Hoofdstuk 21
Rede en waarneming
V. De functie van de rede
Deze paragraaf gaat dieper in op het thema dat in vorige paragraaf werd geïntroduceerd: rede. Vooral voor degenen die geloven dat Een cursus in wonderen tegen denken, intellect en rationaliteit is, is dit een belangrijke tekst.
(Toelichting door Robert Perry)
1. Waarneming selecteert, en maakt de wereld die jij ziet. Ze kiest die letterlijk uit volgens de aanwijzingen van de denkgeest. De wetten van maat, vorm en helderheid zouden wel gelden misschien, als andere zaken gelijk waren. Maar dat zijn ze niet. Want de kans is veel groter dat je datgene zult ontdekken waarnaar je op zoek bent, dan wat je liever negeert. De zachte, stille Stem namens God* wordt niet overstemd door al het schorre gekrijs en zinloos geraas van het ego tegen degenen die Haar wensen te horen. Waarneming is een keuze en geen feit. Maar van deze keuze hangt veel meer af dan jij vooralsnog beseft. Want van de stem die jij verkiest te horen en van de beelden die jij verkiest te zien, is heel je geloof in wat jij bent volkomen afhankelijk. Waarneming getuigt slechts hiervan en nooit van de werkelijkheid. Toch kan ze jou ofwel de voorwaarden laten zien waaronder het mogelijk is je van de werkelijkheid bewust te zijn of die waarbij dat nooit het geval kan zijn.
Het thema 'selectieve waarneming' loopt door de hele Cursus. Wij denken dat we eenvoudig observeren, en misschien meer aandacht besteden aan de dingen die ons opvallen omdat ze helder, kleurrijk, of groot zijn, maar dat is niet zo. Waarneming observeert niet, ze zoekt. We kijken actief naar wat we willen zien, en vermijden zorgvuldig wat we over het hoofd willen zien, ook al is dat helder, kleurrijk of groot. Wat we willen zien is de zondigheid van onze broeders. Wat we willen horen is wat het ego ons vertelt. We hebben er geen idee van hoeveel er afhangt van deze keuze. Ons volledige geloof in wat we zijn is hier afhankelijk van.
(Toelichting door Robert Perry)
2. De werkelijkheid behoeft jouw medewerking niet om zichzelf te zijn. Maar jouw bewustzijn ervan heeft jouw hulp wel nodig, want dat is jouw keuze. Luister naar wat het ego zegt en zie wat het jou maant te zien, en het staat vast dat jij jezelf als nietig, kwetsbaar en bang zult zien. Je zult je depressief en nietswaardig voelen, en gevoelens van tijdelijkheid en onwerkelijkheid ervaren. Je zult geloven dat je hulpeloos ten prooi bent aan krachten die volkomen buiten je controle liggen en veel machtiger zijn dan jij. En je zult denken dat de wereld die jij hebt gemaakt jouw lot bepaalt. Want dat zal je geloof zijn. Maar geloof nooit dat dit, omdat dit jouw geloof is, ook de werkelijkheid maakt.
Toepassing: Denk aan een recente, moeilijke situatie tussen jou en iemand anders. Realiseer je hoe gemakkelijk je denkt aan wat de ander verkeerd deed. Realiseer je vervolgens hoe je overgeleverd lijkt te zijn aan de destructieve kracht die je in de ander ziet. Realiseer je ten slotte dat er veel meer soortgelijke situaties in je leven zijn (geweest) en het eindresultaat daarvan het volgende is:
Ik zie mezelf als nietig, kwetsbaar en bang.
Ik voel me depressief en nietswaardig.
Ik geloof dat ik hulpeloos ten prooi ben aan krachten die volkomen buiten mijn controle liggen en veel machtiger zijn dan ik.
Ik denk dat de wereld die ik heb gemaakt mijn lot bepaalt.
Dat is wat ik geloof, maar dat betekent niet dat het ook de werkelijkheid is.
(Toelichting door Robert Perry)
3. Er is een andere visie en een andere Stem waarin jouw vrijheid ligt, slechts wachtend op jouw keuze. En als jij je geloof in Beide stelt, zul jij in jou een ander zelf zien. Dit andere zelf beschouwt wonderen als natuurlijk. Ze zijn voor dit zelf even gewoon en natuurlijk als ademen voor het lichaam. Ze zijn de voor de hand liggende reactie op een roep om hulp, en de enige die het heeft. Wonderen lijken voor het ego onnatuurlijk, omdat het niet begrijpt hoe gescheiden denkgeesten elkaar kunnen beïnvloeden. Dat kunnen ze ook niet. Maar denkgeesten kunnen niet gescheiden zijn. Dit andere zelf is zich daarvan volmaakt bewust. En dus ziet het in dat wonderen niet iemand anders’ denkgeest beïnvloeden, maar alleen die van hemzelf. Ze veranderen altijd jouw denkgeest. Er is geen andere.
