50 principes van wonderen
Principe 19
Wonderen verenigen denkgeesten in God. Ze zijn aangewezen op samenwerking omdat het Zoonschap de som is van al wat God geschapen heeft. Wonderen weerspiegelen daarom de wetten van de eeuwigheid, niet van de tijd.
In feite betekent dit dat wonderen het bewustzijn van onze eenheid in God in onze denkgeest herstellen. Wonderen maken ons niet één in God, ze herinneren ons eraan dat we een zijn in Hem. Het sleutelidee in het denksysteem van het ego en in de manier waarop het waarneemt, is dat we afgescheiden zijn. Als ik geloof dat mijn lichaam ziek is, maak ik het lichaam werkelijk en daarmee het doel van het lichaam: afscheiding. En als ik van streek raak omdat jij ziek bent, doe ik precies hetzelfde.
"Ze zijn aangewezen op samenwerking omdat het Zoonschap de som is van al wat God geschapen heeft". Deze zin geeft uiting aan hetzelfde idee: samenwerken betekent dat je je met iemand verenigt. En het Zoonschap van God is één.
Wat de Cursus vaak over zichzelf zegt, behalve dat hij tijd bespaart, is dat hij eenvoudig is (bijvoorbeeld in T11.VIII.1:1; T15.IV.6:1). Dat betekent niet dat hij gemakkelijk is. Hij is eenvoudig omdat hij alles op dezelfde manier ziet. Alle problemen zijn hetzelfde, alle mensen zijn hetzelfde. Op het niveau van de denkgeest zijn wij met elkaar verenigd. Daarom is ook de oplossing voor alle problemen hetzelfde.
Vraag: Geldt dat ook voor mensen die vóór ons hebben geleefd?
Antwoord: Jazeker. Relaties zijn niet iets van het lichaam. Je kunt dus nog een betekenisvolle relatie hebben met iemand die je na stond en die is overleden.
"Wonderen weerspiegelen daarom de wetten van de eeuwigheid, niet van de tijd." Hier hebben we het woord "weerspiegelen" weer. Het wonder volgt de wetten van de eeuwigheid niet, omdat de eeuwigheid niets te maken heeft met de wereld van de tijd. Het wonder is alleen maar nodig in de wereld van de tijd en weerspiegelt de wetten van de eeuwigheid, die zeggen dat we allen één zijn — en wel hier en nu.