Hoofdstuk 3

De onschuldige waarneming

V. Waarneming te boven

 

1. Ik heb gezegd dat de vermogens die jij bezit slechts een schaduw zijn van jouw werkelijke kracht, en dat waarneming, die naar haar aard oordelend is, pas na de afscheiding werd ingevoerd. Sindsdien is niemand ergens meer zeker van geweest. Ik heb tevens duidelijk gemaakt dat de opstanding het middel was om tot kennis terug te keren, wat werd volbracht door de vereniging van mijn wil met die van de Vader. We kunnen nu een onderscheid maken dat enkele van onze navolgende uitspraken zal verhelderen.

 

Deze tekst kijkt terug op enkele ideeën die we reeds besproken hebben. Oorspronkelijk bezaten we absolute, ondubbelzinnige vermogens: kennis, liefde en scheppen. Tegen elk hiervan zeiden we met ons hele wezen ja. Maar toen introduceerden we de afscheiding, met haar oordelen en verdeeldheid, waardoor er zowel talloze ja's als nee's ontstonden. Daarna konden we niets meer een volledig, ondubbelzinnig ja geven. Alles werd twijfelachtig, voorlopig, onzeker. Om terug te keren naar kennis moeten we onze wil verenigen met die van God, zodat onze wil zijn absolute, oprechte aard herwint. Dat is wat Jezus deed. Zou het niet geweldig zijn om weer ondubbelzinnig te zijn en alleen maar ja te zeggen?

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

2. Sinds de afscheiding zijn de woorden ‘scheppen’ en ‘maken’ door elkaar gehaald. Wanneer je iets maakt, doe je dat uit een specifiek gevoel van gemis of behoefte. Alles wat voor een specifiek doel is gemaakt kan niet werkelijk veralgemeend worden. Wanneer jij iets maakt om een vermeend gemis aan te vullen, geef je stilzwijgend te kennen dat je in de afscheiding gelooft. Het ego heeft voor dit doel heel wat vernuftige denksystemen uitgevonden. Niet een hiervan is scheppend. Vindingrijkheid is zelfs in haar meest vernuftige vorm verspilde moeite. Uitvinden is iets zo specifieks dat het de abstracte scheppingskracht van Gods scheppingen onwaardig is.

 

Hier introduceert Jezus het cruciale onderscheid tussen 'scheppen' en 'maken'. Scheppen betekent iets definitiefs doen, iets uit het niets tot blijvend bestaan brengen. 'Maken' is daarentegen iets tijdelijks. Het mist het 'blijvende' en 'uit het niets'. Het betekent tot bestaan brengen door materiaal vorm te geven, te structureren, of te veranderen.

Scheppen doen we alleen in de Hemel, door de liefde die we zijn uit te breiden. In de wereld kunnen we alleen maken. We gebruiken reeds bestaand materiaal om iets te vormen dat misschien slechts een dag blijft bestaan. We zijn bijzonder inventief, ingenieus en slim met betrekking tot onze ontwerpen, maar het draait allemaal om het vervullen van specifieke behoeften. Mijn Zwitsers zakmes heeft 15 functies, maar ik kan er niet in rijden om naar mijn werk te gaan. Het feit dat onze uitvindingen niet overal voor gebruikt kunnen worden, betekent dat ze 'de abstracte scheppingskracht van Gods scheppingen onwaardig zijn'. De focus op het vervullen van onze behoeften versterkt de overtuiging dat we een lichaam zijn, en dat het natuurlijk is dat we duizenden behoeften hebben, duizenden gaten die gevuld moeten worden.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

3. Kennis leidt niet tot handelen, zoals we al eerder hebben geconstateerd. De verwarring tussen de werkelijke schepping van jou en dat wat jij van jezelf gemaakt hebt is zo intens dat het letterlijk onmogelijk voor je is geworden ergens kennis van te hebben. Kennis is altijd stabiel en het is overduidelijk dat jij dat niet bent. Niettemin ben je volmaakt stabiel zoals God jou geschapen heeft. In die zin stem je, wanneer jouw gedrag onstabiel is, niet overeen met Gods idee van jouw schepping. Dat kun je doen als je dat verkiest, maar je zou dit beslist niet willen als jij juist dacht.

 

Wij weten niets, omdat we niet weten wie we zijn. Ons gedrag is instabiel, omdat we de volmaakt stabiele Identiteit, die God ons bij de schepping gegeven heeft, niet kennen.

