Hoofdstuk 10

De afgoden van ziekte

I. Thuis in God

 

1. Jij kent je scheppingen niet, eenvoudig omdat jij, zolang je denkgeest gespleten is, ten nadele van ze zou beslissen, terwijl je onmogelijk kunt aanvallen wat jij geschapen hebt. Maar bedenk wel: dit is voor God even onmogelijk. De wet van de schepping houdt in dat jij je scheppingen liefhebt als jezelf, omdat ze deel van jou zijn. Alles wat werd geschapen is daarom volmaakt veilig, omdat Gods wetten het met Zijn Liefde beschermen. Elk deel van jouw denkgeest dat dit niet weet, heeft zichzelf verbannen uit kennis, omdat het niet aan haar voorwaarden heeft voldaan. Wie anders dan jij zou dit kunnen hebben gedaan? Erken dit van harte, want in die erkenning schuilt het besef dat je verbanning niet van God afkomstig is, en daarom niet bestaat.

 

Als je denkt dat God van gedachten kan veranderen over jou (zie laatste alinea van de Inleiding), denk dan opnieuw. Want de wet van de schepping houdt in dat een schepper zijn scheppingen liefheeft als zichzelf, omdat ze letterlijk deel zijn van hem. God zal dus altijd van je houden, zoals jij van jouw scheppingen houdt althans in werkelijkheid. Want het ego heeft de kennis van zowel je schepping door God als je eigen scheppingen uit je denkgeest verdreven. De erkenning dat je dit, in je identificatie met het ego, zelf hebt gedaan, betekent dat je beseft dat je een andere keuze kunt maken. God heeft jou níét verbannen. Hoe zou dat mogelijk zijn, als Hij jou even liefheeft als Zichzelf? 

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

2. Jij bent thuis in God en droomt van ballingschap, maar bent volmaakt in staat te ontwaken tot de werkelijkheid. Is het jouw beslissing dat te doen? Je weet uit eigen ervaring dat je tijdens je slaap denkt dat wat je in je dromen ziet werkelijkheid is. Maar op het moment dat je ontwaakt besef je dat alles wat in de droom leek te gebeuren, helemaal niet is gebeurd. Je vindt dat niet vreemd, ook al werden terwijl je sliep alle wetten van datgene waartoe je ontwaakt geschonden. Kan het niet zo zijn dat je slechts van de ene in de andere droom bent overgegaan, zonder werkelijk te ontwaken?

 

Wanneer we ontwaken uit een nachtelijke droom, gaan we in feite over in een andere droom. En in die droom hebben we een veel groter probleem dan in welke nachtmerrie dan ook. We bevinden ons in ballingschap. We lijken door God verbannen te zijn uit ons huis. We moeten dus iets heel ergs hebben gedaan. Hoe maken we dat ongedaan? Kunnen we dat gigantische probleem überhaupt oplossen?

De ironie van deze situatie is dat we dit dromen terwijl we in feite gewoon thuis zijn in God. Hij is de 'kamer' waarin we slapen en dromen. Terwijl we thuis liggen te slapen, dromen we dat we ergens anders zijn. Terwijl we in God slapen, dromen we dat we door Hem verbannen zijn. Het probleem dat we denken te moeten oplossen is er dus nooit geweest.

 

Toepassing : Zeg tegen jezelf:

In werkelijkheid ben ik niet hier, maar ergens anders.

Ik ben thuis in God, en droom alleen maar dat ik hier ben.

Ik ben volmaakt in staat te ontwaken tot de werkelijkheid.

En als ik ontwaak zal ik beseffen dat niets van wat ik gedroomd heb werkelijk is gebeurd, dat ik altijd thuis ben geweest in God. 

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

3. Zou je de moeite nemen om wat er in tegenstrijdige dromen is gebeurd met elkaar te verzoenen, of zou je beide tegelijk van je afzetten als je bemerkte dat de werkelijkheid met geen van beide strookt? Jij herinnert je geen staat van wakker zijn. Wanneer je de Heilige Geest hoort, voel jij je misschien beter omdat het jou dan mogelijk lijkt lief te hebben, maar jij herinnert je nog niet dat dit eens het geval was. En juist door je dit te herinneren zul jij weten dat het opnieuw het geval kan zijn. Wat mogelijk is, is nog niet volbracht. Maar wat eenmaal is geweest, is ook nu het geval, als het eeuwig is. Wanneer jij je herinnert, zul je weten dat wat jij je herinnert eeuwig is, en dus nu is.

 

In de wereld stuiteren we heen en weer tussen slapend en wakend dromen. We ontwaken wel uit de slapende dromen, maar niet uit de wakende droom, en we herinneren ons niet dat we ooit wakker waren.

De derde en vierde zin spreken mij bijzonder aan. Een van de werkelijk prachtige dingen van het 'horen' van de Heilige Geest is dat het hoop in ons oproept, een hoop die we nauwelijks uit durven te spreken. Onze droom van afscheiding is een droom van liefdeloosheid, en het idee dat we daadwerkelijk lief kunnen hebben is als het dagen van de gloed van het paradijs aan de horizon. Wat we ons niet herinneren is 'dat dit eens het geval was'. Het is ooit zo geweest! Ooit hoefden we niet te hopen dat we liefdevol zouden zijn, ooit hadden we lief. Wat we ons ook niet realiseren is dat dit 'ooit' geen moment in de tijd is. Het is buiten de tijd, het is eeuwig. En omdat het eeuwig is, is het nu. Terwijl we ons gevangen voelen in de droom van liefdeloosheid, is er in onze denkgeest een ontwaakte staat die er altijd is geweest. De belofte van liefde, dat paradijs aan de horizon, is het licht van ontwaakt-zijn, dat nu in ons schijnt. 

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

4. Jij zult je alles herinneren op het ogenblik dat je het totaal verlangt, want als totaal verlangen scheppen is, zul je de afscheiding hebben weggewenst, en je denkgeest tegelijkertijd aan je Schepper en je scheppingen hebben teruggegeven. Nu je Hen kent zul je niet langer de wens koesteren te slapen, maar alleen het verlangen hebben ontwaakt en blij te zijn. Dromen zijn dan onmogelijk, omdat jij louter de waarheid zult willen, en doordat die eindelijk jouw wil is, zal ze jouw deel zijn.

 

In de wakende staat van zijn is liefde een realiteit, geen toekomstig potentieel. Dan 'zul jij weten dat het opnieuw het geval kan zijn' (alinea 3). Om ons dit te herinneren moeten we het 'totaal verlangen'. Het doel van onze reis is het bereiken van die plek waar ons verlangen totaal is. Dan zullen we ontwaken, omdat dat eindelijk onze wil is. En als we onze ogen opendoen in de Hemel, en onze Schepper en onze eigen scheppingen terugzien, is de wens om te slapen en te dromen voorgoed verdwenen. We zullen ontwaakt en blij zijn. 

(Toelichtingen door Robert Perry)