Hoofdstuk 20

De visie van heiligheid

VI. De tempel van de Heilige Geest

 

1. De betekenis van Gods Zoon ligt uitsluitend in zijn relatie met zijn Schepper. Zou die ergens anders in liggen, dan zou ze op een toevalligheid berusten, maar er is niets anders. En deze relatie is volkomen liefdevol en voor eeuwig. Toch heeft de Zoon van God een onheilige relatie tussen hem en zijn Vader bedacht. Zijn werkelijke relatie is er een van volmaakte eenheid en ononderbroken continuïteit. Die welke hij gemaakt heeft is gedeeltelijk, op zichzelf gericht, in fragmenten gebroken en vol angst. Die welke door zijn Vader is geschapen, is volkomen Zelf-omvattend en Zelf-uitbreidend. Die welke hij gemaakt heeft is volslagen zelf-vernietigend en zelfbeperkend.

 

De laatste alinea van de vorige paragraaf beloofde dat we na zouden gaan waarom God er alle vertrouwen in heeft dat we de wereld zullen verlossen, en wat we moeten leren om dat vertrouwen met Hem te delen. Deze alinea is het begin van het antwoord. God heeft vertrouwen in ons, omdat onze betekenis volledig in onze relatie met Hem ligt. Met andere woorden: onze betekenis berust op het meest werkelijke en onwrikbare dat er is, want ze berust op God Zelf. Daarom heeft Hij zoveel vertrouwen in ons en in het volbrengen van de taak die hij ons gegeven heeft. Wij hebben de prachtige, volmaakt liefdevolle relatie die we met Hem hebben echter vernietigd. We hebben haar in miljarden afgescheiden relaties gebroken, verteerd door angst voor elkaar.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

2. Niets kan beter het contrast laten zien dan de ervaring van zowel een heilige als een onheilige relatie. De eerste is op liefde gebaseerd, waarop ze sereen en ongestoord rust. Het lichaam maakt er geen inbreuk op. Elke relatie waarin het lichaam doordringt is niet op liefde gebaseerd, maar op verafgoding. Liefde wenst gekend, volledig begrepen en gedeeld te worden. Ze heeft geen geheimen, niets dat ze gescheiden of verborgen houden wil. Ze wandelt rustig in het zonlicht, met haar ogen open, met een glimlach ter verwelkoming, en met zo’n eenvoudige en onmiskenbare oprechtheid, dat ze niet verkeerd kan worden verstaan.

 

Het contrast tussen de twee soorten relaties die we kunnen hebben met God, wordt weerspiegeld in het contrast tussen een heilige en een onheilige (of speciale) relatie. De heilige relatie rust sereen en ongestoord op het solide fundament van liefde. Gebaseerd op deze liefde wordt alles gedeeld en niets verborgen. Ze wordt gekenmerkt door 'zo'n eenvoudige en onmiskenbare oprechtheid, dat ze niet verkeerd kan worden verstaan'. Dit is de weerspiegeling op aarde van de volmaakte, verdedigingsloze openheid van onze werkelijke relatie met God, waarin niets gescheiden en verborgen wordt gehouden.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

3. Maar afgoden delen niet met elkaar. Afgoden nemen aan, maar geven nooit terug. Men kan ze weliswaar liefhebben, maar zij kunnen niet liefhebben. Ze begrijpen niet wat hun geboden wordt, en elke relatie waarin zij doordringen heeft haar betekenis verloren. De liefde voor hen heeft aan liefde haar betekenis ontnomen. Ze leven in het verborgene, en haten het zonlicht, en zijn gelukkig in het duister van het lichaam, waar ze zich kunnen verbergen en hun geheimen samen met hen verborgen kunnen houden. En ze hebben geen relaties, want niemand anders is er welkom. Ze glimlachen naar niemand, en wie naar hen glimlacht zien ze niet eens.

