Hoofdstuk 8

De terugreis

VI. De schat van God

 

1. Wij zijn de gezamenlijke wil van het Zoonschap, waarvan de Heelheid voor allen is bestemd. Wij vangen de terugreis aan door ons samen op weg te begeven, en scharen onze broeders om ons heen terwijl we samen verdergaan. Iedere toename van onze kracht wordt aan allen aangeboden, zodat ook zij hun zwakheid terzijde kunnen leggen en hun kracht kunnen voegen bij ons. Gods welkom wacht ons allemaal, en Hij zal ons verwelkomen zoals ik jou welkom heet. Vergeet het Koninkrijk van God niet om iets wat de wereld te bieden heeft.

 

'Wij' verwijst naar jou en Jezus. Je begint je reis samen met hem en je broeders, in plaats van met het ego. Gaandeweg neemt je kracht toe, samen met die van je broeders, en kom je steeds dichter bij je doel. God verwelkomt je net zo hartelijk en volledig als Jezus oorspronkelijk toestemde om met je mee te lopen.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

2. De wereld kan niets toevoegen aan de kracht en de heerlijkheid van God en Zijn heilige Zonen, maar ze kan de Zonen blind maken voor de Vader als ze naar haar kijken. Je kunt niet naar de wereld kijken en God kennen. Slechts een van beide is waar. Ik ben gekomen om je te zeggen dat het niet aan jou is te kiezen welk van de twee waar is. Als dat zo was, dan had jij jezelf vernietigd. Maar God wilde de vernietiging van Zijn scheppingen niet, omdat Hij ze voor de eeuwigheid geschapen heeft. Zijn Wil heeft jou gered, niet van jezelf, maar van jouw illusie van jezelf. Hij heeft jou ten behoeve van jouzelf gered.

 

Wij hopen tevergeefs dat de wereld onze kracht en heerlijkheid kan versterken, maar terwijl we daar hier naar zoeken, is het enige wat we bereiken het verlies van ons bewustzijn van God. Ofwel God is werkelijk, ofwel de wereld. Het een is eeuwig waar, het andere een illusie. Daarom kunnen we niet beide tegelijk zien. Wat we zien bevestigt onze keuze voor wat we als werkelijk beschouwen. We zien de wereld omdat we besloten hebben dat deze werkelijk is. God is op zijn best een voetnoot. Maar als we werkelijk deze macht zouden hebben, de macht om God uit beeld te laten verdwijnen, zouden we onszelf eveneens hebben uitgewist, omdat we alleen in God bestaan. Gelukkig is deze keuze dus niet aan ons. De wereld zal nooit werkelijk zijn; God zal altijd werkelijk zijn. Onze rol is om simpelweg te erkennen dat dit zo is.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

3. Laten wij Hem verheerlijken die door de wereld verloochend wordt, want over Zijn Koninkrijk heeft de wereld geen macht. Niemand die door God geschapen is, kan vreugde vinden in iets anders dan het eeuwige, niet omdat hij van iets anders verstoken is, maar omdat niets anders hem waardig is. Wat God en Zijn Zonen scheppen is eeuwig, en hierin en hierin alleen ligt Hun vreugde.

 

God blijft de enige werkelijkheid. Hoe werkelijk de wereld ook mag lijken, ze heeft geen macht over God en Zijn Koninkrijk en — dus geen macht over ons. Wij geloven dat de wereld de macht bezit om ons gelukkig te maken, maar dat is niet zo. In werkelijkheid vinden we alleen vreugde in wat God als eeuwig heeft geschapen. 

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

4. Luister naar het verhaal van de verloren zoon en verneem wat Gods schat is en die van jou: deze zoon van een liefdevolle vader verliet zijn thuis en meende dat hij alles had verbrast aan niets van enige waarde, hoewel hij toentertijd de waardeloosheid ervan niet inzag. Hij schaamde zich ervoor naar zijn vader terug te keren, omdat hij dacht dat hij hem had gekwetst. Maar toen hij thuiskwam verwelkomde de vader hem vol vreugde, omdat de zoon zelf zijn vaders schat was. Hij wilde niets anders.

