50 principes van wonderen
Principe 35
Wonderen zijn uitingen van liefde, maar ze hoeven niet altijd een zichtbare uitwerking te hebben.
Dit is erg belangrijk. Een van de valkuilen waar mensen in tuimelen is, zoals ik al eerder zei, dat ze resultaten willen zien, of ze nu werken met Een cursus in wonderen of met een andere vorm van genezing. Als ik geen resultaat boek — als je verkoudheid niet over gaat, als je wond niet geneest, als je tumor niet verdwijnt — dan ben ik geen goede genezer. Het enige wat dan gebeurt is dat het lichaam werkelijk wordt gemaakt.
Een van de belangrijkste waarschuwingen die de Cursus voortdurend geeft is: maak de vergissing niet werkelijk. Een cursus in wonderen gelooft niet in zonde, maar als hij dat wel zou doen, zou de zonde tegen de Cursus zijn dat vergissingen werkelijk worden gemaakt. We maken de vergissing werkelijk door te geloven dat we daar iets voor of tegen moeten doen. Als we geloven dat een probleem op het niveau van het lichaam opgelost moet worden, maken we de vergissing werkelijk. Proberen een cirkel van licht om jezelf of iemand anders te projecteren maakt de vergissing werkelijk, omdat je daarmee zegt dat het licht jezelf of die ander moet beschermen tegen de duisternis e n daarmee maak je de duisternis werkelijk. Je hoeft niet te vechten tegen iets wat onwerkelijk is. Je vecht alleen tegen iets, of beschermt je daartegen, als je gelooft dat het werkelijk is. De bescherming waar de Cursus het over heeft is de bescherming van ons eigen denksysteem, wat wil zeggen dat we onze onjuiste gedachten moeten corrigeren.
Vraag: Dat lijkt me erg moeilijk. Als je bijvoorbeeld af en toe aspirine nodig hebt, of een andere vorm van magie...
Antwoord: Ik zeg niet dat je dat niet moet doen. Het enige wat ik zeg is: doe wat nodig is om je beter te voelen, maar geloof niet dat het doet wat je denkt dat het doet. De Cursus spreekt over illusies naar de waarheid brengen, of duisternis naar het licht. Het ego doet het andersom. Het brengt de waarheid naar illusies. Veel mensen zijn geneigd om de waarheid van deze Cursus, die volkomen zuiver is, naar de illusies te brengen die we koesteren. Er zijn dingen die we niet op willen geven. Als je bijvoorbeeld dol bent op cirkels van licht om je heen, dan wil je die niet opgeven. Of als je dol bent op het vragen om een parkeerplaats, dan wil je dat niet opgeven. En nergens wordt gezegd dat je dat wel moet doen. Jezus staat ons niet op te wachten met een zweep, hij zegt alleen dat het je niet geeft wat je ervan verwacht, dat is alles. Als je jezelf wilt verwennen is dat prima, zolang je je maar realiseert wat je aan het doen bent. Dat is waar het om gaat.
Een cursus in wonderen zegt ook niet dat we niet boos mogen zijn. Iedereen wordt wel eens boos, omdat we een ego hebben. Waar het om gaat is dat we de boosheid niet moeten rechtvaardigen. Dat is de misvatting. In de eerste paragraaf van hoofdstuk 3, "Verzoening zonder offer", zegt Jezus dat dit het punt is waarop de mensen zich vergist hebben: dat de misvatting dat God Zijn eigen Zoon wilde laten lijden gerechtvaardigd is door een theologie die de projectie van onze eigen schuld rechtvaardigt. Maar als we een theologie, een psychologie, een filosofie, een economische theorie, of wat dan ook construeren om de projectie van het ego te rechtvaardigen, komen we in de problemen. Er is niets mis met het visualiseren van een cirkel van licht om je heen als dat je een beter gevoel geeft, maar het is een misvatting om te denken dat dit deel uitmaakt van het denksysteem van de Cursus.