 

4. Liefde heeft geen verduisterde tempels waar mysteriën in nevelen worden gehuld en verborgen worden gehouden voor de zon. Ze zoekt geen macht, maar relaties. Het lichaam is het uitverkoren wapen waarmee het ego macht zoekt door middel van relaties. En zijn relaties moeten wel onheilig zijn, want wat ze zijn ziet het zelfs niet eens. Het wil ze uitsluitend voor de offergaven waarop zijn afgoden gedijen. De rest gooit het gewoon weg, want al wat dat zou kunnen bieden wordt als waardeloos gezien. Ontheemd zoekt het ego zoveel lichamen als het kan vergaren om er zijn afgoden in te huisvesten, en maakt ze zo tot tempels voor zichzelf.

 

Afgoden zijn ideeën van het ego en dus niets, omdat ze voortkomen uit niets. Ze kunnen dus ook niets geven, en ondanks onze aanbidding kunnen ze geen relaties aangaan. Wanneer het lichaam in een relatie onze afgod wordt, verliest liefde haar betekenis. Het ego gebruikt deze onheilige of speciale relaties om onze schuld op anderen te projecteren en onszelf daarmee onschuldig te verklaren. Alles wat dit doel niet dient ziet het als waardeloos en verwerpt het.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

5. De tempel van de Heilige Geest is geen lichaam, maar een relatie. Het lichaam is een geïsoleerd spikkeltje duisternis, een verborgen geheime kamer, een piepklein plekje zinloos mysterie, een betekenisloze omheining die angstvallig wordt beschermd, en toch, wat het verbergt is niets. Hier ontvlucht de onheilige relatie de werkelijkheid en zoekt naar kruimels om zichzelf in leven te houden. Hier wil ze haar broeders naartoe slepen, om hen in haar afgoderij vast te houden. Hier is ze ‘veilig’, want hier kan de liefde niet binnenkomen. De Heilige Geest bouwt Zijn tempels niet waar de liefde nooit kan zijn. Zou Hij die het gelaat van Christus ziet, de enige plaats in heel het universum waar die niet kan worden gezien als Zijn thuis kiezen?

 

De eerste zin zal voor velen van ons een schok zijn. In tegenstelling tot wat eeuwenlang verkondigd en geloofd is (zie 1 Korintiërs 6:19) zegt Jezus dat de tempel van de Heilige Geest niet een lichaam is. Het lichaam is gemaakt om de afgoden van het ego te huisvesten, te beschermen, te ondersteunen en te verbergen afgoden die God moeten vervangen. Hoe kan het lichaam dus een tempel zijn van de Heilige Geest, de Stem namens God?

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

6. Je kunt het lichaam niet tot tempel maken van de Heilige Geest, en het zal nooit de zetel van de liefde zijn. Het is de woning van de afgodendienaar, en van de veroordeling van de liefde. Want hier wordt de liefde beangstigend gemaakt, en alle hoop opgegeven. Zelfs de afgoden die hier aanbeden worden zijn in mysteriën gehuld, en worden afgezonderd van degenen die hen aanbidden. Dit is de tempel die aan geen relaties en geen terugkeer is gewijd. Hier wordt het ‘mysterie’ van de afscheiding met ontzag waargenomen en met eerbied gekoesterd. Wat God niet wil, wordt hier ‘veilig’ van Hem weggehouden. Maar wat je niet beseft, is dat wat jij in je broeder vreest en niet in hem wilt zien, juist datgene is wat ervoor zorgt dat God jou angst lijkt aan te jagen en Hem onbekend doet blijven.

