Hoofdstuk 2

De afscheiding en de verzoening

I. De oorsprong van de afscheiding

 

1. Uitbreiding is een fundamenteel aspect van God dat Hij Zijn Zoon geschonken heeft. Bij de schepping breidde God Zich in Zijn scheppingen uit en vervulde ze met dezelfde liefdevolle Wil tot scheppen. Je bent niet alleen ten volle maar ook volmaakt geschapen. Er is geen leegte in jou. Door jouw gelijkenis met je Schepper kun je scheppen. Geen enkel kind van God kan dit vermogen verliezen, omdat dit onlosmakelijk is verbonden met wat hij is, maar hij kan het wel oneigenlijk gebruiken door te projecteren. Het oneigenlijke gebruik van uitbreiding, ofwel projectie, doet zich voor wanneer je gelooft dat er een leegte of een gebrek in jou bestaat, en meent dat je dit met je eigen ideeën in plaats van met waarheid kunt opvullen. Dit proces bestaat uit de volgende stappen:

Ten eerste: je gelooft dat wat God geschapen heeft, door jouw eigen denkgeest kan worden veranderd.

Ten tweede: je gelooft dat wat volmaakt is, onvolmaakt of gebrekkig kan worden gemaakt.

Ten derde: je gelooft dat je de scheppingen van God, jouzelf inbegrepen, kunt misvormen.

Ten vierde: je gelooft dat jij jezelf kunt scheppen en dat de richting van je eigen schepping door jou wordt bepaald.

 

Hier wordt een tegenstelling besproken die een belangrijke plaats inneemt in Een cursus in wonderen: de tegenstelling tussen uitbreiding en projectie. Bij uitbreiding strekt iets zich van de een naar de ander uit, zonder degene die uitbreidt te verlaten. Hij is heel en compleet, en door zichzelf uit te breiden verenigt hij zich met de ander, die eveneens heel en compleet is. 'Ieder heeft naar binnen gekeken en daar geen gemis gezien. Aangezien hij zijn compleetheid aanvaardt, wil hij die uitbreiden door zich met een ander te verbinden, die heel is zoals hij' (T22.In.3:2-3). God breidde Zich bij onze schepping uit in ons, en door onze gelijkenis met Hem kunnen wij onszelf eveneens uitbreiden in onze eigen scheppingen.

Bij projectie gaan we uit van het geloof dat ons iets ontbreekt, en dat we dit gebrek op kunnen vullen door het beter te weten dan God. We denken dat we niet heel en compleet zijn, maar 'onvolmaakt en gebrekkig'. Dit zelfbeeld projecteren we op de wereld, waarbij we onszelf als slachtoffer zien en de anderen als daders. Ons gemis kan dus alleen worden opgevuld wanneer anderen ons geven wat we nodig hebben. En als ze dat niet doen, pakken we het zelf. Dit is het eeuwenoude spel om buiten onszelf naar geluk te zoeken. Een passage in les 325 van het Werkboek beschrijft dit projectie-proces:

 

Wat ik zie weerspiegelt een proces in mijn denkgeest, dat begint met mijn idee van wat ik wil. Van daaruit bedenkt de denkgeest een beeld van wat hij verlangt, van waarde acht en daarom probeert te vinden. Deze beelden worden dan naar buiten geprojecteerd, gezien, als werkelijk beschouwd en als eigendom bewaakt (WdII.325.1:1-3).

 

De kern van de vier stappen die deze alinea besluiten, is dat we begonnen zijn als een volmaakte en complete uitbreiding van God. En dat zijn we in waarheid nog steeds, want Gods scheppingen zijn onveranderlijk. Wij geloofden echter dat we wel konden veranderen, en dat bracht ons op de pijnlijke weg naar het leven zoals we dat nu kennen. Aan het eind van dit proces lijken we selfmade mannen en vrouwen te zijn, vol tekorten en tekortkomingen, levend in een vijandige wereld, waar we moeten pakken wat we pakken kunnen om de gapende leegte in onszelf te vullen.

(Toelichtingen door Greg Mackie - GM)

 

2. Deze onderling verwante verdraaiingen geven een beeld van wat zich eigenlijk afspeelde bij de afscheiding oftewel de ‘omweg door de angst’. Niets van dit alles bestond vóór de afscheiding, net zomin als het in feite nu bestaat. Al wat God geschapen heeft, is zoals Hij. Uitbreiding, zoals God die van Zich laat uitgaan, komt overeen met de innerlijke schittering die de kinderen van de Vader erven van Hem. De werkelijke bron ervan is inwendig. Dit geldt evenzeer voor de Zoon als voor de Vader. In die zin omvat de schepping zowel Gods schepping van de Zoon, als de scheppingen van de Zoon wanneer diens denkgeest is genezen. Dit vereist dat God de Zoon vrije wil toekent, want heel de liefdevolle schepping is vrijelijk geschonken in één doorgaande lijn, waarin alle aspecten van gelijke orde zijn.