Op Niveau Een lijkt alles erg moeilijk omdat er op dit niveau geen compromissen zijn. Het zegt dat je je uiteindelijk zult realiseren dat " het onware onwaar is, en het ware nooit is veranderd" (WdII.10.1:1). Alles in deze wereld is onwaar en daarom kun je er beter niet in investeren. Maar niemand die in de fysieke wereld leeft, en dat is ieder van ons, is in staat om elke investering in deze wereld op te geven. Er zullen altijd kleine dingen zijn — hopelijk alleen maar kleine dingen — waar we aan vasthouden. Dat is Niveau Twee, een veel mildere manier om naar dit alles te kijken. Maar wat ook daar compromisloos is, is het idee dat de vergissing niet werkelijk moet worden gemaakt, dat de misvattingen van het ego niet gerechtvaardigd moeten worden. De misvatting is niet dat we aanvallen, dat doen we allemaal wel eens; de misvatting is dat we zeggen: "Dit is wat de Cursus bedoelt", of: " Dit is wat de Bijbel zegt", of: " Dit is wat God mij gezegd heeft om te doen". In plaats daarvan kunnen we beter zeggen: "mijn ego viel aan", of: "mijn ego voelt zich beter met een cirkel van licht om me heen", of: "mijn ego vraagt de Heilige Geest om een parkeerplaats". Dat is allemaal prima, zolang je maar niet zegt dat dit is wat de Cursus bedoelt. Als je dat doet trap je in dezelfde val als die van tweeduizend jaar geleden, toen een boodschap, die stralend en zuiver was, werd bedekt met een lijkwade van duisternis en schuld, zodat ze ontaardde in een religie van haat in plaats van liefde.
Vraag: Ik begrijp dat het verwennen van onszelf, of dat nu door middel van het gebruiken van magie, het doen van een dutje, het bedrijven van seks, of op welke manier dan ook, oké is, zolang we weten wat we aan het doen zijn. Maar maken we de vergissing niet elke keer dat we dit doen werkelijk?
Antwoord: Ja, op Niveau Een wel. Maar binnen onze ervaring in de fysieke wereld (Niveau Twee) kan dergelijke 'verwennerij' een milde manier zijn om te leren dat dit niet is wat we echt willen. Maar we moeten wel oppassen dat we onszelf niet misleiden en het ego volgen in plaats van de Heilige Geest, waardoor we betrokken raken bij iets dat onszelf en/of anderen kwetst en onze schuld groter maakt. De Cursus zou zeggen: Doe wat je wilt, maar maak er niet het Koninkrijk der Hemelen van. Maak het niet te belangrijk. Dat is waar het om draait. Wij maken alles meestal veel te belangrijk.
Vraag: Maar elke keer wanneer we iets fysieks doen, maken we de vergissing dus werkelijk.
Antwoord: Natuurlijk! Daar is niets aan te doen. Maar we maken het erger wanneer we proberen het te rechtvaardigen. We kunnen veel beter zeggen: ik heb nog steeds dit lichaam en ik geloof nog steeds dat ik bepaalde behoeften heb; er zijn dingen die me plezier bezorgen en er zijn dingen die ik liever vermijd omdat ze me pijn bezorgen. Zolang ik denk dat ik een lichaam ben is dat zo, maar in werkelijkheid betekent het niets. Het enige wat iets betekent is dat ik de persoon met wie ik werk, of met wie ik samenleef, vergeef en die relaties echt wil genezen. De rest is dwaasheid.
Verderop in dit eerste hoofdstuk staat: "Lichamelijke impulsen zijn verkeerd aangewende wonderimpulsen" (T1.VII.1:3). Dat is weer een andere manier om te zeggen dat het werkelijk maken van het lichaam, of het nu gaat om seksualiteit, ziekte, boosheid of oorlogvoering, een verdediging is tegen wie we werkelijk zijn. Vooral met betrekking tot seksualiteit zegt de Cursus dat de vereniging van mensen door middel van het lichaam ons geen vrede geeft, omdat de enige echte vereniging in de denkgeest plaatsvindt. Met andere woorden: in feite hunkeren we ernaar weer thuis te komen bij God, omdat dat de kern van ons probleem is. We hebben het gevoel dat we, als we fysiek dicht bij anderen kunnen zijn, of dat nu seksueel of op een andere lichamelijke manier is, de afscheiding op de een of andere manier ongedaan kunnen maken. Maar dat is niet zo, omdat het probleem niets met het lichaam te maken heeft. We proberen iets te rechtvaardigen of spiritueel te maken wat niets met spiritualiteit te maken heeft. Het lichaam is niet spiritueel. Alleen de manier waarop we het gebruiken is belangrijk.