Wanneer we ons geloof stellen in de visie en de Stem van de Heilige Geest, zijn we vrij. Deze visie en deze Stem getuigen van een volkomen ander zelf in ons — het zelf dat zijn heiligheid nooit verloren heeft, en verblijft in het juist gerichte deel van de denkgeest, het domein van de Heilige Geest. Dit deel van de denkgeest ziet wonderen als de natuurlijke reactie op elke vermeende aanval, een reactie die voor de denkgeest even natuurlijk is als ademen is voor het lichaam. Het ego ziet alleen gescheiden lichamen en denkgeesten, maar de Heilige Geest weet dat er slechts één denkgeest is, en wonderen in feite dus alleen onze eigen denkgeest veranderen.
(Toelichting door Robert Perry)
4. Hoezeer het idee van de afscheiding de rede heeft gedwarsboomd is nog niet in zijn volle omvang tot jou doorgedrongen. De rede ligt in het andere zelf dat jij van je bewustzijn hebt afgesneden. En niets wat jij in je bewustzijn hebt laten bestaan is voor rede vatbaar. Hoe kan het gedeelte van de denkgeest dat van rede is verstoken, begrijpen wat rede is, of de informatie vatten die zij geven wil? Allerlei vragen kunnen erin opkomen, maar als de grondvraag afkomstig is van de rede, zal het die niet stellen. Zoals alles wat van de rede afkomstig is, is ook de grondvraag vanzelfsprekend, eenvoudig, en wordt niet gesteld. Maar denk niet dat de rede haar niet zou kunnen beantwoorden.
We zijn trots op ons vermogen om ons gezond verstand te gebruiken, maar zoals wij dat doen is het op z'n best te vergelijken met het krassen van een kind op een nieuwe viool, terwijl echte rede vioolspelen zoals Vehudi Menuhin betekent. Rede is innerlijke gezondheid. Zelfs wanneer ons denkvermogen intellectueel briljant is, mist het nog steeds echt gezond verstand. Innerlijke gezondheid ziet alles precies zoals het is, terwijl ons zogenaamde 'gezonde verstand' weigert om buiten de door het ego vastgestelde grenzen te gaan. Het wil de meest fundamentele vraag: 'Wat als je naar binnen keek en geen zonde zag? (T21.IV.3:1.) niet stellen. Wanneer we echt in contact zouden zijn met de rede, zouden we naar onze boosaardigheid, kleinzieligheid en veroordeling kijken en zeggen: 'hierdoor lijk ik absoluut zondig te zijn, maar wat als ik naar de werkelijke kern van mijn wezen keek en daar geen zonde zou zien?'
(Toelichting door Robert Perry)
5. Gods plan voor jouw verlossing zou zonder jouw wil en jouw instemming niet zijn opgesteld. Het moet wel door Gods Zoon zijn aanvaard, want wat God voor hem wil, ontvangt hij beslist. Want los van hem wil God niets, en de Wil van God wacht evenmin op de tijd om te kunnen worden volbracht. Daarom moet wat zich met de Wil van God verbonden heeft nu in jou aanwezig zijn, daar het eeuwig is. Jij moet een plaats gereserveerd hebben waar de Heilige Geest verblijven kan, en waar Hij ook is. Hij moet daar al zijn sinds de behoefte aan Hem is ontstaan en in datzelfde ogenblik werd vervuld. Dat zou jouw rede je vertellen, als je zou luisteren. Maar dat is duidelijk niet de redenering van het ego. De voor het ego wezensvreemde aard van je rede is het bewijs dat je het antwoord daar niet vinden zult. Maar als het zo moet zijn, dan moet het wel bestaan. En als het voor jou bestaat, en jouw vrijheid als doel kreeg toegewezen, moet jij vrij zijn om het te vinden.
Toepassing: Hier zien we een weergave van werkelijke rede. Ik zal proberen om de hier gepresenteerde redeneringsketen te reconstrueren. Het is een reeks premissen, en conclusies die daar logischerwijze uit voortkomen. Kijk of je elke premisse kunt aanvaarden, en realiseer je dat je, als je dat doet, de conclusies die daaruit voortkomen eveneens hebt aanvaard.
Premisse: God wil niets los van jou, Zijn Zoon. (Kun je dit aanvaarden?)
Conclusie: Daarom ontvang je beslist wat God voor jou wil. (Als je de premisse hebt aanvaard, heb je deze conclusie eveneens aanvaard).
