Hoofdstuk 14

Onderwijzen ten gunste van de waarheid

I. De voorwaarden om te kunnen leren

 

1. Als jij gezegend bent en dat niet weet, dien je te leren dat dit beslist zo is. Dit weten wordt niet onderwezen, maar de voorwaarden ervoor moeten worden verworven omdat juist die verworpen zijn. Jij kunt leren zegenen, maar je kunt niet geven wat jij zelf niet hebt. Als je dus een zegen geeft, moet die wel eerst tot jou gekomen zijn. Je moet die bovendien als de jouwe hebben aanvaard, want hoe zou je die anders weg kunnen geven? Dat is de reden waarom wonderen jou het bewijs leveren dat je gezegend bent. Als wat je aanreikt totale vergeving is, dan moet jij schuld hebben losgelaten, de Verzoening voor jezelf hebben aanvaard en hebben geleerd dat jij schuldeloos bent. Hoe zou jij kunnen leren wat voor jou is gedaan zonder dat je dit wist, tenzij jij doet wat je zou moeten doen als het daadwerkelijk voor jou was gedaan?

 

Toepassing : Hier zien we de logica van de Heilige Geest aan het werk.

Denk aan een moment waarop je het gevoel had dat je iemand werkelijk zegende, door hem stilzwijgend te laten merken dat hij liefde waard was.

En sta dan stil bij de volgende zinnen:

Ik kan niet geven wat ik zelf niet heb.

De zegen die ik gegeven heb, moet ik dus eerst zelf hebben ontvangen, en als de mijne hebben aanvaard, want hoe had ik deze anders weg kunnen geven?

Als ik totale vergeving heb aangereikt de bevestiging van schuldeloosheid moet ik mijn eigen schuld hebben losgelaten.

Ik wist niet dat ik dit had gedaan, maar door te doen wat ik zou doen als ik dat wel zou weten, leer ik dat het voor mij is gedaan en dat ik het heb aanvaard.

 

Zoals we reeds vele malen hebben gezien is dit de kern van het proces van Een cursus in wonderen. We schenken wonderen, wat in feite het communiceren van vergeving is, de bevestiging van schuldeloosheid. Dit onthult de onschuld die we in werkelijkheid zijn, maar waarvan we ons niet bewust zijn. Daarom moeten we dit leren. We leren dat we onschuldig zijn door anderen te vergeven; we leren dat we gezegend zijn door anderen te zegenen. We leren de voorwaarden voor kennis, totdat we ontwaken tot de absolute kennis dat we eeuwig gezegend zijn in de Hemel.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

2. In een richtingloze wereld die uit ontkenning is opgebouwd is een indirect bewijs van de waarheid noodzakelijk. Je zult de noodzaak hiervan inzien als je beseft dat ontkennen de beslissing is om niet te kennen. De logica van de wereld moet daarom wel tot niets leiden, want het doel ervan is niets. Als jij besluit niets dan een droom te hebben, te geven en te zijn, dan is het onvermijdelijk dat jij je gedachten tot vergetelheid leidt. En als je alles hebt en geeft en bent, en dit alles is ontkend, dan is je denksysteem afgesloten en volledig van de waarheid afgescheiden. Dit is een waanzinnige wereld, en onderschat de omvang van haar waanzin niet. Er is geen gebied van jouw waarneming dat ze niet heeft aangeraakt, en jouw droom is jou heilig. Dat is de reden dat God de Heilige Geest in jou heeft geplaatst, daar waar jij de droom een plaats hebt gegeven.

 

In de vorige alinea vertelde Jezus ons dat we weten dat we gezegend zijn wanneer we anderen zegenen. Want we kunnen alleen iets geven wat we zelf eerst ontvangen hebben. Het zegenen van onze broeders is dus een indirect bewijs van ons eigen gezegend-zijn.

Dit is de manier waarop de Heilige Geest met ons werkt. Hij moet de kennis van wat we ontvangen hebben indirect brengen omdat ons egodenksysteem ons afsluit voor kennis. Als iemand de deur voor je neus dichtgooit, is dat niet het juiste moment om op die deur te gaan bonzen, maar voor een minder directe benadering. Het eerstvolgende dat bij de deur verschijnt, moet jij niet zijn, maar een bosje bloemen.

De deur dichtgooien voor ons gezegend-zijn is waanzin. Dan wijden we ons toe aan het bereiken van niets, van totale vergetelheid. Kunnen we niet beter de mogelijkheid om alles te hebben, te geven en te zijn vriendelijk begroeten als deze op onze deur klopt? 

