Hoofdstuk 1

De betekenis van wonderen

II. Openbaring, tijd en wonderen

 

In deze cruciale paragraaf legt Jezus de relatie uit tussen openbaring en wonderen, en zijn relatie met God en met ons. Deze uitleg corrigeert de traditionele religieuze misvattingen over beide thema's.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

1. Een openbaring brengt een totale maar tijdelijke opheffing van twijfel en angst teweeg. Het is een afspiegeling van de oorspronkelijke vorm van communicatie tussen God en Zijn scheppingen, en gaat gepaard met het uiterst persoonlijke scheppingsgevoel dat soms in lichamelijke relaties wordt gezocht. Lichamelijke intimiteit kan het niet tot stand brengen. Wonderen zijn echter interpersoonlijk in de ware zin, en voeren tot werkelijke intimiteit met anderen. Een openbaring verenigt je rechtstreeks met God. Wonderen verenigen je rechtstreeks met je broeder. Geen van beide vloeit uit het bewuste voort, maar beide worden daar wel ervaren. Het bewuste is de toestand die tot handelen beweegt, hoewel het hiervan niet de inspiratiebron is. Je bent vrij te geloven wat je verkiest, en wat je doet getuigt van wat je gelooft.

 

Het bewustzijn kan verdeeld worden in drie niveaus. Het bovenste niveau is het bovenbewuste, het domein van de kennis van de Hemel. Het middelste niveau is het bewuste. En daaronder bevindt zich het onbewuste of onderbewuste. Dit onbewuste bevat twee subniveaus: het bovenste niveau bevat egogedachten die te bedreigend zijn om tot het bewuste te worden toegelaten; het onderste niveau bevat zuiver wonderwerkend vermogen. Het is de bron van wonderen.

Zowel vanuit het bovenbewuste als vanuit het onbewuste proberen impulsen voortdurend het bewuste binnen te stromen. Ze worden echter tegengehouden door het ego, dat functioneert als een censor die de impulsen blokkeert of vervormt, afhankelijk van wat hij beschouwt als het handhaven van de balans. Openbaringen ervaringen van rechtstreekse eenheid met God die vanuit het bovenbewuste proberen het bewuste binnen te stromen, worden zelden of nooit doorgelaten. Wonderen, die vanuit het onderste niveau van het onbewuste proberen het bewuste te bereiken, worden ofwel geblokkeerd door de rommel in de egolaag, ofwel vervormd tot lichamelijke impulsen. Ware wonderimpulsen zijn gericht op het verenigen van denkgeesten, wat, zoals deze alinea zegt, 'werkelijke intimiteit met anderen' betekent. Als ze al worden doorgelaten, worden deze impulsen echter vervormd tot het verenigen van lichamen, wat niet tot de liefde leidt die we zoeken. Onze pogingen om ons met anderen te verbinden zouden altijd geïnspireerd moeten zijn door het wonderniveau, maar in plaats daarvan nemen we genoegen met oppervlakkige verbintenissen.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

2. Openbaring is hoogst persoonlijk en laat zich niet zinvol vertalen. Daarom is elke poging haar in woorden te beschrijven onmogelijk. Openbaring brengt alleen een ervaring teweeg. Wonderen zetten daarentegen aan tot handelen. Ze zijn vanwege hun interpersoonlijk karakter nu meer van nut. In deze leerfase is het verrichten van wonderen belangrijk omdat vrijheid van angst jou niet kan worden opgelegd. Openbaring is letterlijk onuitsprekelijk omdat het een ervaring van onuitsprekelijke liefde is.

 

Traditiegetrouw is openbaring het hoogste doel van alle belangrijke spirituele paden. De beoefenaars proberen deze mystieke ervaring steeds vaker en dieper te beleven, totdat ze permanent in die toestand verkeren.

Hoewel de Cursus het belang van deze ervaring erkent, en zegt dat dit de toestand is die we zullen bereiken wanneer onze reis ten einde is, zegt hij ook dat wonderen 'nu meer van nut zijn'. Dit is een opmerkelijke verklaring: voor onze spirituele ontwikkeling is het nuttiger om liefde uit te breiden, dan transcendentale ervaringen van mystieke eenheid te beleven.