Premisse: God heeft een plan opgesteld voor jouw verlossing. (Kun je dit aanvaarden?)
Conclusie: Daarom moet dat plan ook door jou zijn gewild en heb je ermee ingestemd.
Premisse: Gods Wil wacht niet op de tijd, hij wordt onmiddellijk en eeuwig vervuld. (Kun je dit aanvaarden?)
Conclusie 1: Daarom werd Zijn plan in jou volbracht op hetzelfde moment waarop jij je ermee verenigde. (Tenzij je het niet eens bent met de bovenstaande premissen, heb je al ingestemd met deze conclusie).
Conclusie 2: En daarom moet de plaats waarin jij je met Zijn plan verenigde ook in jou zijn. (Probeer dit bij je binnen te laten komen, want door de voorgaande premissen te aanvaarden, heb je deze conclusie eveneens aanvaard).
Premisse: De Heilige Geest maakt vanaf het begin deel uit van Gods verlossingsplan. (Kun je dit aanvaarden?)
Conclusie 1: Daarom moet er een plaats in jou zijn waar je de Heilige Geest ontvangen hebt en je met Hem hebt verenigd.
Conclusie 2: En die plaats moet in jou zijn geweest vanaf het moment dat de Heilige Geest aan je werd gegeven tot aan het huidige moment. (Probeer ook dit bij je binnen te laten komen, want door het aanvaarden van de voorgaande premissen heb je ook deze aanvaard).
Als je deze premissen aanvaard, leiden ze tot een enkele, eenvoudige conclusie: er is een plaats in jou waar Gods plan voor jouw verlossing nú is volbracht en altijd volbracht is geweest. Deze plaats is het juist gerichte deel van je denkgeest. Kun je dit aanvaarden? Realiseer je dat je dit, tenzij je een probleem hebt met een of meerdere van de bovenstaande premissen, al hebt aanvaard.
Waarom zou Jezus zo zijn best doen om ons naar deze conclusie te leiden: dat er een plaats in ons is waar we het doel van heiligheid reeds bereikt hebben? Omdat hier het antwoord van de rede te vinden is op de vraag: 'Is het echt waar dat ik, als ik naar binnen kijk, geen zonde zal zien?'
(Toelichting door Robert Perry)
6. Gods plan is eenvoudig: het is geen gesloten circuit en ondermijnt zichzelf nooit. Hij heeft geen andere Gedachten dan die welke het Zelf uitbreiden, en hierin moet jouw wil wel opgenomen zijn. Er moet dus een deel van jou zijn dat Zijn Wil kent en die deelt. Het heeft geen zin te vragen of wat zo moet zijn, zo is. Maar het heeft wel zin te vragen waarom jij je niet bewust bent van wat zo is, want dit moet worden beantwoord, wil Gods plan voor jouw verlossing compleet zijn. En het moet wel compleet zijn, omdat zijn Bron geen incompleetheid kent.
Hier zien we nog méér rede. Gods plan voor onze verlossing is geen gesloten circuit en niet zelfvernietigend. Zijn Gedachten breiden het Zelf uit, en onze wil is een van Zijn Gedachten. Daarom moet er wel een plaats in ons zijn die een uitbreiding is van Zijn Wil, die één is met Zijn Wil. Het heeft geen zin om te vragen waarom dat zo is, het moet wel zo zijn. Het heeft wel zin om te vragen waarom we ons niet van deze plaats bewust zijn.
(Toelichting door Robert Perry)
7. Waar zou het antwoord anders zijn dan in de Bron? En waar ben jij anders dan waar ditzelfde antwoord is? Jouw Identiteit, die net als het antwoord evenzeer een waarachtig Gevolg is van deze zelfde Bron, moet dus wel tezamen en dezelfde zijn. Zeker, jij weet dit, en meer dan dit alleen. Maar elk deel van kennis vormt evenzeer als het geheel een bedreiging voor dissociatie. En met elk deel komt het geheel. Dit is het deel dat jij kunt accepteren. Wat de rede aanwijst kun je zien, omdat de getuigen ten gunste van haar duidelijk zijn. Alleen de volslagen krankzinnigen kunnen die negeren, en aan dat punt ben jij voorbij. De rede is een middel dat het doel van de Heilige Geest dient uit hoofde van zichzelf. Ze krijgt niet, zoals de andere, vanuit het doel van de zonde een nieuwe interpretatie en een nieuwe richting. Want de rede valt buiten het assortiment van egomiddelen.