 

Wat een opluchting om te vernemen dat de 'omweg door angst' nooit heeft plaatsgevonden! Deze alinea schildert een prachtig beeld van wat nog steeds onze werkelijkheid is. Als ik dit lees komt bij mij op: 'Zo vader, zo zoon'. Liefdevol en vrijelijk straalt Zijn schittering in ons, Zijn scheppingen. Laten we deze schittering, die we van onze Vader geërfd hebben, uitstralen naar onze eigen scheppingen. De doorgaande lijn van 'de familie van God' eindigt nooit. (T1.V.4:1). 

(Toelichtingen door Greg Mackie)

 

3. De Hof van Eden, ofwel de pre-afscheidingstoestand, was een denkstaat waarin het aan niets ontbrak. Toen Adam luisterde naar de ‘leugens van de slang’, hoorde hij alleen onwaarheid. Je hoeft niet te blijven geloven in wat niet waar is, tenzij jij dat verkiest. Dat alles kan letterlijk in een oogwenk verdwijnen, omdat het slechts een waanbeeld, een valse waarneming is. Wat je in dromen ziet lijkt heel echt. Toch zegt de Bijbel dat een diepe slaap over Adam viel, en er wordt nergens gewag gemaakt van zijn ontwaken. De wereld heeft nog geen allesomvattende herontwaking of wedergeboorte beleefd. Zo’n wedergeboorte is onmogelijk zolang je doorgaat met projecteren oftewel miscreëren. Maar het ligt nog altijd in je vermogen om uit te breiden, zoals God Zijn Geest tot jou heeft uitgebreid. In werkelijkheid is dit je enige keuze, omdat jouw vrije wil je werd gegeven om vreugde te vinden in het scheppen van het volmaakte.

 

Dit is Cursusversie van het verhaal van de Hof van Eden. De Hof van Eden symboliseert de Hemel, waar we geen behoeften hadden. In de Bijbel vertelt de slang de specifieke leugen aan de eerste mensen dat ze, wanneer ze eten van de boom van kennis, 'gelijk zullen worden aan God' (Genesis 3:5). Later zal de Cursus ons vertellen dat dit verwijst naar ons verlangen om Gods plaats in te nemen door onszelf te scheppen: 'Eten van de vrucht van de boom der kennis is een symbolische manier om te zeggen dat jij je het vermogen tot zelfschepping hebt toegeëigend' (T3.VII.4:1).

Gelukkig is niets van dit alles gebeurd. Het is een leugen, een misvatting, een droom. Adam, die een symbool is voor ons allemaal, viel alleen maar in slaap en had een nachtmerrie waarin hij erin slaagde God ten val te brengen en zichzelf te herscheppen naar het beeld van de slang. Omdat dit alles slechts een droom is, kan het 'in een oogwenk verdwijnen'. Deze woorden zijn afkomstig uit Paulus' beschrijving van de opstanding uit de dood aan het einde der tijden: 'Wij zullen niet allen sterven, maar wel allen van gedaante veranderen, opeens, in een oogwenk, bij de laatste bazuin, want de bazuin zal weerklinken en de doden zullen verrijzen in onvergankelijkheid, en wij, wij zullen van gedaante veranderen (1Korintiërs 15:51-52).

 

In de zienswijze van de Cursus zullen we uiteraard niet veranderen, alleen ons onjuiste geloof omtrent onszelf verandert. Wanneer de wereld eindelijk ontwaakt, zullen we begrijpen dat we nooit veranderd zijn. Het was slechts een droom. We hebben God niet ten val gebracht en onszelf niet herschapen. We zijn nog steeds zoals God ons geschapen heeft.

Wat de 'vrije wil' betreft: Wij denken meestal dat vrije wil betekent dat we de vrijheid hebben om uit diverse mogelijkheden te kiezen. Maar hier wordt ons verteld dat het vreugdevol scheppen van het volmaakte onze enige keuze is. In de Cursus is vrije wil niet hetzelfde als vrije keuze: vrije wil is de ene wil die we delen met God, en God maakt geen keuzes. 'De wil ... heeft met keuze niets uitstaande' (VvT1.7:2). Gods Wil is uitsluitend liefdevolle uitbreiding, en dus is dat ook onze wil. Natuurlijk, we hebben de keuze gemaakt om ons van God af te scheiden, maar dat is niet in overeenstemming met onze ware wil. Bovendien is het geen echte keuze, want er is niets werkelijks uit voortgekomen. Ter vergelijking: ik kan ervoor kiezen om in een droom een lapjeskat te zijn, maar dat betekent niet dat ik in werkelijkheid een kattenbak nodig heb. 

