Hoofdstuk 13
De schuldeloze wereld
Inleiding
1. Als jij je niet schuldig voelde, zou je niet kunnen aanvallen, want veroordeling is de wortel van de aanval. Het is het oordeel van de ene denkgeest over de andere dat hij liefde onwaardig is en straf verdient. Maar hierin ligt de kloof. Want de denkgeest die oordeelt ziet zichzelf als afgescheiden van de denkgeest die beoordeeld wordt, en gelooft dat hij door een ander te straffen zijn straf ontloopt. Dit alles is slechts de hersenschimmige poging van de denkgeest om zichzelf te ontkennen, en de straf voor die ontkenning te ontlopen. Het is geen poging ontkenning los te laten, maar eraan vast te houden. Want schuld is het die de Vader aan jouw oog onttrokken heeft, en schuld is het die jou tot waanzin heeft gedreven.
We voelen ons schuldig omdat we geloven dat we ons hebben afgescheiden van God. Daarom geloven we ook dat we geen liefde maar straf verdienen. Hiermee ontkennen we onze natuurlijke onschuld en verliezen we ons bewustzijn van onze Vader. Dit is uitermate pijnlijk, en we proberen aan die pijn te ontsnappen door onze schuld op onze broeders te projecteren. Daardoor zien we hén als degenen die straf verdienen. We veroordelen hen, vallen hen aan, en maken onszelf wijs dat wij vrijuit gaan. Daarbij vergeten we echter dat de 'ander', op wie we onze schuld projecteren, helemaal geen ander is, maar een figuur in onze droom van afgescheidenheid. De schuld en angst voor straf bevinden zich dus nog steeds in onze eigen denkgeest.
(Toelichtingen door Robert Perry)
2. Het aanvaarden van schuld in de denkgeest van Gods Zoon was het begin van de afscheiding, zoals het aanvaarden van de Verzoening het einde daarvan is. De wereld die je ziet is het waansysteem van hen die gek geworden zijn van schuld. Kijk nauwlettend naar deze wereld, en je zult inzien dat dit zo is. Want deze wereld is het symbool van straf, en al de wetten die haar schijnen te regeren zijn de wetten van de dood. Kinderen worden met pijn en in pijn in deze wereld geboren. Hun groei gaat gepaard met lijden, en ze leren wat leed is, afscheiding en dood. Hun denkgeest lijkt opgesloten in hun hersenen, en de krachten daarvan lijken af te nemen wanneer hun lichaam pijn lijdt. Ze lijken lief te hebben, maar ze verlaten en worden zelf verlaten. Wat ze liefhebben, schijnen ze te verliezen, wellicht de meest krankzinnige overtuiging van al. En hun lichamen kwijnen weg, hun adem stopt en ze worden onder de grond gelegd, en zijn niet meer. Niet een van hen die niet gedacht heeft dat God wreed is.
Dit is een buitengewoon belangrijke alinea, waarvan de betekenis gemakkelijk over het hoofd wordt gezien.
Eerst vertelt Jezus ons dat de wereld een 'waansysteem' is. Dit betekent dat de wereld die wij zien geen werkelijke, solide plek is, maar slechts een geloofssysteem dat is opgebouwd rond een kernwaan. Deze kernwaan is schuld. Schuld heeft ons waanzinnig gemaakt, en vanuit die waanzin hebben we de wereld gemaakt.
Dan zegt Jezus: 'Kijk nauwlettend naar deze wereld, en je zult inzien dat dit zo is'. Met andere woorden: als we aandachtig om ons heen kijken, zullen we toe moeten geven dat de wereld gemaakt is door 'hen die gek geworden zijn van schuld'. Vervolgens geeft hij daar een voorbeeld van: de levenscyclus van de mens, die gevuld is met pijn: bij de geboorte, bij het opgroeien, bij het ouder worden en bij de dood.