Waarom zijn wonderen nuttiger? Omdat ze ons verenigen met anderen. Openbaring is zo'n intense, persoonlijke ervaring, dat ze niet in woorden kan worden uitgedrukt. En dat betekent dat ze niet gedeeld kan worden met anderen. In feite trekt ze ons naarbinnen, naar ons diepste innerlijk. Door een dergelijke ervaring dragen we iets met ons mee dat zo heilig en zo persoonlijk is, dat niemand het kan begrijpen. Wonderen daarentegen zijn interpersoonlijk, wat betekent dat ze gedeeld worden en ons verenigen met iedereen, zonder enige uitzondering. Door deze eenheid met al onze broeders genezen ze ons geleidelijk aan van onze angst, en bereiden ons voor op de permanente staat van openbaring, in plaats van vluchtige ervaringen ervan.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

3. Ontzag is alleen op zijn plaats bij openbaring, want hierop is het volmaakt en met recht toepasbaar. Bij wonderen is het misplaatst, omdat een toestand van ontzag aanbidding in zich draagt en ervan uitgaat dat iemand van lagere orde voor zijn Schepper staat. Jij bent een volmaakte schepping, en hoort alleen ontzag te voelen in Tegenwoordigheid van de Schepper van volmaaktheid. Het wonder is dan ook een teken van liefde tussen gelijken. Gelijken behoren geen ontzag voor elkaar te koesteren, daar ontzag ongelijkheid veronderstelt. Daarom is het een misplaatste reactie tegenover mij. Een oudere broer verdient respect vanwege zijn grotere ervaring, en gehoorzaamheid vanwege zijn grotere wijsheid. Hem komt ook liefde toe omdat hij een broer is, en toewijding als hij is toegewijd. Slechts op grond van mijn toewijding heb ik recht op de jouwe. Er is niets aan mij wat jij niet kunt bereiken. Ik heb niets wat niet van God afkomstig is. Het huidige verschil tussen ons is dat ik niets ánders heb. Daardoor verkeer ik in een toestand die in jou alleen potentieel aanwezig is.

 

Hier verklaart Jezus wie hij is in relatie tot ons. Hij is geen uniek, goddelijk wezen. Hij wil niet door ons aanbeden worden. Hij wil niet dat we met ontzag naar hem opzien. Hij wil onze toewijding en gehoorzaamheid niet op basis van het feit dat hij God is want dat is hij niet. Hij is gelijk aan ons, hij is één van ons. Hij verdient ons respect, gehoorzaamheid en toewijding zoals iedereen die meer ervaring en wijsheid bezit en toegewijd is. In zekere zin heeft hij zelfs minder dan wij: terwijl wij van alles bezitten, heeft hij slechts één bezit. Maar dat is het enige bezit dat er toe doet: God.

Voor degenen onder ons die christelijk zijn opgevoed betekent deze opvatting van Jezus een enorme verandering in onze waarneming van hem. In plaats van voor hem te knielen, knielen we samen met hem voor God.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

4. ‘Niemand komt tot de Vader dan door mij’ betekent niet dat ik op enigerlei wijze van jou gescheiden ben of verschil, anders dan in tijd, en tijd bestaat niet werkelijk. De uitspraak heeft meer betekenis, indien beschouwd op een verticale dan op een horizontale as. Jij staat onder mij en ik sta onder God. In het proces van ‘opstijgen’ sta ik hoger, omdat zonder mij de afstand tussen God en mens voor jou te groot zou zijn om te omvatten. Ik overbrug die afstand, als een oudere broer voor jou enerzijds en anderzijds als een Zoon van God. Mijn toewijding aan mijn broeders heeft mij aan het hoofd van het Zoonschap geplaatst, dat ik completeer omdat ik erin deel. Dit kan in tegenspraak lijken met de uitspraak ‘Ik en mijn Vader zijn één,’ maar die uitspraak is tweeledig, erkennende dat de Vader groter is.*

 

Merk op hoe zorgvuldig Jezus probeert onderscheid aan te brengen tussen hem en God. Hij is niets anders dan een broeder die ons helpt om God te bereiken. Hij is een brug, niet de bestemming. Hij legt uit dat, wanneer hij volgens het evangelie van Johannes zegt: 'Ik en mijn Vader zijn één', dit niet hetzelfde is als 'een en hetzelfde'. Het betekent dat twee wezens — 'ik' en 'mijn Vader' verenigd zijn als één van geest en wil.