 

Dit is de enige bijbelse parabel die Jezus opnieuw vertelt in Een cursus in wonderen. Maar terwijl de bijbel het uiterlijke verhaal vertelt, vertelt Jezus hier het innerlijke verhaal. Hij vertelt wat de vader en de zoon werkelijk denken en voelen. Daarbij brengt hij een punt naar voren dat wel vervat ligt in het oorspronkelijke verhaal, maar niet openlijk wordt gezegd: de zoon had weliswaar de schat van zijn vader weggegooid, maar in feite was hij zijn vaders schat. 

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

5. God wil alleen Zijn Zoon omdat Zijn Zoon Zijn enige schat is. Jij wilt jouw scheppingen zoals Hij de Zijne wil.  Jouw scheppingen zijn je gave aan de Heilige Drie-eenheid, geschapen in dank voor jouw schepping. Ze verlaten jou evenmin als jij je Schepper verlaten hebt, maar ze breiden je schepping uit zoals God Zichzelf in jou heeft uitgebreid. Kunnen de scheppingen van God Zelf vreugde scheppen in wat niet werkelijk is? En wat is er werkelijk behalve Gods scheppingen en die welke als de Zijne geschapen zijn? Jouw scheppingen hebben jou lief zoals jij je Vader liefhebt om de gave van jouw schepping. Er bestaat geen andere gave die eeuwig is, en daarom bestaat er geen andere gave die waar is. Hoe kun jij dan iets anders aanvaarden of iets anders geven, en in ruil daarvoor vreugde verwachten? En wat zou jij anders willen dan vreugde? Jij hebt noch jezelf, noch je functie gemaakt. Je hebt alleen maar de beslissing genomen om beide onwaardig te zijn. Toch kun jij jezelf niet onwaardig maken, want jij bent de schat van God, en wat Hij van waarde acht is waardevol. De waarde ervan staat buiten twijfel, want die wordt bepaald doordat God Zich daaraan meedeelt en de waarde ervan voor immer vaststelt.

 

'Jij bent de schat van God'. Laten we deze zin nooit meer vergeten. Weet je nog hoe de vader van de verloren zoon reageerde op diens thuiskomst? Zo zal God reageren op de onze. Wij zijn 'Zijn enige schat'. We zijn geen last. We zijn geen vergissing waar Hij spijt van heeft. We zijn geen zondaren die gestraft moeten worden. We zijn geen bijkomstigheden die er niet toe doen. We zijn Zijn enige schat. We zijn het enige wat Hij wil.

 

Toepassing : Herhaal de volgende woorden met diepe overtuiging:

Ik ben de schat van God.

En wat Hij van waarde acht is voor eeuwig waardevol.

 

De rest van deze alinea spreekt over onze scheppingen. Zoals God Zichzelf in ons heeft uitgebreid, breiden wij onszelf uit in onze scheppingen. Onze scheppingen zijn onze geest die zich naar buiten heeft uitgebreid, zoals wij Gods geest zijn die zich naar buiten uitbreidde.

Deze alinea schetst een keten van schepping, die van God naar ons gaat, en van ons naar onze scheppingen. Vrijwel alle zinnen komen neer op één cruciaal idee: alle vreugde in de hemel komt voort uit deze keten van schepping. De schepper (of het nu God is of wij) schept eindeloze vreugde in het geven van het geschenk van de schepping. Als dat geschenk eenmaal is gegeven, houdt de schepper oneindig veel van zijn scheppingen. En de geschapenen scheppen eindeloze vreugde in het ontvangen van het geschenk van de schepping. Ze houden voor eeuwig van hun schepper, in diepe dankbaarheid voor de gave van het leven. Schepper en geschapenen koesteren elkaar, en deze koestering is de vreugde van de hemel.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

6. Jouw functie is toe te voegen aan Gods schat door die van jou te scheppen. Wat Hij van jou wil is wat Hij voor jou wil. Hij wil jou het scheppen niet onthouden, want daarin ligt Zijn vreugde. Jij kunt slechts vreugde vinden zoals God die vindt. Zijn vreugde lag in het scheppen van jou, en Hij breidt Zijn Vaderschap in jou uit, zodat jij jezelf kunt uitbreiden zoals Hij dat deed. Je begrijpt dit niet omdat je Hem niet begrijpt. Iemand die zijn functie niet aanvaardt kan niet begrijpen wat die is, en iemand kan zijn functie niet aanvaarden tenzij hij weet wat hij is. Scheppen is de Wil van God. Zijn Wil heeft jou geschapen om te scheppen. Jouw wil werd niet los van de Zijne geschapen, en dus kun jij niet anders dan willen zoals Hij.