Wie kan dit ontkennen? Is dit niet de ervaring van het menselijk bestaan? Maar hoe bewijst dit dat de wereld gemaakt is door 'hen die gek geworden zijn van schuld'? Het antwoord hierop vinden we in de vierde zin: 'Want deze wereld is het symbool van straf, en al de wetten die haar schijnen te regeren zijn de wetten van de dood'. Wat de van pijn vervulde menselijke levenscyclus laat zien, is dat deze wereld ons straft vanaf het moment van onze geboorte tot het moment waarop we sterven — het moment waarop de ultieme straf, de doodsstraf, wordt voltrokken. Alle wetten van de wereld 'zijn de wetten van de dood'. Dit alles impliceert een fundamenteel uitgangspunt: we zijn schuldig — want alleen wie schuldig is wordt gestraft.
In de laatste zin: 'Niet een van hen die niet gedacht heeft dat God wreed is' zegt Jezus dat iedereen ooit dezelfde conclusie heeft getrokken: dat degene die deze wereld heeft ontworpen er duidelijk op uit is om ons te straffen en dus ten diepste toe gelooft in onze schuld. Wij geloven dat God deze ontwerper is, terwijl we het in werkelijkheid zelf zijn. Wij hebben deze krankzinnige wereld, die gebaseerd is op het waanidee dat we schuldig zijn en straf verdienen, bedacht.
(Toelichtingen door Robert Perry)
3. Als dit de werkelijke wereld was, zou God ook wreed zijn. Want geen enkele Vader zou Zijn kinderen aan zo’n lot onderwerpen als tol voor de verlossing, en toch liefdevol zijn. Liefde doodt niet om te verlossen. Deed ze dat wel, dan zou aanval verlossing zijn, en dat is de interpretatie van het ego, niet die van God. Alleen de wereld van schuld zou dit kunnen eisen, want alleen de schuldigen zouden zich dit kunnen voorstellen. De ‘zonde’ van Adam had niemand kunnen treffen, als hij niet had geloofd dat het de Vader was die hem uit het Paradijs verdreef. Want door dat te geloven ging het kennen van de Vader verloren, aangezien alleen zij die Hem niet begrijpen dit geloven konden.
Als God degene was die dit waansysteem had bedacht, zou hij zonder enige twijfel wreed zijn. Waarom zou Hij dat gedaan hebben? Om ons de gelegenheid te geven onze schuld af te lossen, zodat we weer thuis konden komen? Dit is een idee dat naar het ego riekt, niet naar God. Wanneer we geloven dat het van God afkomstig is, erkennen we zonde, schuld en straf. En dat is precies de reden waarom 'het kennen van de Vader verloren' ging.
(Toelichtingen door Robert Perry)
4. Deze wereld is een uitbeelding van de kruisiging van Gods Zoon. En zolang je niet inziet dat Gods Zoon niet kan worden gekruisigd, is dit de wereld die jij ziet. Maar je zult dit pas inzien als je het eeuwige feit aanvaardt dat Gods Zoon niet schuldig is. Hij verdient louter liefde omdat hij louter liefde heeft gegeven. Hij kan niet worden veroordeeld omdat hij nooit veroordeeld heeft. De Verzoening is de laatste les die hij te leren heeft, want die onderwijst hem dat hij geen verlossing nodig heeft, omdat hij nooit heeft gezondigd.
'Deze wereld is een uitbeelding van de kruisiging van Gods Zoon'. Dat is wat ze is. De kruisen staan overal opgesteld — in elk huis, op elke werkplek, in elke straat. Daarom moeten we ons twee dingen realiseren. Ten eerste dat we als Gods Zoon niet schuldig kunnen zijn. Wat het ego ons ook vertelt, we zijn eeuwig onschuldig. En ten tweede dat we dus niet gekruisigd kunnen worden. We kunnen niet sterven. Wanneer we deze twee feiten ten diepste toe beseffen, wordt de fysieke wereld met al zijn kruisen onzichtbaar voor ons. Onze ogen zien haar nog, maar onze denkgeest ziet eraan voorbij naar de werkelijke wereld.
(Toelichtingen door Robert Perry)