4.   Wat zijn de eigenschappen van Gods leraren?

IV. Zachtmoedigheid

 

1. Kwetsen is voor Gods leraren onmogelijk. Ze kunnen kwetsen noch gekwetst worden. Kwetsen is het resultaat van oordelen. Het is de oneerlijke daad die volgt op een oneerlijke gedachte. Het is een vonnis van schuld uitgesproken over een broeder en daardoor over zichzelf. Het is het einde van vrede en de weigering te leren. Het toont aan dat Gods leerplan afwezig is en door waanzin vervangen. Er is geen leraar van God die niet moet leren – en wel tamelijk vroeg in zijn opleiding – dat de neiging om te kwetsen zijn functie volledig uit zijn bewustzijn wist. Het zal hem verward, angstig, kwaad en wantrouwig maken. Het zal het hem onmogelijk maken de lessen van de Heilige Geest te leren. Ook kan Gods Leraar in het geheel niet worden gehoord, behalve door degenen die beseffen dat met kwetsen in feite niets kan worden bereikt. Er kan niets mee worden gewonnen.

 

2. Daarom zijn de leraren van God volkomen zachtmoedig. Ze hebben de kracht van de zachtmoedigheid nodig, want juist hierdoor wordt de functie van verlossing gemakkelijk. Voor hen die willen kwetsen, is dit onmogelijk. Voor hen voor wie kwetsen geen betekenis heeft, is het niet meer dan iets natuurlijks. Welke andere keuze dan deze heeft betekenis voor hen die innerlijk gezond zijn? Wie kiest er de hel als hij een weg naar de Hemel ziet? En wie zou er de zwakheid kiezen die onvermijdelijk uit kwetsen voortvloeit, in plaats van de onfeilbare, alomvattende en grenzeloze kracht van de zachtmoedigheid? De macht van Gods leraren schuilt in hun zachtmoedigheid, want ze hebben begrepen dat hun kwade gedachten noch van Gods Zoon, noch van zijn Schepper afkomstig waren. Aldus hebben zij hun gedachten verenigd met Hem die hun Bron is. En zo is hun wil, die altijd die van Hemzelf was, vrij om zichzelf te zijn.