 

Het lichaam is de tempel van de religie van afscheiding. Onze liefde is voorbehouden aan enkele mensen oftewel lichamen, en alle anderen zijn ervan uitgesloten. Het vertegenwoordigt de angst voor eenheid met God en onze broeders. Wat we ons niet realiseren is dat we niet bang zijn voor God omdat we geloven dat Hij ons zal straffen, maar omdat we bang zijn voor het licht van Zijn liefde in onze broeders. Want het zien daarvan betekent het einde van het egozelf.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

7. Afgodendienaren zullen altijd bang voor de liefde zijn, want niets vormt zo’n ernstige bedreiging voor hen als liefdes nadering. Laat de liefde hen naderen en het lichaam negeren – wat ze zeker zal doen – en ze zullen zich angstig terugtrekken, omdat ze voelen dat het ogenschijnlijk hechte fundament van hun tempel begint te wankelen en los te raken. Broeder, jij beeft met hen. Maar wat je vreest is slechts de heraut van de ontsnapping. Dit oord van duisternis is niet jouw thuis. Jouw tempel wordt niet bedreigd. Jij bent geen afgodendienaar meer. De bedoeling van de Heilige Geest ligt veilig geborgen in jouw relatie, en niet in je lichaam. Jij bent aan het lichaam ontkomen. Waar jij bent kan het lichaam niet binnenkomen, want de Heilige Geest heeft daar Zijn tempel opgericht.

 

In onze ogen is het duidelijkste bewijs van liefde dat we benaderd worden met voeding voor onze afgoden. Wanneer iemand ons liefdevol benadert, 'met open ogen en een glimlach ter verwelkoming, en onmiskenbare oprechtheid' (zie alinea 2), maar het lichaam negeert, voelen we dat 'het fundament van onze tempel' begint te wankelen en daarmee wijzelf. Toch is deze vorm van liefde de aankondiging van onze ontsnapping uit de eenzame tempel van het ego. Het is de liefde die onze relatie binnenkomt wanneer we de Heilige Geest daarin uitnodigen. En nu staan we voor de keuze: de tempel van het ego het lichaam of de tempel van de Heilige Geest onze heilige relatie.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

8. Er is geen rangorde in relaties. Ze zijn er of ze zijn er niet. Een onheilige relatie is geen relatie. Het is een toestand van afzondering, die iets lijkt wat ze niet is. Meer niet. Op het moment dat het dwaas idee dat jij je relatie met God onheilig kon maken mogelijk leek, verloren al je relaties hun betekenis. In dat onheilige ogenblik werd de tijd geboren, en werden lichamen gemaakt om dat dwaze idee te herbergen en het de illusie van werkelijkheid te verlenen. En zo leek het een woning te hebben die een poosje bijeen werd gehouden in de tijd, en vervolgens verdween. Want wat zou in staat zijn dit dwaze idee tegen de werkelijkheid ook maar een ogenblik lang te behuizen?

 

De eerste zinnen van deze alinea zijn bijzonder belangrijk. Een relatie waarin partners alleen elkaars afgoden voeden is geen relatie. Het is afgescheidenheid vermomd als contact. Dit voert ons terug naar het ontstaan van tijd, naar het moment waarop we een onheilige karikatuur maakten van onze relatie met God, het moment van het nietig dwaas idee. Vanaf dat moment was onze relatie met God gebaseerd op afgescheidenheid, wat de kern werd van al onze relaties. We maakten het lichaam om dit dwaze idee te huisvesten en het werkelijk te maken. Maar het is ook het idee waardoor lichamen zo snel verdwijnen. 'Want wat zou in staat zijn dit dwaze idee tegen de werkelijkheid ook maar een ogenblik lang te behuizen?'

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

9. Afgoden moeten wel verdwijnen, zonder een spoor achter te laten. Het onheilige ogenblik van hun schijnbare macht is even broos als een sneeuwvlokje, maar mist de lieflijkheid daarvan. Is dit het substituut dat jij wenst in ruil voor de eeuwige zegen van het heilig ogenblik en de onbegrensde weldadigheid daarvan? Heeft de kwaadwilligheid van de onheilige relatie, die zo machtig lijkt en zo bitter wordt misverstaan en zoveel investering heeft in valse aantrekkelijkheid, jouw voorkeur boven het heilig ogenblik, dat jou vrede en inzicht biedt? Zet het lichaam dan van je af, en overstijg het kalm, terwijl jij je verheft om te verwelkomen wat jij werkelijk wilt. En zie niet om vanuit Zijn heilige tempel naar datgene waaruit jij bent ontwaakt. Want geen enkele illusie is nog aantrekkelijk voor de denkgeest die ze overstegen en ver achter zich gelaten heeft.