Vraag: Kan de Heilige Geest mij op de een of andere manier laten weten dat iets niet goed is om te doen, omdat dat het idee versterkt dat ik iets tekort kom? Ik bedoel: als ik op een bepaald moment denk iets nodig te hebben, trap ik dan in een val als ik dat accepteer en versterk ik dan het gemis?
Antwoord: Ja, tenminste als je daar vanuit een praktisch oogpunt naar kijkt. Als iets een vooronderstelling wordt, bijvoorbeeld: ik kan niet gelukkig zijn als ik niet met deze persoon slaap; ik kan niet gelukkig zijn als ik dat bepaalde voedsel niet eet; ik kan niet gelukkig zijn als ik die auto niet heb; enzovoort, dan is dat een waarschuwingssignaal. Dan wordt het bereiken van deze dingen het Koninkrijk der Hemelen en de afwezigheid ervan de hel. Als je verstrikt raakt in een dergelijke val is dat een rode vlag die je vertelt dat je jezelf verliest in een speciale relatie, van welke aard dan ook. Maak iets wat onbelangrijk is dus niet belangrijk. Wat wel belangrijk is in deze wereld is schuld en het antwoord daarop is vergeving.
Vraag: Zegt de Cursus iets over de verrijzenis van het lichaam?
Antwoord: Hoe kan het lichaam verrijzen als het niet sterft? Net zoals het lichaam niet kan genezen omdat het nooit ziek is geweest, kan het niet opstaan uit de dood, omdat het nooit gestorven is. Het lichaam doet niets, alleen de denkgeest doet iets. De verrijzenis, waar de Cursus overigens vaak over spreekt, is dus het ontwaken uit de droom van de dood. Jezus ontwaakte uit de nachtmerrie van de wereld waarin wij ons denken te bevinden. In onze waarneming, en vooral in die van de mensen om hem heen die niet begrepen waar hij het over had, verrees hij uit de dood. Ze konden zijn aanwezigheid voelen. Daarom telden ze één en één bij elkaar op en kregen als uitkomst drie, iets waar wij erg goed in zijn. Jezus verscheen aan hen in een vorm die ze konden accepteren, wat uiteraard een vorm moest zijn waarin ze hem konden identificeren als Jezus. Met andere woorden: als een lichaam. Maar deze verrijzenis was in werkelijkheid een ontwaken uit de nachtmerrie, uit de droom van de dood, van afscheiding, moord, aanval, aanslagen, enzovoort. Als we zeggen dat het lichaam verrijst, zeggen we dat het lichaam is gestorven en dat betekent dat we het lichaam werkelijk maken. De machtigste getuige van de werkelijkheid van de egowereld is de dood, omdat de dood zegt dat het lichaam heeft geleefd. Als het lichaam leeft, leeft ook het ego en klopt het denksysteem van het ego. Jezus leerde ons dat het lichaam niet sterft en niet verrijst. Het lichaam doet helemaal niets en dus blijft Jezus bij ons, ongeacht wat er met zijn lichaam gebeurde. "De Vredevorst werd geboren om de voorwaarde voor liefde opnieuw te vestigen door te onderwijzen dat de communicatie ononderbroken blijft ook al is het lichaam vernietigd, mits je het lichaam niet als het noodzakelijk middel tot communicatie ziet" (T15.Xl.7:2).
Vraag: Bedoel je dat hij niet echt vorm aannam? Maar hoe verscheen hij dan aan de apostelen?
Antwoord: Hij 'verscheen' in hun denkgeest.
Vraag: Maar Thomas moest zijn zij toch aanraken?