 

Toepassing : Vul op de stippellijn hieronder een voorbeeld in van onstabiel gedrag dat je van jezelf kent. Lees vervolgens de tekst heel langzaam, en voel wat dit met je doet.

Kennis is altijd stabiel, en het is overduidelijk dat ik dat niet ben.

Niettemin ben ik volmaakt stabiel zoals God mij geschapen heeft.

Wanneer ik ......., stem ik dus niet overeen met Gods idee van mijn schepping.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

4. De fundamentele vraag die jij jezelf voortdurend stelt kan strikt genomen helemaal niet tot jou worden gericht. Je blijft je afvragen wat jij bent. Dit vooronderstelt dat het antwoord er niet alleen een is dat jij kent, maar ook dat het aan jou is dat te verschaffen. Toch kun jij jezelf niet juist waarnemen. Je hebt geen beeld dat kan worden waargenomen. Het woord ‘beeld’ heeft altijd betrekking op waarneming en maakt geen deel uit van kennis. Beelden zijn symbolisch en staan voor iets anders. Het idee ‘je beeld, je imago veranderen’ onderkent de macht van de waarneming, maar het houdt tevens in dat er niets stabiels te kennen valt.

 

De vraag: 'Wat ben ik?' houdt ons voortdurend bezig. Bij alles wat we denken en doen vragen we ons af: 'Wat zegt dit over mij?' Bij alles wat ons overkomt, vragen we: 'Wat betekent dit voor mij?' in elke relatie met anderen komt de vraag op: 'Wat vindt hij of zij van mij?'

We proberen deze fundamentele vraag te beantwoorden door ons zelfbeeld of ons imago zorgvuldig op te bouwen. Maar dit betekent dat we een werk in uitvoering zijn, een uitvinding van eigen makelij. Dit bevestigt het geloof dat het aan ons is wie en wat we zijn, dat we niet door God geschapen zijn, maar onszelf hebben gemaakt.

 

Toepassing : Denk na over een manier waarop je hebt geprobeerd uit te vinden wat je van jezelf moet maken. Misschien heb je geprobeerd vast te stellen hoe goed je bent in je werk, of te beslissen of een kritiek, die iemand je kortgeleden heeft gegeven, terecht is.

Zeg dan:

Ik kan mijzelf niet juist waarnemen.

Ik heb geen beeld dat kan worden waargenomen.

Ik ben pure geest, die alleen kan worden gekend.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

5. Kennis staat niet open voor interpretatie. Je kunt weliswaar proberen betekenis te ‘interpreteren’, maar dat is steeds aan vergissingen onderhevig omdat het betrekking heeft op de waarneming van betekenis. Zulke ongerijmdheden zijn het gevolg van pogingen jezelf tegelijk als afgescheiden en als niet afgescheiden te beschouwen. Het is onmogelijk zo’n fundamentele verwarring aan den dag te leggen zonder je algehele verwarring nog te vergroten. Je denkgeest mag dan misschien heel vernuftig zijn geworden, maar, zoals steeds gebeurt wanneer methode en inhoud van elkaar worden gescheiden, hij wordt aangewend in een vergeefse poging aan een onontkoombare impasse te ontsnappen. Vernuftigheid staat volkomen los van kennis, omdat kennis geen vernuftigheid vereist. Vernuftig denken is niet de waarheid die jou vrij zal maken, maar je bent wel vrij van de noodzaak je ermee in te laten wanneer je bereid bent het te laten varen.

 

Wanneer je iets interpreteert, geef je er een eigen uitleg aan. Maar met kennis is dat niet mogelijk omdat ze haar eigen betekenis is. Betekenis is een woord dat in werkelijkheid alleen bij het rijk van kennis hoort. Wanneer we dus proberen betekenis te interpreteren, proberen we twee verschillende niveaus te combineren. Interpretatie hoort bij het leven in de wereld; betekenis hoort bij de Hemel.

Terwijl we hier leven moeten we niet doen alsof onze interpretaties ons de kennis van ware betekenis kunnen geven. We moeten nederig het feit accepteren dat kennis alleen mogelijk is wanneer we herontwaken in de Hemel.

Onze denkgeest kan hier, in de wereld, zeer creatief zijn, maar die creativiteit is volledig gericht op een vernuftige manipulatie van de vorm. We denken dat we dit op kunnen lossen door constant nieuwe dingen uit te vinden en interessante speeltjes te bedenken. Maar dat zijn vergeefse pogingen om 'aan een onontkoombare impasse te ontsnappen'. Onze denkgeest raakt steeds verder verwikkeld in zeer specifieke vormen, en daarmee steeds verder verwijderd van niet-specifieke betekenis —van kennis.