 

Toepassing: Jezus probeert tegenzin te ontwikkelen tegen de manier waarop we ons gedragen in onze speciale relaties. Laten we eens kijken of dit werkt.

Zeg langzaam en aandachtig het volgende:

Wil ik echt leven vanuit het onheilig ogenblik, waarin ik de aandacht van mijn broeders op mijn lichaam richt, om hun kruimels aan mijn idolen te geven?

Wil ik me echt aangetrokken blijven voelen tot deze in wezen boosaardige relatievorm?

Zou ik niet liever in het heilig ogenblik leven dan in het onheilig ogenblik?

Zo ja, laat ik dit lichaam dan overstijgen.

Laat mijn denkgeest er vrij van worden, en de vrede en het inzicht van het heilig ogenblik verwelkomen.

(Pauze)

Vanuit deze heilige tempel zal ik niet omkijken naar de vorige, die in werkelijkheid een gevangeniscel was.

Geen enkele illusie is nu nog aantrekkelijk voor mij.

Waarom zou ik weer willen slapen, nu ik een voorproefje heb gehad van de wakende staat van zijn?

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

10. De heilige relatie weerspiegelt de ware relatie die de Zoon van God in werkelijkheid met zijn Vader heeft. De Heilige Geest rust erin in de zekerheid dat ze tot in alle eeuwigheid duurt. Haar vaste fundament wordt door de waarheid eeuwig geschraagd, en liefde straalt erover met de zachtmoedige glimlach en de tedere zegen die zij aan al het hare schenkt. Hier wordt het onheilige ogenblik blijmoedig verruild voor het heilige van de veilige terugkeer. Hier wordt de weg naar ware relaties, die jij en je broeder tezamen begaan, liefdevol opengehouden, waarbij jullie het lichaam in dankbaarheid achterlaten en tot rust komen in de Eeuwige Armen. De Armen der Liefde zijn open om jou te ontvangen, en voor eeuwig vrede te geven.

 

Let op het contrast in Jezus' beschrijving van de heilige en onheilige relatie. In plaats van elkaar te gebruiken om onze speciale behoeften onze afgoden — te vervullen, schijnt in de heilige relatie de liefde even constant als de zon, en baden we in haar 'zachtmoedige glimlach en tedere zegen'. Het fundament van deze relatie is zo sterk dat het nooit kan oplossen. Daarom is ze een rustplaats voor de Heilige Geest en komen we ook zelf tot rust, in de wetenschap dat we op weg zijn naar onze ware relatie met God. Hij wacht met open Armen op ons, om ons voor eeuwig vrede en veiligheid te geven.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

11. Het lichaam is de afgod van het ego: het vleesgeworden geloof in zonde dat vervolgens naar buiten wordt geprojecteerd. Dit produceert wat een muur van vlees lijkt rond de denkgeest, houdt deze in een nietig plekje ruimte en tijd gevangen, is onderworpen aan de dood en met slechts een ogenblik toebedeeld waarin het zucht en treurt en sterft ter ere van zijn meester. En dit onheilig ogenblik lijkt het leven te zijn: een ogenblik van wanhoop, een nietig eiland van droog zand, verstoken van water en onvast gevestigd op vergetelheid. Hier houdt de Zoon van God kortstondig halt, om zijn toewijding te offreren aan de afgoden van de dood en dan verder te gaan. En hier is hij meer dood dan levend. Maar hier is het ook dat hij opnieuw zijn keuze maakt tussen afgoderij en liefde. Hier wordt hem de keuze gegeven dit ogenblik te besteden aan een huldeblijk aan het lichaam, of toe te laten dat hij ervan wordt vrijgemaakt. Hier kan hij het heilig ogenblik aanvaarden, dat hem ter vervanging van het onheilige dat hij voordien gekozen had, wordt aangeboden. En hier kan hij leren dat relaties zijn verlossing betekenen, en niet zijn ondergang.

