren kunt gaan die jij voor gesloten hield, maar die openstaan voor niet-ziende ogen en wachten om jou welkom te heten.

 

Hier gebruikt Jezus een metafoor. Blinden moeten hun wereld opbouwen uit indirect bewijs, dat wil zeggen: uit wat hun door anderen wordt verteld. Daar trekken ze hun conclusies uit.

Maar wanneer ze dingen tegenkomen die anders zijn dan ze verwachten, moeten ze die conclusies herzien. Bijvoorbeeld wanneer ze struikelen over iets waarvan ze niet weten dat het er is; of niet door een geopende deur lopen waarvan ze denken dat deze gesloten is.

'En zo is het ook met jou gesteld. Jij ziet niet', zegt Jezus. Het ego heeft ons verteld dat de wereld die we zien met de ogen van ons lichaam, werkelijk is. Maar dit klopt niet, en daardoor 'struikelen en vallen' we. Wanneer we de Heilige Geest als onze leraar kiezen, zal Hij ons door de 'openstaande deuren' van visie leiden, waar we moeiteloos doorheen kunnen gaan om de wereld 'met andere ogen' te gaan zien.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

2. Hoe dwaas is het toch om te proberen te oordelen over wat in plaats daarvan kan worden gezien. Het is niet nodig zich voor te stellen hoe de wereld eruit moet zien. Ze dient gezien te worden, voor je haar herkent als wat ze is. Jou kan worden getoond welke deuren open zijn, en je kunt zien waar veiligheid ligt, welke weg er naar het duister leidt, en welke naar het licht. Oordelen zullen jou steeds de verkeerde richting wijzen, maar visie laat jou zien waar jij heen moet gaan. Waarom ernaar raden?

 

Wanneer we conclusies trekken op basis van indirecte aanwijzingen, bouwen we een onnauwkeurig mentaal beeld op dat niet berust op rechtstreekse waarneming maar op oordelen.

'Waarom zou je dat doen?' vraagt Jezus hier. 'Je hoeft er niet naar te raden hoe de wereld eruitziet, je hoeft alleen maar je blinddoek af te doen. Dan zie je haar precies zoals ze is'.

Met andere woorden: we hoeven er alleen maar voor te kiezen om met de visie van de Heilige Geest naar de wereld te kijken, in plaats van met de ogen van het ego. Visie toont ons waar blokkades liggen en welke deuren open zijn, zodat we weten 'welke weg naar het duister leidt en welke naar het licht'.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

3. Het is niet nodig te leren door pijn. En milde lessen worden vol vreugde aangeleerd, en blijmoedig onthouden. Wat jou gelukkig maakt, wíl je leren en niet vergeten. Dit is niet wat je ontkennen wilt. Jouw vraag is of de middelen waarmee deze cursus wordt geleerd jou de vreugde zullen schenken die hij belooft. Als je geloofde dat dit zo was, zou het leren ervan geen probleem zijn. Jij bent nog geen gelukkige leerling, omdat je nog steeds onzeker bent of visie jou meer geeft dan oordeel, terwijl je geleerd hebt dat jij niet beide hebben kunt.

 

Niemand leert graag door pijn. Maar we twijfelen over wat ons minder pijn bezorgt — oordeel of visie. De Cursus belooft ons dat visie ons gelukkig zal maken, maar houdt hij zich aan zijn woord? 'Als je geloofde dat dit zo was, zou het leren ervan geen probleem zijn'.