De enige oplossing ligt in het loslaten van onze obsessie voor sleutelen aan vorm.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

6. Gebed is een manier om iets te vragen. Het is het medium van wonderen. Maar het enige zinvolle gebed is het gebed om vergeving, omdat wie vergeven is alles heeft. Als de vergeving eenmaal is aanvaard, wordt gebed in de gebruikelijke zin volkomen zinloos. Het gebed om vergeving is niets dan een verzoek te mogen inzien wat jij al hebt. Door waarneming boven kennis te verkiezen, heb jij jezelf in een positie gebracht waarin je alleen op je Vader kunt lijken door op een wonderbaarlijke manier waar te nemen. Je hebt de kennis verloren dat jij zélf een wonder van God bent. Schepping is jouw Bron en enige werkelijke functie.

 

Wij zijn de kennis kwijtgeraakt dat we zélf een wonder van God zijn. De weg terug bestaat niet uit rechtstreeks zoeken naar deze kennis, maar uit het zuiveren van onze waarneming, zodat we 'op een wonderbaarlijke manier' kunnen waarnemen. Dat is de manier om hier in de wereld op onze Vader te lijken.

Hoe bereiken we deze wonderbaarlijke waarneming? Door te bidden om het besef dat we vergeven zijn. We bidden niet om vergeven te worden, want dat veronderstelt dat God ons veroordeelt. We bidden om te mogen inzien dat we al vergeven zijn, want omdat we vergeven zijn, hebben we niets meer nodig; we hebben alles al.

 

Toepassing : Zeg tegen God:

Help me inzien dat ik vergeven ben

en dat ik, omdat ik vergeven ben, alles verdien.

En als ik alles verdien, heb ik alles.

Ik ben vergeven, en dus heb ik alles.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

7. De uitspraak ‘God schiep de mens naar zijn beeld en gelijkenis’ behoeft een nieuwe interpretatie. ‘Beeld’ kan begrepen worden als ‘gedachte’, en ‘gelijkenis’ als ‘van gelijke hoedanigheid’. God heeft inderdaad de geest naar Zijn eigen Gedachte geschapen en van een hoedanigheid gelijk aan die van Hemzelf. Er is niets anders. Waarneming, daarentegen, is onmogelijk zonder een geloof in ‘meer’ en ‘minder’. Op elk niveau gaat ze met selectiviteit gepaard. Waarneming is een voortdurend proces van aanvaarden en verwerpen, ordenen en herordenen, wisselen en veranderen. Het toekennen van waarde is een wezenlijk bestanddeel van waarneming, omdat oordelen noodzakelijk zijn om te kunnen selecteren.

 

God kan ons niet geschapen hebben naar Zijn beeld, omdat Hij geen beeld is. En aangezien Hij ons geschapen heeft als Zichzelf, kunnen wij evenmin een beeld zijn. Evenals God zijn wij zuivere geest, zuivere Gedachte. Wat we zijn kan niet worden afgebeeld.

Waarneming gaat gepaard met selectiviteit, met het aanvaarden van het één door het andere te verwerpen. Sommige dingen wegen zwaarder, andere worden genegeerd. Met andere woorden: waarneming kent alles een andere waarde toe.

Dat is gemakkelijk te controleren: Sluit je ogen en denk aan wat zich om je heen bevindt. Je kunt vast een heleboel opsommen, maar niet alles. Bepaalde voorwerpen staan in je geheugen gegrift, andere ben je vergeten. Dat is de aard van waarneming. Alles wordt voortdurend beoordeeld, gefilterd, waarde toegekend. Niets wordt alleen maar aanvaard en gekend.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

8. Wat gebeurt er met waarnemingen als er geen oordelen zijn en er niets dan volmaakte gelijkheid is? Waarneming wordt onmogelijk. De waarheid kan slechts worden gekend. Alles aan haar is even waar, en een deel van haar kennen betekent haar helemaal kennen. Alleen waarneming houdt een gedeeltelijk bewustzijn in. Kennis overstijgt de wetten die de waarneming regeren, omdat gedeeltelijke kennis onmogelijk is. Ze is één geheel en heeft geen afzonderlijke delen. Jij die er werkelijk één mee bent, hoeft jezelf slechts te kennen en jouw kennis is totaal. Gods wonder kennen is Hem kennen.