Het antwoord op de vraag 'waarom ben ik mij niet bewust van de plaats in mezelf waar Gods verlossingsplan reeds is volbracht? is te vinden in God, waar ook onze werkelijke identiteit is. We weten dit allemaal al, en we hoeven alleen maar een deel daarvan te aanvaarden, omdat elk deel het geheel met zich meebrengt. Rede biedt ons het beetje dat we op dit moment kunnen aanvaarden. Dat is nog geen kennis, maar in elk geval een weerspiegeling daarvan, die de weg naar het geheel opent.
(Toelichting door Robert Perry)
8. Geloof, waarneming en overtuiging kunnen misplaatst zijn, en evengoed de noden van de grote misleider dienen als de waarheid. Maar de rede heeft in de waanzin totaal geen plaats, en kan ook niet passend worden gemaakt om het doel daarvan te dienen. Geloof en overtuiging zijn sterk in waanzin, en leiden de waarneming naar wat de denkgeest van waarde heeft geacht. Maar de rede begeeft zich hier allerminst in. Want mocht de rede worden aangewend, dan zou de waarneming onmiddellijk wegvallen. Er is geen rede in krankzinnigheid, want die berust volledig op de afwezigheid van rede. Het ego maakt er nooit gebruik van, want het beseft niet dat ze bestaat. Voor de gedeeltelijk krankzinnigen is ze bereikbaar, en zij alleen hebben er behoefte aan. Kennis is er niet op aangewezen, en waanzin sluit haar uit.
De 'grote misleider' is het ego, dat geloof, waarneming en overtuiging misbruikt voor zijn eigen doel van zonde. Rede is echter de correctie van zonde en kan niet door het ego worden gebruikt, omdat het niet weet dat ze bestaat. Onze waarneming wordt bepaald door 'wat de denkgeest van waarde heeft geacht'. Met andere woorden: de denkgeest kiest wat waardevol is, en wat we vervolgens waarnemen. Dat we een wereld zien betekent dat onze denkgeest waarde heeft toegekend aan afscheiding. Rede helpt ons een andere keuze te maken, waardoor eerst ware waarneming ontstaat — de werkelijke wereld — en waarneming vervolgens volledig verdwijnt, samen met het ego.
(Toelichting door Robert Perry)
9. Dat deel van de denkgeest waar de rede zich bevindt, werd door jouw wil in eendracht met die van je Vader aan het ongedaan maken van krankzinnigheid gewijd. Hier werd het doel van de Heilige Geest tegelijk en terstond aanvaard én volbracht. De rede is wezensvreemd aan krankzinnigheid, en zij die er gebruik van maken hebben een middel verworven dat niet voor zonde kan worden aangewend. Kennis gaat elke soort verworvenheid verre te boven. Maar de rede kan dienen om deuren te openen die jij voor haar gesloten hebt.
Rede bevindt zich in het juist gerichte deel van de denkgeest, dat zich verenigd heeft met Gods Wil, Zijn verlossingsplan heeft aanvaard, en de Heilige Geest heeft binnengelaten. Rede is wat we nu nodig hebben. Kennis heeft haar niet nodig, maar wij hebben haar nodig omdat ze deuren opent die we gesloten hadden voor kennis.
(Toelichting door Robert Perry)
10. Je bent dit heel dicht genaderd. Geloof en overtuiging zijn verschoven, en jij hebt de vraag gesteld die het ego nooit zal stellen. Vertelt jouw rede jou nu niet dat de vraag wel afkomstig geweest moet zijn van iets wat jij niet kent, maar jou onmiskenbaar toebehoort? Geloof en overtuiging, geschraagd door de rede, kunnen niet anders dan tot een veranderde waarneming leiden. En door deze verandering is er ruimte gemaakt voor visie. Visie breidt zich uit buiten zichzelf, zo ook het doel dat ze dient en alle middelen om dat te bereiken.
Rede ligt nu binnen handbereik om de vraag te beantwoorden: 'Wat als ik naar binnen kijk en geen zonde zie?' Want deze vraag komt voort uit de rede. Er is niets anders waar ze uit voort kan komen. Dit betekent dat we nu in staat zijn om ons geloof en overtuiging te laten leiden door de rede, zodat ze worden toegewijd aan de waarheid en een nieuwe waarneming opleveren. Deze nieuwe waarneming geeft ruimte aan visie. En visie leidt ons voorbij zichzelf naar datgene wat niet kan worden beschreven omdat er geen woorden voor zijn.
(Toelichting door Robert Perry)
* NBG heeft in 1Kon.19:12: ‘… het suizen van een zachte koelte.’ KBS houdt het op een ‘zachte bries’, waar de King James ‘a still, small voice’ heeft, hetgeen hier in de Engelse tekst is geciteerd.