Sommige van de hedendaagse vertalingen van dit bijbelvers zeggen ongeveer hetzelfde: 'Ik en de Vader zijn één hart en één geest' en: 'Wat voor de Vader geldt, geldt ook voor mij'.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

5. Openbaringen worden indirect door mij geïnspireerd doordat ik dicht bij de Heilige Geest sta, en alert ben op de ontvankelijkheid van mijn broeders voor openbaringen. Zo kan ik meer naar hen omlaagbrengen dan zij voor zichzelf naar beneden kunnen halen. De Heilige Geest bemiddelt in de communicatie van het hogere met het lagere en houdt het directe kanaal van God naar jou open voor openbaring. Openbaring is niet wederkerig. Ze gaat uit van God naar jou, maar niet van jou naar God.

 

Ik houd van dit beeld van Jezus als iemand die alert is op onze ontvankelijkheid voor openbaringen. Dat betekent dat hij er onafgebroken op let of onze denkgeest openstaat voor openbaringen. Hij is als iemand die aandachtig en geduldig wacht totdat de telefoon overgaat, en op het moment dat dit gebeurt de oproep meteen beantwoordt.

Op dezelfde manier brengt hij impulsen uit het 'hogere' naar ons toe zodra we daarvoor openstaan. Hij is daartoe in staat omdat hij tussen God en ons in staat (4:3). Dat openbaring uitgaat van God naar ons maar niet omgekeerd, betekent dat God en wij niet gelijk zijn. Daarom horen we alleen ontzag te voelen in Tegenwoordigheid van onze Schepper (3:3).

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

6. Het wonder brengt de noodzaak van tijd tot een minimum terug. In het longitudinale of horizontale vlak schijnt het inzicht dat de leden van het Zoonschap gelijk zijn, een schier eindeloze tijd te vergen. Het wonder gaat echter gepaard met een plotselinge omslag van horizontale naar verticale waarneming. Dit voert een tijdsinterval in vanwaaruit zowel gever als ontvanger verderop in de tijd uitkomen dan waar ze anders zouden zijn geweest. Zo heeft het wonder de unieke eigenschap de tijd op te heffen in de mate waarin het de tijdsspanne die het overbrugt, overbodig maakt. Er is geen verband tussen de tijd die een wonder duurt en de tijd die het overspant. Het wonder vervangt een leerproces dat anders misschien duizenden jaren in beslag zou hebben genomen. Het doet dit door de fundamentele erkenning van de volmaakte gelijkheid van gever en ontvanger, waarop het wonder berust. Het wonder bekort de tijd door die samen te vouwen, met als gevolg dat bepaalde tijdsspannen daarbinnen verdwijnen. Het doet dit evenwel binnen het grotere verloop van tijd.

 

Dit is de belangrijkste verklaring in de Cursus over de macht van het wonder om tijd te besparen. Het wonder bespaart tijd, omdat het ons optilt en onmiddellijk weer neerzet. Maar plotseling bevinden we ons een heel stuk verder op onze weg. Aangezien het wonder een interpersoonlijke gebeurtenis is er is een gever en een ontvanger worden beiden uitgetild boven het gevoel dat de een boven de ander staat. Ze worden zich bewust van hun natuurlijke gelijkheid en heiligheid. Ze worden zich bewust van wat ze delen. Dit is wat de Cursus 'een heilige ontmoeting' noemt.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

* Bijbelcitaat uit Joh.14:28: ‘want de Vader is meer dan ik’ (NBG); ‘want de Vader is groter dan ik’ (Willibrord 1995). Het eerste citaat: ‘Ik en mijn Vader zijn één’ is een verwijzing naar Joh.10:30; 14:20.