(Toelichtingen door Greg Mackie)

 

4. Alle angst is uiteindelijk te herleiden tot het fundamentele waanbeeld dat jij het vermogen hebt je de macht van God toe te eigenen. Natuurlijk kun jij dit niet, en je hebt dat ook nooit gekund. Hierin ligt de werkelijke basis voor je uitweg uit de angst. Die uitweg wordt verschaft door jouw aanvaarding van de Verzoening, wat je doet inzien dat je vergissingen in werkelijkheid nooit hebben plaatsgevonden. Pas nadat die diepe slaap over Adam was gevallen kon hij nachtmerries krijgen. Als plotseling het licht wordt aangedaan bij iemand die een angstdroom heeft, kan hij dat licht aanvankelijk opvatten als onderdeel van zijn droom en er bang voor zijn. Maar wanneer hij ontwaakt, zal hij het licht correct zien als de bevrijding uit de droom, waaraan dan niet langer werkelijkheid wordt verleend. Deze bevrijding berust niet op illusies. De kennis die verlicht, maakt je niet alleen vrij, maar toont jou ook duidelijk dat jij al vrij bent.

 

Toepassing : Denk aan een ervaring van angst waar je kortgeleden mee geworsteld hebt, of waar je nu mee worstelt. Zeg, terwijl je aan die angst denkt:

Ik denk dat ik bang ben voor ....... , maar waar ik werkelijk bang voor ben, is mijn geloof dat ik mij de macht van God heb toegeëigend en dat Hij er nu op uit is om mij te straffen. Ik ben echter nooit in staat geweest om dat te doen. Mijn vergissingen hebben nooit plaatsgevonden en dus ben ik volkomen vrij.

 

Toepassing : Op welke manieren ben je bang voor het licht dat je droom binnenkomt? Voel je weerstand tegen deze Cursus of tegen de leiding van de Heilige Geest? Ben je bang dat God van je eist dat je dingen moet opofferen die je niet op wilt geven?

Herinner jezelf er dan aan dat dit licht niet beangstigend is, maar de bevrijding uit je angstdroom.

 

Is je opgevallen hoe vaak deze paragraaf ons ervan verzekert dat niet één van de vreselijke dingen die hij beschrijft werkelijk is gebeurd? Terwijl we met angst en beven denken dat we iets slechts hebben gedaan, wordt ons keer op keer verzekerd dat onze vergissingen nooit hebben plaatsgevonden. De manier om dit goede nieuws te aanvaarden, is het aanvaarden van de Verzoening, het licht van de Hemel dat in onze nachtmerrie schijnt. Misschien verzetten we ons tegen dit licht voor het ego lijkt het alsof Gods stralende zon ons wegbrandt als mieren onder een vergrootglas maar uiteindelijk zullen we het herkennen als het licht dat onze duisternis verdrijft, en ons helpt inzien dat we vrij zijn en altijd vrij zijn geweest.

(Toelichtingen door Greg Mackie)

 

5. Het is voor het wonder niet belangrijk welke leugens jij gelooft, het kan ze alle met hetzelfde gemak genezen. Het maakt geen onderscheid tussen verkeerde waarnemingen. Zijn enige zorg is onderscheid te maken tussen de waarheid aan de ene en de dwaling aan de andere kant. Sommige wonderen kunnen van groter omvang lijken dan andere. Maar denk dan aan het eerste principe van deze cursus: wonderen kennen geen rangorde naar moeilijkheid. In werkelijkheid word je door geen enkele uiting van een gebrek aan liefde ook maar enigszins aangetast. Die kan uit jou en uit anderen komen, van jou naar anderen of van anderen naar jou uitgaan. Vrede is een eigenschap in jou. Je kunt die niet buiten je vinden. Ziekte is een vorm van uiterlijk zoeken. Gezondheid is innerlijke vrede. Ze maakt dat je door een gebrek aan liefde van buitenaf niet kunt worden geschokt, en geeft je door jouw aanvaarding van wonderen het vermogen de omstandigheden te corrigeren die voortvloeien uit een gebrek aan liefde in anderen.

 

Hier zien we nogmaals de verklaring dat de waarheid over ons totaal niet wordt beïnvloed door de leugens die we geloven. Het wonder stelt ons in staat om de leugens van de slang opzij te zetten en de waarheid te erkennen. Het stelt ons in staat om in te zien dat niet één van onze vergissingen ooit heeft plaatsgevonden, en dat ze dus allemaal met hetzelfde gemak ongedaan kunnen worden gemaakt —wonderen kennen geen rangorde naar moeilijkheid. Het wonder stelt ons in staat om te stoppen met het zoeken naar vrede buiten onszelf en deze te vinden in onszelf. Het stelt ons in staat om te zien dat ons niets ontbreekt en dat we daarom niet bang hoeven te zijn voor een schijnbaar gebrek aan liefde, waar en hoe dit zich ook voor lijkt te doen.

 

Toepassing : Denk aan een recente ervaring waarin gebrek aan liefde leek te zijn, en zeg:

In werkelijkheid word ik niet beïnvloed door deze uiting van gebrek aan liefde.

 

Vanuit deze staat van innerlijke vrede en heelheid kunnen we wonderen uitbreiden naar al onze broeders, die nog geloven gevangen te zitten in de nachtmerrie. De uitbreiding van wonderen in de wereld is een liefdevolle weerspiegeling van de uitbreiding in de Hemel, wat onze natuurlijke functie is als Zoon van God.

(Toelichtingen door Greg Mackie)