12. Hoeveel leraren van God zijn er nodig om de wereld te redden?

1. Het antwoord op deze vraag is: één. Eén geheel volmaakte leraar, wiens leerproces voltooid is, volstaat. Deze ene, geheiligd en verlost, wordt het Zelf dat Gods Zoon is. Hij die altijd al totaal geest was, ziet zichzelf nu niet langer als een lichaam of zelfs maar als in een lichaam. Daardoor is hij onbegrensd. En omdat hij onbegrensd is, zijn zijn gedachten voor eeuwig en altijd verenigd met die van God. Zijn waarneming van zichzelf is op Gods Oordeel gebaseerd, niet op dat van hemzelf. Zo deelt hij de Wil van God, en brengt hij Diens Gedachten naar denkgeesten die nog steeds in waan verkeren. Hij is voor eeuwig één, want hij is zoals God hem schiep. Hij heeft Christus aanvaard, en hij is verlost.

 

2. Zo wordt de zoon des mensen de Zoon van God. Het is geen werkelijke verandering; het is een verandering van denken. Niets wijzigt zich vanbuiten, maar vanbinnen weerspiegelt alles nu nog slechts de Liefde van God. God kan niet langer worden gevreesd, want de denkgeest ziet geen reden voor straf. Gods leraren lijken met velen te zijn, want dat is wat de wereld nodig heeft. Maar hoe kunnen ze van elkaar gescheiden zijn als ze verenigd zijn in één doel, dat ze delen met God? Wat maakt het dan uit of ze in vele vormen verschijnen? Hun denkgeest is één, hun verbondenheid totaal. En God werkt nu door hen heen als één, want dat is wat ze zijn.

 

3. Waarom is de illusie dat er velen zijn noodzakelijk? Alleen omdat de werkelijkheid voor hen die in waan verkeren niet te begrijpen is. Slechts zeer weinigen kunnen Gods Stem überhaupt horen, en zelfs zij kunnen Zijn boodschappen niet rechtstreeks communiceren via de Geest, die ze gegeven heeft. Ze hebben een hulpmiddel nodig waardoor communicatie mogelijk wordt met degenen die niet beseffen dat ze geest zijn. Een lichaam kunnen ze zien. Een stem verstaan ze en daarnaar luisteren ze, zonder de angst waarop de waarheid in hen zou stuiten. Vergeet niet dat de waarheid alleen daar kan komen waar ze zonder angst verwelkomd wordt. Daarom hebben Gods leraren een lichaam nodig, want hun eenheid kan niet rechtstreeks worden herkend.

 

4. Wat hen echter tot Gods leraren maakt, is hun inzicht in de eigenlijke bedoeling van het lichaam. Naarmate ze vorderen in hun ambt, raken ze er steeds meer van overtuigd dat het lichaam slechts fungeert als spreekbuis voor Gods Stem voor menselijke oren. En deze oren zullen naar de denkgeest van de luisteraar boodschappen overbrengen die niet van deze wereld zijn, en de denkgeest zal ze begrijpen vanwege hun Bron. Vanuit dit begrip zal in deze nieuwe leraar van God het inzicht dagen wat de bedoeling van het lichaam werkelijk is, het enige waarvoor het werkelijk kan worden gebruikt. Deze les volstaat om de gedachte aan eenheid haar intrede te laten doen, en wat één is wordt als één herkend. De leraren van God schijnen de illusie van afscheiding te delen, maar gezien het doel waarvoor zij het lichaam gebruiken, geloven ze, ondanks de schijn van het tegendeel, niet in de illusie.

 

5. De belangrijkste les is altijd deze: waarvoor je het lichaam gebruikt, dat zal het voor jou worden. Gebruik het voor zonde of aanval, wat hetzelfde is als zonde, en je zult het als zondig zien. Omdat het zondig is, is het zwak en omdat het zwak is, lijdt het en sterft het. Gebruik het om het Woord van God naar hen te brengen die dat niet hebben, en het lichaam wordt heilig. Omdat het heilig is, kan het niet ziek zijn, noch sterven. Wanneer het niet meer bruikbaar is, wordt het terzijde gelegd, en dat is alles. De denkgeest neemt deze beslissing zoals hij alle beslissingen neemt die verantwoordelijk zijn voor de toestand van het lichaam. Toch neemt de leraar van God deze beslissing niet alleen. Deed hij dat wel, dan zou hij het lichaam een ander doel geven dan dat wat het heilig houdt. Gods Stem zal hem zeggen wanneer hij zijn rol heeft vervuld, precies zoals die hem zegt wat zijn functie is. Hij lijdt niet door te gaan, noch door te blijven. Ziekte is voor hem nu onmogelijk.

 

6. Eenheid en ziekte kunnen niet naast elkaar bestaan. Gods leraren kiezen ervoor om een tijdje naar dromen te kijken. Dat is een bewuste keuze. Want ze hebben geleerd dat alle keuzen bewust worden gemaakt, in het volle besef van de consequenties daarvan. De droom zegt iets anders, maar wie zou zijn vertrouwen in dromen stellen als die eenmaal worden gezien als wat ze zijn? Zich van het dromen bewust zijn is de werkelijke functie van Gods leraren. Ze zien de droomfiguren komen en gaan, wisselen en veranderen, lijden en sterven. Maar ze worden niet misleid door wat ze zien. Ze erkennen dat een droomfiguur als ziek en afgescheiden zien niet werkelijker is dan hem als gezond en mooi te beschouwen. Alleen de eenheid is geen ding uit dromen. En dit is wat Gods leraren erkennen dat zich achter de droom bevindt, voorbij alle schijn en toch stellig het hunne.