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

3. Zien is altijd naar buiten gericht. Waren je gedachten helemaal van jou, dan zou het denksysteem dat jij gemaakt hebt voor eeuwig duister zijn. De gedachten die de denkgeest van Gods Zoon projecteert of uitbreidt hebben alle macht die hij eraan toekent. De gedachten die hij deelt met God gaan zijn overtuigingen te boven, maar die welke hij gemaakt heeft zijn zijn overtuigingen. En juist díe zijn het, en niet de waarheid, die hij verkozen heeft te verdedigen en lief te hebben. Ze zullen hem niet worden ontnomen. Maar ze kunnen door hem worden opgegeven, want de Bron van het ongedaan maken daarvan ligt in hem. Niets in de wereld kan hem leren dat de logica van de wereld volslagen waanzin is en naar niets leidt. Maar in hem die deze waanzinnige logica heeft gemaakt, is Iemand aanwezig die weet dat ze naar niets leidt, omdat Hij alles weet.

 

Doordat we naar buiten kijken, zien we alleen de uiterlijke weerspiegelingen van onze innerlijke overtuigingen. En deze weerspiegelingen versterken die overtuigingen, omdat we geloven dat ze werkelijk zijn. Daarom kan niets in de wereld ons leren dat we een waanzinnige logica hebben ontwikkeld. Onze enige hoop is iemand die een ander soort gedachten in onze denkgeest introduceert, die ons een ander soort wereld laat zien. Die Iemand is de Heilige Geest. 

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

4. Elke richting die jou leidt waar de Heilige Geest jou niet leidt, voert nergens heen. Al wat jij ontkent waarvan Hij weet dat het waar is, heb jij jezelf ontzegd, en daarom moet Hij jou leren dat niet te ontkennen. Ongedaan maken is indirect, net zoals doen dat is. Jij werd alleen geschapen om te scheppen, niet om te zien of te doen. Dat zijn slechts indirecte uitingen van de levenswil, die belemmerd werd door de wispelturige en onheilige gril van dood en moord, die jouw Vader niet met jou deelt. Jij hebt jezelf tot taak gesteld te delen wat niet kan worden gedeeld. En zolang jij het voor mogelijk houdt dit te leren, zul jij al wat je zou kunnen leren, niet geloven.

 

Wanneer we een andere richting uitgaan dan de Heilige Geest, denken we misschien dat we naar de hel gaan. Of misschien juist naar een pretpark. Maar we gaan naar geen van beide, we gaan nergens heen. We verspillen veel energie om achter niets aan te jagen. We ontzeggen onszelf wat we zouden kunnen hebben.

Het is de taak van de Heilige Geest om onze ontkenning ongedaan te maken. In de paragraaf 'Hoe God herinnerd wordt' zegt Jezus dat we de ontkenning van de waarheid moeten ontkennen (T12.II.1:5). Dit is weer een voorbeeld van de indirecte benadering van de Heilige Geest.

Als Hij direct zou zijn, zou Hij zeggen: 'Bevestig de waarheid', maar Hij weet dat we dat niet zouden doen. In deze wereld is niet alleen ongedaan maken indirect, maar ook zien en doen, omdat we daar niet voor geschapen zijn. Onze wil om te scheppen is echter geblokkeerd door de 'gril van dood en moord' van het ego. Daardoor kan onze wil om te scheppen niet meer rechtstreeks worden gedeeld, maar alleen indirect.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

5. De Heilige Geest moet Zijn onderwijs dan ook beginnen met jou te laten zien wat jij nooit kunt leren. Zijn boodschap is niet indirect, maar Hij moet de simpele waarheid in een denksysteem invoeren dat zo verwrongen en complex is geworden dat je niet kunt zien dat het niets betekent. Hij kijkt alleen naar het fundament ervan, en wijst dat van de hand. Maar jij die wat je hebt gemaakt niet ongedaan kunt maken en evenmin kunt ontkomen aan de zware last van de dofheid die jouw denkgeest bezwaart, kunt er niet doorheen kijken. Het misleidt je, omdat jij besloten hebt jezelf te misleiden. Zij die ervoor kiezen zich te laten misleiden, zullen een directe aanpak alleen maar aanvallen, want die lijkt in de misleiding binnen te breken en naar haar uit te halen.

 

Om ons ertoe te bewegen onze ontkenning ongedaan te maken, moet de Heilige Geest ons deze ontkenning laten zien zoals ze is. Hij moet ons laten zien dat we in feite kiezen voor niets. Hij moet ons laten zien dat de dromen die we najagen luchtkastelen zijn. Hij ziet dit duidelijk, maar wij niet: 'jij kunt er niet doorheen kijken'. Hij moet dus ook hier weer indirect zijn, omdat we een directe benadering zouden afwijzen. In plaats van ons rechtstreeks te vragen onze scheppende functie op ons te nemen in het Koninkrijk van onze Vader, moet hij aan de andere kant beginnen, door ons de nietsheid van ons koninkrijk te laten zien. Pas wanneer we ons dat realiseren zullen we bereid zijn om het los te laten en iets anders te aanvaarden.

(Toelichtingen door Robert Perry)