Wat geloven we? Zijn we ervan overtuigd dat mensen zien als zondeloos ons vreugde zal brengen meer dan de manier waarop we hen nu zien? Ik vrees dat het antwoord 'nee' is. Want als het antwoord 'ja' was, zouden we het leren en doen van de Cursus zeer gemakkelijk vinden. Maar voor de meesten van ons is dat niet het geval.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

4. De blinden raken aan hun wereld gewend door zich eraan aan te passen. Ze denken dat ze hun weg erin kennen. Ze hebben die geleerd, niet door vreugdevolle lessen, maar door de harde noodzaak van beperkingen die ze meenden niet te kunnen overwinnen. En doordat ze dit nog altijd geloven, zijn die lessen hun dierbaar en klampen zij zich eraan vast, omdat ze niet kunnen zien. Ze begrijpen niet dat die lessen hen blind houden. Dat geloven ze niet. En dus houden ze de wereld die ze hebben leren ‘zien’ in hun verbeelding vast, in de overtuiging dat hun keuze is: dit of niets. Ze haten de wereld die ze door pijn hebben leren kennen. En alles wat ze menen dat zich daarin bevindt, dient om hen eraan te herinneren dat ze incompleet zijn en bitterlijk misdeeld.

 

5. En aldus bakenen zij hun leven en hun leefruimte af, en passen zich eraan aan zoals ze menen te moeten doen, bang om het weinige dat ze hebben te verliezen. En zo is het ook met allen die het lichaam zien als alles wat ze hebben en alles wat hun broeders hebben. Ze proberen elkaar te bereiken en falen daarin, en falen telkens weer. En ze passen zich aan de eenzaamheid aan, in de overtuiging dat het lichaam behouden betekent het weinige redden dat ze hebben. Luister, en probeer te bedenken of jij je herinnert waarover we nu gaan spreken.

 

Wij leven in een wereld vol beperkingen, vooral ten opzichte van verbinding. We willen ons met elkaar verbinden, maar lopen tegen obstakels aan of struikelen erover obstakels die allemaal te maken hebben met het lichaam. Door daar steeds weer tegenaan te lopen, concluderen we dat verbinding hier niet mogelijk is. We lijden onder de vele blessures die we oplopen bij onze pogingen om ons te verbinden, maar passen ons geleidelijk aan aan hun boodschap: verbinding is een mooie droom maar een droom die niet uit kan komen. We koesteren de pijnlijke lessen die we hebben geleerd, want als we die vergeten zullen we nog meer gekwetst worden.

Wat we ons niet realiseren is dat dit proces van voortdurende aanpassing aan een wereld van beperkingen ons blind houdt. Als we zouden weigeren om ons aan te passen, zouden de schellen van onze ogen vallen en zouden we zien hoe gemakkelijk het is om ons, voorbij de obstakels van het lichaam, met onze broeders te verbinden.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

6. Luister, – misschien vang je wel een vleugje op van een aloude toestand, niet geheel vergeten; vaag, wellicht, en toch niet helemaal onbekend, zoals een lied waarvan de naam allang vergeten is en waarvan jij je de omstandigheden waarin je het hoorde totaal niet meer heugen kan. Niet het hele lied is jou bijgebleven, maar slechts een zweem van een melodie, niet gebonden aan een persoon, een plaats of iets bepaalds. Maar jij herinnert je, alleen al aan dit fragmentje, hoe lieflijk het lied was, hoe wonderschoon de omgeving waarin jij het hoorde, en hoezeer jij degenen liefhad die daar aanwezig waren en daar luisterden met jou.

 

7. De noten zijn niets. Toch heb jij ze in je bewaard, niet omwille van henzelf, maar als subtiele geheugensteun voor wat jou tot tranen toe bewegen zou, als jij je kon heugen hoe dierbaar het jou was. Je zou het je kunnen herinneren, maar je bent bang, omdat je gelooft dat je de wereld die je sedertdien hebt geleerd, verliezen zou. En toch weet je dat niets in de wereld die jij hebt geleerd, jou ook maar half zo lief is als dit. Luister, en kijk of jij je een aloud lied herinnert dat je zo langgeleden kende, en dat jou dierbaarder was dan enige melodie die jij jezelf sindsdien hebt leren koesteren.