 

Als waarneming alles verschillend ziet, wat gebeurt er dan wanneer we alles als gelijk zien? Wat gebeurt er wanneer we elk detail onze volledige aandacht geven? Wanneer we geen enkel oordeel meer vellen? Dan verdwijnt waarneming. Dan gaan we het rijk van kennis binnen. Alleen waarneming kan iets selecteren en daar anders mee omgaan dan met de rest.

Kennis is één geheel, er kunnen geen afzonderlijke delen uit worden losgemaakt. Elk deel bevat het geheel. Elk-deel is het belangrijkste. Wat je met een deel doet, doe je met het geheel. Verwerp een deel, en je verwerpt het geheel. Ken een deel, en je kent het geheel. En aangezien jij een deel bent van kennis, ken je alles wanneer je jezelf kent. Dan ken je God.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

9. Vergeven is het genezen van de waarneming van afgescheidenheid. Een juiste waarneming van jouw broeder is noodzakelijk, omdat denkgeesten ervoor gekozen hebben zichzelf als afgescheiden te zien. De geest kent God totaal. Dat is zijn wonderbaarlijke macht. Het feit dat iedereen volledig over deze macht beschikt, is een omstandigheid die volslagen vreemd is aan het denken van de wereld. De wereld gelooft dat als iemand alles heeft, er niets overblijft. Maar Gods wonderen zijn even totaal als Zijn Gedachten, omdat ze Zijn Gedachten zijn.

 

Dit is een prachtige alinea. Het veroordelen van anderen richt een muur op tussen hen en ons, waardoor we van elkaar gescheiden lijken te zijn. De oplossing is vergeven, de muur afbreken. Dan kunnen we onze broeders zien als één met ons.

De twee voorgaande alinea's vertelden ons dat waarneming alles verschillend ziet, dat we het één aanvaarden en het andere verwerpen, terwijl kennis alles en iedereen als hetzelfde ziet, in het besef dat elk deel het geheel bevat. Deze alinea past dit toe op het zien van anderen. De ander is deel van het geheel. Hij bevat dus alle kennis. Hij heeft alles. Hij kent God totaal. Gods licht schijnt in hem. Aanvaard ik hem of verwerp ik hem? Misken ik hem, of erken ik zijn waarde?

Het enige wat we hoeven te doen is hem erkennen zoals hij is en we kennen het geheel.

 

Toepassing : Denk aan iemand waar je problemen mee hebt, en zeg:

Jij bezit alle kennis.

Jij kent God totaal.

Dat is jouw wonderbaarlijke macht.

Gods licht schijnt in jou.

Door jou te erkennen, zal ik alles kennen.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

10. Zolang er waarneming blijft, is er plaats voor gebed. Aangezien waarneming op gemis berust, hebben zij die waarnemen de Verzoening niet totaal aanvaard en zich evenmin aan de waarheid overgegeven. Waarneming berust op een afgescheiden toestand, zodat ieder die überhaupt waarneemt genezing behoeft. Gemeenschap, niet het gebed, is de natuurlijke staat van hen die kennis hebben. God en Zijn wonder zijn niet te scheiden. Hoe prachtig zijn de Gedachten van God die leven in Zijn licht! Jouw waarde gaat alle waarneming te boven, omdat ze alle twijfel te boven gaat. Neem jezelf niet telkens in een ander licht waar. Ken jezelf in het Ene Licht, waar het wonder dat jij bent volmaakt helder is.

 

Waarneming betekent dat we een object subjectief zien. Er is dus een subject dat afgescheiden is van het object. Zolang we waarnemen zijn we afgescheiden en hebben we genezing nodig. Iedereen op deze aarde, inclusief degenen die verlicht lijken te zijn, bevindt zich dus in een ongenezen toestand. Daarom 'is er plaats voor gebed'.

Wanneer onze denkgeest volledig is genezen, en we ons in een staat van vormloze communicatie met God bevinden, voorbij het lichaam, voorbij deze wereld, is gebed overbodig. Dan kennen we onszelf als een Gedachte van God, wiens waarde 'alle waarneming te boven gaat'.

 

Toepassing : Zeg het volgende tegen jezelf:

Mijn waarde gaat alle waarneming te boven, omdat ze alle twijfel te boven gaat.

Ik zal mezelf niet telkens in een ander licht waarnemen.

Ik ken mezelf in het Ene Licht, waar het wonder dat ik ben volmaakt helder is.

(Toelichtingen door Robert Perry)