Hoofdstuk 28

Het ongedaan maken van angst

VI. De geheime geloften

 

1. Wie het lichaam straft is krankzinnig. Want hier wordt de smalle kloof gezien, die er toch niet is. Het heeft zichzelf niet beoordeeld, noch zichzelf gemaakt tot iets wat het niet is. Het probeert niet van pijn een bron van vreugde te maken en naar blijvende genoegens te zoeken in het stof. Het zegt jou niet wat zijn bedoeling is, en kan niet begrijpen waartoe het dient. Het maakt geen slachtoffers, omdat het geen wil, geen voorkeur en geen twijfels heeft. Het vraagt zich niet af wat het is. En dus heeft het niet de behoefte te wedijveren. Het kan tot slachtoffer worden gemaakt, maar kan zichzelf geen slachtoffer voelen. Het aanvaardt geen enkele rol, maar doet wat het gezegd wordt, zonder aan te vallen.

 

Toepassing : Kijk naar je lichaam en probeer ernaar te blijven kijken, terwijl je zegt:

Het is krankzinnig om mijn lichaam te straffen.

Het heelt zichzelf niet beoordeeld, nog zichzelf gemaakt tot iets wat het niet is.

Het probeert niet van pijn een bron van vreugde te maken

en naar blijvende genoegens te zoeken in het stof

Het zegt mij niet wat zijn bedoeling is,

en kan niet begrijpen waartoe het dient.

Het maakt geen slachtoffers, omdat het geen wil, geen voorkeur en geen twijfels heeft.

Het vraagt zich niet af wat het is.

En dus heeft het niet de behoefte te wedijveren.

Het kan tot slachtoffer worden gemaakt, maar kan zichzelf geen slachtoffer voelen.

Het aanvaardt geen enkele rol, maar doet wat mijn denkgeest zegt wat het moet doen,

en valt niet uit zichzelf aan.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

2. Het is werkelijk een onzinnig standpunt iets wat niet kan zien verantwoordelijk te stellen voor wat jij ziet en het, hoewel het niet kan horen, de schuld te geven voor de geluiden die jij niet prettig vindt. Het lijdt niet onder de straf die jij geeft, omdat het geen gevoel heeft. Het gedraagt zich op de manier die jij wilt, maar maakt nooit de keuze. Het is niet geboren en het sterft niet. Het kan slechts doelloos het pad volgen waarop het is gezet. En als dit pad wordt verlegd, gaat het even makkelijk een andere kant op. Het kiest geen kant en heeft geen oordeel over de weg die het volgt. Het neemt geen kloof waar, omdat het niet haat. Het kan voor haat worden gebruikt, maar kan daardoor niet haatdragend worden gemaakt.

 

Toepassing : Kijk nogmaals naar je lichaam, en blijf ook nu ernaar kijken terwijl je zegt:

Het is onzinnig om dit lichaam, dat niet kan zien, verantwoordelijk te stellen voor wat ik zie,

en het, hoewel het niet kan horen, de schuld te geven voor de geluiden die ik niet prettig vind.

Het lijdt niet onder de straf die ik geeft, omdat het geen gevoel heeft.

Het gedraagt zich op de manier die ik wil, maar maakt nooit zelf een keuze.

Het is niet geboren en het sterft niet.

Het kan slechts doelloos het pad volgen waarop ik het heb gezet.

En als ik dit pad verleg, gaat het even gemakkelijk een andere kant op.

Het kiest geen kant en heeft geen oordeel over de weg die ik aangeef

Het neemt geen kloof waar, omdat het niet haat.

Ik kan het voor haat gebruiken, maar het kan daardoor niet haatdragend worden gemaakt.

 

Hoe voelt het om deze twee oefeningen te doen? Voor mij had het tot gevolg dat een gevoel van autonomie en betekenis uit mijn lichaam werd weggenomen. In plaats van een eigen wil te hebben, ervaar ik mijn lichaam nu meer als een neutraal instrument, en ben ik mij er meer van bewust dat mijn denkgeest bepaalt hoe hij mijn lichaam gebruikt.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

3. Van wat jij haat en vreest, verfoeit en verlangt, heeft het lichaam geen weet. Jij stuurt het eropuit om afscheiding te zoeken en afgescheiden te zijn. En vervolgens haat je het, niet om wat het is, maar om het gebruik dat jij ervan hebt gemaakt. Jij deinst terug voor wat het ziet en hoort, en je haat zijn broosheid en kleinheid. En je veracht zijn daden, maar niet die van jou. Het ziet en handelt namens jou. Het hoort jouw stem. En naar jouw wens is het broos en klein. Het lijkt jou te straffen, en verdient zodoende jouw haat vanwege de beperkingen die het jou bezorgt. Toch heb jij het tot symbool gemaakt van de beperkingen die jij wilt dat jouw denkgeest bezit en ziet en behoudt.