 

'Zijn vreugde lag in het scheppen van jou'. Zoals elke vader wil God aan Zijn Zoon doorgeven wat Hem zelf vreugde geeft. Daarom gaf Hij jou de vreugde om evenals Hij te kunnen scheppen. En daardoor neemt Zijn vreugde weer toe. Jij 'voegt toe aan Zijn schat'. Jij breidt Zijn Vaderschap uit. Dit is het enige wat je werkelijk vreugde geeft; daarom kan niets in deze wereld dat evenaren.

Jezus weet dat dit allemaal nogal vreemd klinkt. Hij zegt dat als je God zou begrijpen, als je jezelf zou begrijpen, en als je je functie echt zou aanvaarden, dit allemaal volkomen logisch zou zijn. Gods wil is ook jouw wil, daarom is het jouw wil om evenals Hij te scheppen.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

7. Een ‘onwillige wil’ heeft geen enkele betekenis, aangezien het een innerlijke tegenspraak is die in feite niets betekent. Wanneer jij denkt dat je onwillig bent om met God te willen, dan ben je niet aan het denken. Gods Wil is Denken. Dat kan niet door denken worden weersproken. God is niet met Zichzelf in tegenspraak, en Zijn Zonen die zijn zoals Hij, kunnen noch zichzelf, noch Hem tegenspreken. Maar hun denken is zo krachtig dat zij zelfs de denkgeest van Gods Zoon kunnen kooien, mochten ze dat verkiezen. Deze keuze maakt zijn functie tot iets onbekends voor de Zoon, maar nooit voor zijn Schepper. En omdat ze voor zijn Schepper niet onbekend is, is ze voor hem eeuwig kenbaar.

 

Jouw wil wil van nature hetzelfde als wat God wil. Hij wil scheppen. Als je niet wilt scheppen (en je zou niet hier zijn als je dat wél zou willen) heb je een 'onwillige wil', wat een innerlijke tegenspraak is, vergelijkbaar met 'droog water' en 'machteloze macht'. In deze staat lijkt je denken (over jezelf en je wil) rechtstreeks in tegenspraak te zijn met die van God. Je lijkt Zijn Gedachte tegen te spreken. Toch kun je dat niet echt. Niets kan God tegenspreken. In feite is dit een toestand van niet-denken. Je denkgeest is leeg. In deze leegte blijft je ware kracht verborgen en je functie onbekend. Maar God kent haar nog steeds, en op een dag zul jij haar ook weer kennen. 

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

8. Er bestaat maar één vraag die jij jezelf moet stellen: ‘Wil ik mijn Vaders Wil voor mij kennen?’ Hij zal die niet verborgen houden. Hij heeft mij die kenbaar gemaakt, omdat ik Hem daarom heb gevraagd en geleerd had van wat Hij al had gegeven. Onze functie bestaat erin samen te werken, omdat we los van elkaar totaal niet kunnen functioneren. De hele macht van Gods Zoon ligt in ons allen, maar niet in een van ons alleen. God wil niet dat wij alleen zijn, omdat Hij niet alleen wil zijn. Daarom heeft Hij Zijn Zoon geschapen en hem de macht gegeven om met Hem te scheppen. Onze scheppingen zijn even heilig als wijzelf en wij, als de Zonen van God Zelf, zijn even heilig als Hij. Door middel van onze scheppingen breiden wij onze liefde uit, en vermeerderen zo de vreugde van de Heilige Drie-eenheid. Jij begrijpt dit niet, want jij die Gods eigen schat bent, beschouwt jezelf niet als waardevol. Uitgaande van die overtuiging kun jij helemaal niets begrijpen.