 

Dit is een van de meest geliefde passages in het Tekstboek, en dat heeft een goede reden. Jezus gebruikt de ervaring dat het horen van slechts een paar tonen van een oud lied een golf van nostalgie op kan roepen, een vage herinnering van een bepaalde periode in ons leven en van de mensen met wie we deze deelden. Jezus spreekt echter niet over een lied uit een bepaalde wereldse tijdsperiode, maar over een lied uit de eeuwigheid. Hij spreekt over de momenten waarop we overspoeld worden door een vage herinnering aan een 'aloude toestand', een verloren en naamloos paradijs waarin alles volmaakt was. We zijn echter bang dat we, wanneer we ons het hele lied zouden herinneren, alles zouden verliezen wat we sinds die zorgeloze dagen met veel moeite hebben opgebouwd. En dat zou ook zo zijn!

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

8. Voorbij het lichaam, voorbij zon en sterren, verderreikend dan alles wat jij ziet en toch ergens zo vertrouwd, staat een boog van gouden licht die zich onder jouw ogen tot een grootse stralende cirkel verwijdt. En heel de cirkel vult zich, terwijl je kijkt, met licht. De randen van de cirkel verdwijnen, en wat erbinnen is wordt niet langer omvat. Het licht dijt uit en bestrijkt alles, en breidt zich voor eeuwig stralend tot in het oneindige uit, zonder ergens breuk of grens. Daarbinnen is alles verbonden in volmaakte continuïteit. Het is niet mogelijk zich iets daarbuiten voor te stellen, want er is geen plaats waar dit licht niet is.

 

Hier gaat Jezus voorbij aan de metafoor van het lied, en schildert stap voor stap een visueel beeld. Eerst is er een boog van licht, dan een cirkel van licht, en vervolgens vult deze cirkel zich met licht. Dan verdwijnen de randen van de cirkel, zodat het licht alles bestrijkt, 'en zich voor eeuwig stralend tot in het oneindige uitbreidt, zonder ergens breuk of grens'.

Wat is dit grenzeloze licht?

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

9. Dit is de visie van Gods Zoon, hem die jij goed kent. Hier is het zicht van hem die zijn Vader kent. Hier ligt de herinnering van wat jij bent: een deel hiervan dat alles in zich draagt, en even zeker met alles is verbonden als alles verbonden is in jou. Aanvaard de visie die jou dit kan laten zien, en niet het lichaam.

 

Het grenzeloze licht is de visie van Gods Zoon. Dit is wat we zien als we onze blinddoek afdoen en met visie naar onze broeder kijken. Dan zien we wie hij werkelijk is, wie wij werkelijk zijn, en wie iedereen is: deel van dit oneindige licht. Wat geeft ons meer vreugde: dit in onze broeder zien, of zijn lichaam zien? 'Hij slaat geen acht [meer] op de getuigen van het lichaam ten overstaan van de verrukking om Christus' heilige gelaat' (WdI.151.8:4).

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

Jij kent het aloude lied, en kent het goed. Niets zal jou ooit zo dierbaar zijn als deze aloude hymne van liefde die Gods Zoon nog immer voor zijn Vader zingt.

 

10. En nu kunnen de blinden zien, want ditzelfde lied dat ze ter ere van hun Schepper zingen, is evenzeer een lofzang aan henzelf. De blindheid die zij gemaakt hebben zal de herinnering van dit lied niet weerstaan. Zij zullen het visioen van de Zoon van God aanschouwen, en zich herinneren wie hij is van wie zij zingen. Wat is een wonder anders dan deze herinnering? En wie is er in wie deze herinnering niet schuilt? Het licht in de een doet dit in allen ontwaken. En wanneer jij het in jouw broeder ziet, herinner jij je het waarlijk voor iedereen.