 

Misschien kwam bij de eerste twee alinea's de vraag bij je op: waarom zegt Jezus dat we het lichaam straffen en verantwoordelijk stellen? Die vraag wordt in deze derde alinea beantwoord. Volgens Jezus haten we ons lichaam; niet zozeer om zijn uiterlijk of (gebrek aan) mogelijkheden, maar om een dieperliggende (onbewuste) reden. We haten het om de egoïstische en haatdragende dingen die het doet. We haten het omdat het ons afscheidt van anderen. We haten het om zijn broosheid en kwetsbaarheid. En we haten het omdat het ons een ellendige wereld laat zien en horen. Met andere woorden, we haten het niet omdat we een beter lichaam willen, maar omdat we ons als Zoon van God beperkt voelen door het hebben van een lichaam. Toch houden we deze beperkingen in stand, omdat het vervangingen zijn voor de onbeperktheid van onze werkelijkheid als Christus, en dus ons geloof in ons individuele zelf in stand houden.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

4. Het lichaam vertegenwoordigt de kloof tussen het kleine beetje denkgeest dat jij het jouwe noemt en heel de rest dat werkelijk het jouwe is. Je haat het, en toch denk je dat het jouw zelf is, en dat zonder het lichaam jouw zelf verloren zou zijn. Dit is de geheime gelofte die jij hebt afgelegd, met elke broeder die zijn eigen weg wil gaan. Dit is de geheime eed die jij telkens hernieuwt wanneer jij jezelf als aangevallen beschouwt. Niemand kan lijden tenzij hij zichzelf aangevallen ziet, en ziet verliezen door die aanval. Onuitgesproken en onvernomen bevindt zich in het bewustzijn iedere gelofte aan ziekte. Toch is het een belofte aan een ander om door hem te worden gekwetst, en hem aan te vallen in ruil daarvoor.

 

Hoewel Jezus de term niet gebruikt, spreekt hij hier over speciale relaties. Ons speciale zelf is geïdentificeerd met het lichaam, en uit angst dit zelf te verliezen, klampen we ons vast aan de onuitgesproken 'geloften' die we met onze speciale partners hebben gesmeed. Het maakt niet uit om wie het gaat, als we de ander maar de schuld kunnen geven van onze eigen vermeende zonde en van onze ziekte.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

5. Ziekte is woede afgereageerd op het lichaam, zodat het pijn zal lijden. Ze is het onmiskenbare gevolg van wat in het geheim werd gesmeed, in overeenstemming met de geheime wens van een ander om van jou gescheiden te zijn, zoals jij van hem gescheiden wilt zijn. Als jullie er niet allebei mee instemmen dat dit jullie wens is, kan die geen gevolgen hebben. Al wie stelt: ‘Er is geen kloof tussen mijn denkgeest en de jouwe,’ heeft Gods belofte gehouden, niet zijn eigen nietige eed om voor eeuwig trouw te zijn aan de dood. En door zijn genezing is zijn broeder genezen.

 

In onze speciale relaties hebben we onuitgesproken afspraken gemaakt die onze afgescheidenheid in stand houdt. Deze keuze roept onder andere woede op, die we vervolgens op het lichaam projecteren. Als we zouden zeggen: 'Er is geen kloof tussen mijn denkgeest en de jouwe', zouden we ons houden aan de belofte die we God hebben gedaan, namelijk dat we voor altijd Eén zijn met Hem, in plaats van afgescheiden. En dan zouden zowel wijzelf als onze broeder genezen zijn.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

6. Laat dit jullie overeenkomst met elkaar zijn: dat jij één met hem bent en niet van hem gescheiden. En hij zal de belofte nakomen die jij samen met hem aflegt, want dat is die welke hij God heeft gedaan, zoals God die hem heeft gedaan. God houdt Zijn beloften; Zijn Zoon die van hem. Bij zijn schepping sprak zijn Vader: ‘Jij bent voor eeuwig door Mij geliefd, en Ik door jou. Wees even volmaakt als Ikzelf, want jij kunt nooit van Mij gescheiden zijn.’ Zijn Zoon herinnert zich niet dat hij geantwoord heeft: ‘Dat beloof ik,’ hoewel hij met deze belofte geboren werd. Maar God herinnert hem hieraan telkens wanneer hij niet een belofte om ziek te zijn deelt, maar toelaat dat zijn denkgeest genezen en verenigd wordt. Zijn geheime geloften zijn krachteloos ten overstaan van de Wil van God, wiens beloften hij deelt. En wat hij ervoor in de plaats stelt is niet de wil van hem die zichzelf aan God heeft toegezegd.

 

Toen God ons schiep zei Hij: 'Jij bent voor eeuwig door Mij geliefd, en Ik door jou. Wees even volmaakt als Ikzelf, want jij kunt nooit van Mij gescheiden zijn.' En wij antwoordden: 'Dat beloof ik'. Deze belofte voltooide de daad van onze schepping, en daarom hoort ze bij ons wezen. In feite is het voor ons dus vanzelfsprekend om te zeggen: 'U heeft mij volmaakt geschapen, Vader, want ik kan nooit van U gescheiden zijn'. Wij zijn deze heilige belofte vergeten, maar God herinnert ons eraan telkens wanneer we weigeren trouw te zijn aan de onheilige belofte om afgescheiden te zijn; telkens wanneer we ons verenigen met de denkgeest van een broeder. Hij herinnert ons aan een onverbrekelijke belofte die we in het begin hebben gedaan, toen we onszelf aan Hem beloofden.

(Toelichtingen door Robert Perry)