6. Staat genezing vast?
1. Genezing staat altijd vast. Het is onmogelijk illusies naar de waarheid te laten brengen en de illusies alsnog te behouden. De waarheid toont aan dat illusies geen waarde hebben. De leraar van God heeft de correctie van zijn vergissingen in de denkgeest van de zieke gezien en die erkend als wat ze is. Door de Verzoening voor zichzelf te aanvaarden, heeft hij die ook voor de zieke aanvaard. Maar wat als de zieke ziekte gebruikt als een manier van leven, in de overtuiging dat genezing de weg is naar de dood? Wanneer dit het geval is, zou een plotselinge genezing hem in een diepe depressie en in zo’n intens gevoel van verlies kunnen storten dat de zieke zelfs zou kunnen proberen zichzelf te vernietigen. Omdat hij niets heeft om voor te leven, vraagt hij wellicht om de dood. Om hem te beschermen moet genezing dan wachten.
2. Genezing zal zich altijd afzijdig houden wanneer die als een bedreiging wordt gezien. Zodra ze welkom is, is ze er. Waar genezing gegeven is, zal ze worden ontvangen. En wat betekent tijd ten overstaan van de gaven van God? We hebben in het tekstboek menigmaal naar de schatkamer verwezen waar de schatten op gelijke wijze voor gever en ontvanger van Gods gaven liggen opgetast. Er gaat er niet één verloren, want ze kunnen alleen maar toenemen. Geen enkele leraar van God zou zich teleurgesteld moeten voelen als hij genezing heeft aangeboden en deze schijnbaar niet ontvangen is. Het is niet aan hem te beoordelen wanneer zijn geschenk aanvaard zou moeten worden. Laat hij er zeker van zijn dat het ontvangen is, en erop vertrouwen dat het zal worden aanvaard zodra het als een zegen en niet als een vloek wordt gezien.
3. Het is niet de functie van Gods leraren om het resultaat van hun geschenken te beoordelen. Het is slechts hun functie ze te geven. Als ze dat eenmaal hebben gedaan, hebben ze ook het resultaat gegeven, want dat maakt deel uit van het geschenk. Niemand kan geven als hij zich bekommert om het resultaat van zijn geven. Dat legt een beperking op aan het geven zelf, en gever noch ontvanger heeft dan het geschenk. Vertrouwen maakt een wezenlijk onderdeel uit van geven; het is in feite het deel dat het mogelijk maakt met elkaar te delen, het deel dat garandeert dat de gever niet zal verliezen, maar alleen winnen. Wie geeft een geschenk en blijft er dan bij aanwezig om erop toe te zien dat het gebruikt wordt zoals het de gever goeddunkt? Dat is geen geven maar gevangennemen.
4. Juist het opgeven van alle bekommernis over het geschenk zorgt ervoor dat het waarlijk wordt gegeven. En juist het vertrouwen maakt waarlijk geven mogelijk. Genezing is de verandering in denken die de Heilige Geest in de denkgeest van de zieke voor hem zoekt. En het is de Heilige Geest in de denkgeest van de gever die hem het geschenk geeft. Hoe kan het dan verloren gaan? Hoe kan het dan vruchteloos zijn? Hoe kan het dan verspild worden? Gods schatkamer kan nooit leeg zijn. En als maar één geschenk ontbreekt, dan zou hij niet vol zijn. Maar zijn volheid wordt door God gegarandeerd. Waarom zou een leraar van God zich dan bekommeren om wat er met zijn geschenk gebeurt? Wie kan in deze heilige ruil, door God aan God gegeven, minder dan alles ontvangen?