 

Het lied en het licht zijn nauw met elkaar verbonden. Wij zijn dat grenzeloze licht en zingen het lied. We zingen het ter ere van onze Schepper en ter ere van onszelf en elkaar. Als we onszelf toestaan ons het hele lied te herinneren, zullen we ons ook herinneren 'wie hij is van wie [wij] zingen'. We zullen ons de Zoon van God herinneren. En we zullen hem zien, in elkaar en in onszelf. Onze ogen zullen opengaan en we zullen opgaan in het meeslepende visioen van het oneindige licht. De herinnering van dit lied zal onze zelfgekozen blindheid verdrijven.

 

Toepassing: Sluit je ogen en visualiseer stap voor stap het volgende:

'Voorbij het lichaam, voorbij zon en sterren, verderreikend dan alles wat jij ziet en toch ergens zo vertrouwd, staat een boog van gouden licht die zich onder jouw ogen tot een grootse stralende cirkel verwijdt.

En heel de cirkel vult zich, terwijl je kijkt, met licht.

De randen van de cirkel verdwijnen, en wat erbinnen is wordt niet langer omvat.

Het licht dijt uit en bestrijkt alles, en breidt zich voor eeuwig stralend tot in het oneindige uit, zonder ergens breuk of grens.

Daarbinnen is alles verbonden in volmaakte continuïteit.

Het is niet mogelijk zich iets daarbuiten voor te stellen, want er is geen plaats waar dit licht niet is.

Dit is de visie van Gods Zoon, hem die jij goed kent.

Hier is het zicht van hem die zijn Vader kent.

Hier ligt de herinnering van wat jij bent: [je bent] een deel hiervan [stel je dit voor] dat alles in zich draagt, en De bent] even zeker met alles is verbonden als alles verbonden is in jou'.

 

Stel je voor dat je, terwijl je naar dit grenzeloze licht kijkt, een melodie hoort die vanuit dit licht naar je toestroomt; een schitterend, hemels lied. Het is het mooiste dat je ooit hebt gehoord.

Terwijl je naar dit lied luistert, realiseer je je dat het een hymne van liefde is die de Zoon van God het grenzeloze licht voor Zijn Vader zingt.

Het spreekt over een aloude liefde, zo mooi en teder en diep dat je het gevoel hebt dat je hart uit je borst springt, alleen al door ernaar te luisteren.

Deze oude hymne roept de herinnering op van een volmaakt rijk, van een hogere staat van zijn die je ooit ervaren hebt.

Je herinnert je degenen die samen met jou naar dit lied luisterden en die je liefhad degenen die jouw broeders waren en zijn.

En je herinnert je dat je niet alleen naar het lied luisterde, maar het samen met je broeders zong.

 

Er is nog één stap te gaan: je realiseren dat dit lied je in staat stelt om degene aan wie je nú denkt (kies iemand) te zien zoals hij of zij werkelijk is.

Hij is niet zijn lichaam. Hij is niet zijn persoonlijkheid. Hij is niet het gedrag dat de ogen van je lichaam jou laten zien. Dat zijn de kenmerken van je blindheid, waarbij je raadt wat hij is op basis van indirect bewijs.

Nu realiseer je je dat hij een van degenen was die je liefhad, toen je samen met hem luisterde naar het lied. Hij was een van degenen die samen met jou het lied zongen. Hij is deel van dat grenzeloze licht, hu is deel ervan en alles ervan.

Als je dus met visie naar hem kijkt, kijk je voorbij zijn lichaam, voorbij de identiteit die je hebt opgebouwd uit het bewijs van zijn gedrag.

Kijk naar de boog van gouden licht, die zich verwijdt tot een stralende cirkel, en vervolgens gevuld wordt met licht. Zie de randen van de cirkel verdwijnen en het licht zich over alles uitbreiden.

 

'Wat is een wonder anders dan deze herinnering?

En wie is er in wie deze herinnering niet schuilt?

Het licht in de een doet dit in allen ontwaken.

En wanneer jij het in jouw broeder ziet, herinner jij je het waarlijk voor iedereen.'

(Toelichtingen door Robert Perry)