 

In onze staat van niet-denken en leegte is er slechts één vraag die we onszelf moeten stellen: 'Wat is de functie die God mij gegeven heeft toen Hij mij schiep?' Ook Jezus heeft die vraag gesteld en antwoord gekregen: 'Hij heeft mij die kenbaar gemaakt, omdat ik Hem daarom heb gevraagd'. Nu geeft hij dit antwoord door aan ons: onze functie is ons te verenigen met onze broeders in een enkele, gezamenlijke wil om iets te scheppen dat even zuiver en heilig is als God Zelf. Om onze liefde uit te breiden en zo 'de vreugde van de Heilige Drie-eenheid te vermeerderen'. Jezus benadrukt nogmaals dat wij deze functie niet begrijpen. Het klinkt inderdaad nogal abstract, nietwaar? Het lijkt zo ver af te staan van wat wij kennen. Het is alsof hij een herinnering in ons probeert op te roepen van iets dat alles voor ons betekende, maar dat we totaal zijn vergeten. Evenals in alinea 5 legt hij hier uit hoe dat komt: omdat we denken deze functie niet waard te zijn. We vinden onszelf niet waardevol genoeg om te doen waarover hier gesproken wordt. Als we zouden begrijpen dat we Gods enige schat zijn, zouden we onze scheppende functie volkomen vanzelfsprekend vinden.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

9. Ik deel met God de kennis van de waarde die Hij jou toekent. Mijn toewijding aan jou komt van Hem, en komt voort uit mijn kennis van mezelf en van Hem. Wij kunnen niet gescheiden zijn. Wie God verbonden heeft kunnen niet gescheiden worden, en God heeft al Zijn Zonen met Zichzelf verbonden. Kun jij van je leven en je wezen gescheiden zijn? De reis naar God is slechts het herontwaken van de kennis van wáár jij bent voor altijd, en wát jij bent voor eeuwig. Het is een reis zonder afstand naar een doel dat nooit veranderd is. De waarheid kan alleen worden ervaren. Ze kan niet worden beschreven en niet worden uitgelegd. Ik kan jou bewust maken van de condities die tot de waarheid leiden, maar de ervaring komt van God. Samen kunnen we aan haar condities voldoen, maar de waarheid zal uit zichzelf in jou dagen.

 

Wij hebben er geen idee van hoe waardevol we zijn waardevol genoeg om het eeuwig waardevolle te scheppen. Maar Jezus weet het wel. Hij kent onze waarde omdat hij Gods kennis daarvan met Hem deelt. En God heeft ons voor eeuwig met Jezus verbonden. We kunnen net zomin van hem gescheiden zijn als we gescheiden kunnen zijn van onszelf. Hij leidt ons naar de kennis die we vergeten zijn. Hij maakt ons bewust van de voorwaarden voor het bereiken daarvan.

De zinnen over 'een reis zonder afstand' vormen samen één idee. De waarheid is niet door ons gemaakt. De waarheid wordt niet door ons bepaald. De waarheid is niet door onze denkgeest bedacht. De waarheid wordt niet geconstrueerd door onze woorden. Wij maken geen waarheid. De waarheid is. Ze is altijd precies zo geweest als ze nu is. Daarom is onze reis naar de waarheid een reis zonder afstand. De waarheid is er al, in ons en om ons heen, eeuwig en onveranderlijk. Wanneer ze uiteindelijk in ons daagt, zal ze het meest vanzelfsprekende in het universum zijn. Maar ze kan alleen in ons dagen als we ophouden haar zelf proberen te maken, en haar erkennen als een gave die we ontvangen. 

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

10. Wat God voor jou gewild heeft is van jou. Hij heeft Zijn Wil geschonken aan Zijn schat, wiens schat dit is. Jouw hart is waar jouw schat is, evenals het Zijne. Jij die door God bemind bent, bent volkomen gezegend. Leer dit van mij, en bevrijd de heilige wil van al degenen die even gezegend zijn als jij.

 

Deze alinea draait om een meesterlijke toepassing van de bijbelse uitspraak: 'Waar je schat is, daar zal ook je hart zijn' (Mattheus 6:21). Jezus past deze uitspraak zowel op ons als op God toe. Onze schat is de wil om te scheppen, die God in ons heeft geplaatst. We beseffen het niet, maar dat is waar ons hart werkelijk is. En Gods schat zijn wij. Dat is waar Zijn hart is. Zijn hart ligt voor altijd bij ons. Wat kan dit anders betekenen dan dat we volkomen gezegend zijn? En is dit niet de waarheid waar Jezus ons naartoe leidt? Is dit niet de waarheid die aan het eind van onze reis in ons zal dagen? 

(Toelichtingen door Robert Perry)