 

De eerste vijf zinnen zijn een schokkende beschrijving van wat wij leven noemen. Jezus gebruikt daar twee beelden voor. In het eerste beschrijft hij het leven als 'het vleesgeworden geloof in zonde': een muur van vlees die de denkgeest gevangen houdt 'in een nietig plekje ruimte en tijd'. In deze gevangenis 'leeft' het lichaam slechts een kort moment, waarin het 'zucht en treurt en sterft' ter ere van het ego zijn meester.

In het tweede beeld is ons leven als dat van een drenkeling die gestrand is op een onbeduidend onbewoond eiland (het lichaam). Er is geen water en het eiland is niet omringd door de zee, maar door 'vergetelheid' niet-bestaan.

Een kortstondige levende dood in de gevangeniscel van vlees of op het onbewoonde eiland in de zee van vergetelheid dit zijn Jezus' beschrijvingen van wat wij leven noemen. Het haalt alle vreugde uit 'Pluk de dag', nietwaar? Want wat valt er te plukken?

Maar er is goed nieuws. In deze gevangeniscel, op dit onbewoond eiland, kunnen we een nieuwe keuze maken. We kunnen het heilig ogenblik verkiezen boven het onheilig ogenblik. We kunnen onze quarantaine overstijgen en een werkelijke relatie kiezen.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

12. Jij die bezig bent dit te leren bent wellicht nog steeds angstig, maar je bent niet verlamd. Het heilig ogenblik is nu voor jou van groter waarde dan zijn onheilige ogenschijnlijke tegenhanger, en je hebt geleerd dat jij er werkelijk maar één wilt. Dit is geen tijd voor verdriet. Voor verwarring misschien, maar beslist niet voor ontmoediging. Je hebt een werkelijke relatie, en die heeft betekenis. Ze lijkt evenzeer op jouw werkelijke relatie met God als gelijke dingen op elkaar gelijken. De afgoderij is voorbij en zonder betekenis. Misschien ben je nog een beetje bang voor je broeder, wellicht blijft er een zweem van de angst voor God bij je hangen. Maar wat betekent dat voor hen aan wie één ware relatie die het lichaam overstijgt gegeven is? Kunnen zij er lang van worden weerhouden naar het gelaat van Christus te kijken? En kunnen zij zichzelf langdurig de herinnering aan hun relatie met hun Vader onthouden, en de herinnering van Zijn Liefde gescheiden houden van hun bewustzijn?

 

Na de bijzonder deprimerende kijk op het leven op aarde geeft Jezus ons hoop: 'Ik weet dat je bang en verward bent. Het beeld dat ik schilderde is zwart, maar je hebt het middel om te ontsnappen in handen. Je hebt een heilige relatie. Je hebt 'één ware relatie die het lichaam overstijgt'. Dat is een enorme zegen. Ze bevat je ontsnappingsroute. Alle afgoderij is eruit verdreven. Dus recht je rug en ga door. 'Dit is geen tijd voor verdriet'. Het is niet erg als je nog steeds trillend voor de laatste blokkade voor vrede staat. Dat zal niet lang duren. Het is een kwestie van tijd voordat je de laatste sluier optilt en naar het gelaat van Christus kijkt, en dan voorbij de sluier de herinnering van Zijn en jouw Vader binnengaat'.

Nu kennen we het antwoord op de vraag aan het eind van de vorige paragraaf waarom God zoveel vertrouwen in ons heeft en wat we moeten leren om dat vertrouwen waard te zijn. Hij vertrouwt ons omdat ons bestaan berust op onze relatie met Hem. En dat leren we door de weerspiegeling van deze relatie in de wereld: onze heilige relatie met onze broeders.

(Toelichtingen door Robert Perry)