Antwoord: ik weet niet wat daar precies van waar is. Vooral het evangelie van Johannes is mede geschreven ter bestrijding van het gnosticisme, dat een concrete bedreiging vormde binnen het christendom. Sommige gnostici leerden dat Jezus geen echt lichaam had, maar een schijnlichaam. Dit werd 'docetisme' genoemd, een term die is afgeleid van het Griekse woord voor illusie. Het verhaal over Thomas kan bedoeld zijn om te bewijzen dat Jezus wel een lichaam had. Ik ben er vrijwel zeker van dat dat de meeste schriftgeleerden ontkennen dat dit een historisch feit is. Waarschijnlijk zien ze het meer als een theologie die specifiek tegen de gnostiek was gericht.
Vraag: Hoe zit het met astrale projecties? Dat zou een verklaring kunnen zijn voor wat sommige mensen meenden te zien.
Antwoord: Het is een andere manier om ernaar te kijken, maar het is nog steeds iets van het ego.
Vraag: Aangezien geschreven staat dat hij door muren liep, verscheen en weer verdween, lijkt het...
Antwoord: Alle verrijzenis- en verschijningsverhalen in de evangeliën moeten in twijfel worden getrokken. Deze verhalen spreken elkaar namelijk tegen, bijvoorbeeld met betrekking tot het feit wie hem zag en wanneer. De algemene opinie is dat er eerder uiting werd gegeven aan de opkomende theologie van de verschillende christelijke stromingen uit die tijd, dan aan historische feiten. Daarom is een uitspraak over wat Jezus wel en niet deed erg moeilijk; allereerst omdat niemand echt weet wat hij deed. De evangeliën bevatten een klein beetje historie maar meer theologie, en wij halen uit die verhalen wat we erin willen zien. De Cursus geeft daar overigens geen commentaar op en gaat er ook niet op in.
Vraag: De heilige Theresia voerde gesprekken met Jezus in de palm van haar hand. En ik heb begrepen dat haar visioenen zeer zintuiglijk waren.
Antwoord: Dat klopt. Maar als je werkt met Een cursus in wonderen moet je de premisse accepteren dat alles afkomstig is van de denkgeest. Buiten ons is er niets. Alles is een projectie van wat zich binnenin ons bevindt, wat betekent dat je alles kunt projecteren wat je wilt. Psychologen hebben dit jarenlang getest. We zien allerlei dingen die geen herkenbare vormen hebben, zoals bij de Rorschachtest test. We zien wat we willen zien, hoewel dat de oorspronkelijke boodschap van de evangeliën natuurlijk niet aantast. De Cursus maakt die boodschap van vergeving zelfs heel erg duidelijk.
We hebben het nog steeds over principe 35, dat zegt dat wonderen niet altijd een zichtbare uitwerking hoeven te hebben. Waar het om gaat is de uitwerking die een wonder wél heeft, namelijk het brengen van vrede aan de wonderdoener. Als ik mijn denkgeest aan Jezus geef en iemand niet meer zie als een aanvaller of als slachtoffer van een aanval, ben ik in vrede. Wat daarna gebeurt is een zaak tussen Jezus en die ander. Ik heb mijn deel gedaan. Het geschenk van mijn vrede zal aan die ander gegeven worden, ook al accepteert hij of zij het niet. Dat wordt bedoeld met "wonderen hoeven niet altijd een zichtbare uitwerking te hebben". Het Handboek voor leraren bevat drie vragen over genezing en een daarvan luidt: "Moet genezing worden herhaald?" (H7). Dat gedeelte gaat over situaties waarin iemand niet genezen lijkt te zijn. Als we geloven dat iemand niet genezen is maken we het lichaam werkelijk, omdat we naar iets kijken op het niveau van het lichaam.
Een ander aspect waar hier op gezinspeeld wordt, wordt beschreven in Les 137, die zegt: "Wanneer ik genezen word, word niet ik alleen genezen". Aangezien alle denkgeesten verenigd en één zijn, wordt, wanneer ik genezen ben en vrede zich via mij uitbreidt, elke denkgeest daardoor beïnvloed, hoewel ik mij daar meestal niet van bewust ben. En aangezien de lineaire tijd niet bestaat kan deze genezing in alle dimensies van de tijd plaatsvinden. Ook daarvan zijn we ons niet bewust. Onze enige taak is om onze individuele denkgeest te laten genezen. Wat daarna gebeurt is aan de Heilige Geest.